Vooys. Jaargang 34
(2016)– [tijdschrift] Vooys– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 76]
| |||||||||||||||||||
Jeanette den Toonder en Annique Garnier
| |||||||||||||||||||
[pagina 77]
| |||||||||||||||||||
In dit artikel zullen we nader ingaan op het zich ontwikkelende transnationalisme in de Franstalige literatuur. Hierbij komen verschillende categorieën van transnationale literatuur aan bod die meteen ook aanleiding geven tot een kritische reflectie op het begrip. Beargumenteerd zal worden dat de problematische aspecten van transnationalisme ondervangen kunnen worden door de focus te verleggen van natie naar cultuur, waarmee het begrip transculturaliteit van belang wordt. Het gaat hierbij om het dynamische proces van ontmoetingen tussen culturen waarbij niet het vervagen van geografische grenzen, maar de wederzijdse beïnvloeding van culturen centraal staat. Bij deze ontmoeting van culturen vervullen schrijvers een belangrijke rol als culturele mediator, omdat ze de specifieke situaties van groepen met uiteenlopende culturele achtergrond kunnen verwoorden. Van essentieel belang is dat auteurs zich daarbij tussen verschillende talen bewegen. In haar boek Translingual identities (2013) stelt Tamar Steinitz dat ‘[t]he movement between languages internalizes and reflects both the freedom associated with geographical mobility and the emotional price it inevitably entails’. (186) Deze talige mobiliteit in literatuur wordt weergegeven door de term literary translingualism. In de introductie bij een themanummer van het tijdschrift L2 Journal (2015) definieert Steven G. Kellman translinguale literatuur als volgt: ‘texts by authors using more than one language or a language other than their primary one.’Ga naar voetnoot3 (1) De bewuste keuze van het schrijven in een taal die niet de moedertaal is, is cruciaal voor de brugfunctie die migrantenauteurs kunnen vervullen. Tegelijkertijd vormt taal een intrinsiek onderdeel van collectieve en individuele identiteit en is de situatie van transnationale migranten die meertalig zijn bijzonder interessant om de relatie tussen cultuur en identiteit beter te doorgronden. In dit artikel zullen we daarom nader ingaan op de rol van het translingualisme in een drietal werken van migrantenschrijfsters in Frankrijk. | |||||||||||||||||||
Transnationale literatuurIn zijn beroemd geworden studie Imagined Communities (1983) geeft Benedict Anderson aan dat: ‘regardless of the actual inequality and exploitation that may prevail in each [nation and community], the nation is always conceived as a deep, horizontal comradeship.’ (7) Hoewel deze opvatting van de natie het begrip van gemeenschap (community) goed samenvat, wordt het sociale en culturele leven van het individu echter steeds minder beperkt tot de grenzen van de natie en steeds meer door transnationale netwerken en migratie. Hierin schuilt ook meteen de paradox van het | |||||||||||||||||||
[pagina 78]
| |||||||||||||||||||
fenomeen transnationalisme. Het zet vraagtekens bij de levensvatbaarheid van de natie, maar voert ook steeds weer terug naar nationale cultuur als de ultieme manier om het transnationale te duiden. Het feit dat het woord natie onderdeel vormt van de term transnationalisme, geeft aan dat er nog steeds gedacht wordt vanuit het nationale perspectief. Arif Dirlik stelt dan ook dat we te maken hebben met iets als een ‘transnationalized national society’ waarin de diversiteit binnen een nationale samenleving centraal staat, en niet de grensoverschrijdende verbanden die de natie ontstijgen. (2002: 216) Deze transnationalisatie zorgt ook voor een vernieuwing in de literatuur, die traditioneel beschouwd en bestudeerd wordt als onderdeel van een nationale cultuur. Zoals literatuur, en met name de roman, een belangrijke rol speelde tijdens de opkomst van naties en nationale identiteit, zo krijgen ook de veranderingen in de globaliserende maatschappij vorm in het literaire werk.Ga naar voetnoot4 Bij de totstandkoming van nationale identiteiten werd de roman ingezet als kunstvorm die de homogeniteit van een samenleving benadrukte door de wereld vanuit één leidend perspectief te beschouwen. Daarbij vormde de gestandaardiseerde taal een bindend element. (Brennan 1990: 49) Transnationale literaturen worden daarentegen gekenmerkt door heterogeniteit waarbij verschillende culturen elkaar ontmoeten en elkaar wederzijds beïnvloeden. De literaire tekst functioneert als het ware als een contactzone. Ook de rol van taal is wezenlijk anders dan in de nationale roman. Zelfs wanneer het boek geschreven is in de meerderheidstaal moet er vaak een vertaalslag gemaakt worden binnen de taal, omdat bijvoorbeeld veel idioom gebruikt wordt dat verwijst naar de moedertaal of omdat er regelmatig verwijzingen zijn naar de culturele achtergrond van de auteur.Ga naar voetnoot5 Chahdortt Djavann, een van oorsprong Iraanse schrijfster die in 1993 naar Frankrijk emigreerde en zichzelf de Franse taal aanleerde, refereert in haar werk bijvoorbeeld regelmatig aan het Perzisch door het aanhalen van spreekwoorden of Iranese poëzie. Er zijn verschillende categorieën te onderscheiden in de transnationale literatuur. Twee daarvan zijn postkoloniale literatuur en migrantenliteratuur.Ga naar voetnoot6 In de Franstalige literatuur is Verre cassé (2005) van Alain Mabanckou een mooi voorbeeld van de eerste categorie. De hoofdpersoon en verteller bevindt zich in een bar in Brazzaville, de hoofdstad van de Republiek Congo, en vertelt de verhalen van de trouwe bezoekers | |||||||||||||||||||
[pagina 79]
| |||||||||||||||||||
van deze bar. Deze verhalen zitten vol culturele verwijzingen, waarbij de vertelwijze, die gebaseerd is op kenmerken van orale literatuur en doet denken aan de stijl van Rabelais, zich zonder problemen mengt met intertekstuele verwijzingen naar auteurs en teksten uit de Afrikaanse, Frans Antilliaanse en Franse auteurs zoals Camara Laye, Aimé Césaire en Marcel Proust. Verschillende literaire tradities komen in Verre cassé met veel humor en ironie samen, waardoor de hegemonie van de Europese koloniale overheerser op losse schroeven wordt gezet en een situatie van wederzijdse beïnvloeding wordt gecreëerd. De tweede categorie die we hier uitgebreider willen noemen, die van migrantenliteratuurGa naar voetnoot7, is nauw verbonden met de eerste, omdat migratie in grote mate een gevolg is van kolonisatie en dekolonisatie. Het verschil richt zich met name op een verschuiving van de ‘tegenstem’, die centraal staat in postkoloniale literatuurGa naar voetnoot8, naar de bovengenoemde brugfunctie die migrantenschrijvers vervullen. In hun boeken staan diversiteit en métissage centraal, ofwel de hybride identiteitGa naar voetnoot9 van personages die zich, als product van de koloniale periode, tussen twee culturen bevinden. In deze situatie van het entre-deux speelt nationale identiteit geen rol meer, omdat de confrontatie met de ander leidt tot het vormen van een nieuwe, transculturele identiteit. De romans van migrantenschrijvers laten zien dat dit proces moeizaam verloopt, en vaak begint met eenzaamheid en een identiteitscrisis. In de romans van Fatou Diome bijvoorbeeld beleven veel personages van Afrikaanse afkomst een cultuurschok wanneer ze in Frankrijk arriveren. Juist door hun bestaan tussen culturen te accepteren, lukt het sommige - in het werk van Diome meestal vrouwelijke - personages om een nieuw leven en een nieuwe identiteit op te bouwen. Binnen de Franse literatuur zijn schrijvers als Diome en Mabanckou lange tijd gemarginaliseerd als gevolg van de traditie waarin Parijs als literair en cultureel centrum fungeerde. Het begrip transnationalisme, in het Franse literaire veld vooral benoemd door middel van de term francofone literatuur, zorgde ervoor dat sinds het eind van de jaren 1980 het belang werd erkend van het werk van postkoloniale critici. Hiertoe behoren bijvoorbeeld de uit Martinique afkomstige criticus Frantz Fanon en de Tunesische schrijver Albert Memmi die hun werken Peau noire, masques blancs en Portrait du colonisé, précédé par Portrait du colonisateur al in de jaren vijftig publiceerden. Ondanks de aandacht voor Franstalige auteurs buiten Frankrijk, leidde het transnationale perspectief niet tot het doorbreken van koloniale praktijken: la mère patrie (het moederland) | |||||||||||||||||||
[pagina 80]
| |||||||||||||||||||
bleef volgens velen toch nog steeds zelf het centrum van la francophonie. Een werkelijke doorbraak wordt wel tot stand gebracht wanneer de Franstalige werken van schrijvers die van elders afkomstig zijn worden beschouwd als transculturele literatuur. De nadruk ligt hierbij namelijk niet zozeer op het overschrijden van nationale (geografische) grenzen, maar op het oversteken naar andere culturen, waarbij een ontmoeting tussen deze culturen tot stand komt. Van belang is de voortdurende beweging van individuen en groepen die zich bewust zijn van hun diversiteit en veranderende identiteit. Lionnet omschrijft dit als ‘the act of traversing, of going through existing cultural territories’, waardoor die verschillende culturele gebieden met elkaar worden verbonden in een netwerk dat voortdurend in beweging is. (Lionnet 1992/1993: 104) Culturele pluriformiteit is inherent aan de samenleving van de eenentwintigste eeuw, en kenmerkt ook het individu dat verschillende culturen in zich verenigt. We moeten hier niet denken in termen van een samensmelting van culturen, maar aan een veelheid aan netwerken en werelden die elkaar voortdurend beïnvloeden. Afef Benessaieh spreekt van een kameleontische identiteit waarbij het individu voortdurend reageert op ‘diversity at home and in the world’, waarmee ze aangeeft dat we in onze moderne samenleving voortdurend met diversiteit te maken krijgen, of we nu de ontmoetingen met andere culturen opzoeken door bijvoorbeeld te reizen, of dat we er thuis via (sociale) media mee in aanraking komen. (Benessaieh 2010: 30) In het Franstalige literaire veld wordt de verschuiving van transnationalisme naar transculturaliteit duidelijk door het vervangen van het beladen begrip francofonie door littérature-monde. Deze term vormt de kern van een manifest dat 44 schrijvers in 2007 publiceerden in de Franse krant Le Monde, ‘Pour une littérature-monde en français’, ofwel wereldliteratuur in het Frans. (Le Bris en Rouaud) De schrijvers van dit manifest stellen dat het Frans vele vormen kent naast het standaard Frans. Deze pluriformiteit is in hun ogen al die tijd tenietgedaan door te spreken van het enkelvoudige la francophonie. Juist de diversiteit van de taal is verrijkend, en daarom heeft deze littérature-monde als doel de Franse taal te bevrijden van zijn eenzijdig pact met de natie.Ga naar voetnoot10 Het Frans wordt zo een ruimte van artistieke vrijheid, een extraterritoriale ontmoetingsruimte - of contactzone - voor teksten uit verschillende culturen en regio's die nationale grenzen overbodig maakt. Culturele ontmoetingen zijn echter over het algemeen niet onproblematisch, en de hierboven gebruikte term contactzone wordt volgens de omschrijving van Marie Louise Pratt gekenmerkt door zowel confrontatie als wederzijdse beïnvloeding: ‘social spaces where cultures meet, clash and influence each other’. (Pratt 1991: 37) De combinatie van conflict, strijd en ontmoeting is ook in de hier bestudeerde teksten duidelijk aanwezig en komt in belangrijke mate tot uitdrukking in de manier waarop de hoofdpersonages zich verhouden tot de taal. De keuze voor de Franse taal, die niet de moedertaal is van de migrantenschrijfsters die hier ter sprake komen, is een centraal | |||||||||||||||||||
[pagina 81]
| |||||||||||||||||||
thema in hun romans. Juist dit translingualisme biedt de mogelijkheid om uitdrukking te geven aan de moeizame ontmoeting met de nieuwe cultuur en vorm te geven aan hun nieuwe, hybride identiteit die het gevolg is van migratie. | |||||||||||||||||||
Transculturele identiteit: het Frans als ‘nouvelle peau’Taal en identiteit zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Immers, zoals Gymnich schrijft: ‘categories like ethnicity and class as well as concepts of identity and alterity are to a considerable extent constructed via language.’ (2002: 63) Zo kan het spreken van een bepaalde taal gelieerd zijn aan een etnische of culturele identiteit. Voor migranten in een nieuwe taalsituatie leidt de keuze voor een taal dan ook vaak tot een innerlijke strijd die gevormd wordt door de verscheurdheid tussen twee talen en in het bijzonder het loslaten van de moedertaal. De fysieke transculturele reis gaat samen met een mentale reis, waarin er door afstand te nemen van de moedertaal een situatie ontstaat van ‘exil intérieur’. (Moisan en Hildebrand 2001: 223) Wat we aan de hand van de teksten van deze drie migrantenschrijfsters kunnen zien, is dat dit innerlijke exil overkomen kan worden door het zich eigen maken van het Frans. De keuze van de taal is dan ook van groot belang voor de uiteindelijke herdefiniëring van identiteit. Deze complexe relatie tussen taal en identiteit staat onder andere centraal in het boek van Chahdortt Djavann, getiteld Comment peut-on être français (2006). Dit autofictionele werk vertelt het verhaal van Roxane, een jonge Iraanse vrouw, die gevlucht is uit haar vaderland en is neergestreken in Frankrijk. Ze beschrijft haar inspanningen om te integreren in de Franse maatschappij en in het bijzonder de problemen die ze ervaart met het zich eigen maken van de Franse taal. Dat laatste is essentieel, aangezien voor Roxane taal en culturele identiteit nauw verbonden zijn: ‘Elle savait qu'elle ne serait jamais française par le sang ou par la terre; elle voulait l'être par la langue. C'est dans la langue que tout s'enracine, se disait-elle. Si les Français ne parlaient pas français, ils ne seraient pas des Français.’Ga naar voetnoot11 (Djavann 2006: 62) Door het leren van de taal hoopt ze zich te kunnen identificeren met de Franse cultuur. Het inruilen van de moedertaal voor het Frans is echter niet makkelijk. De identificatie met de moedertaal zorgt ervoor dat het loslaten van deze taal een verlies van identiteit impliceert. Deze ambivalentie ten opzichte van de taal is ook te ontdekken in Moreno (2003), het eerste in het Frans geschreven boek van Brina Svit, een van origine Sloveense schrijfster. In dit autobiografische werk beschrijft Brina, de ik-verteller, dat het afstand doen van het Sloveens, haar moedertaal, een moeilijke keuze was en voelde als verraad. Afhankelijk van de onderliggende motieven voor de migratie kan het verblijven in een nieuw land ervaren worden als een vorm van ballingschap. Het al dan niet gedwongen loslaten van het oorspronkelijke thuisland en de vreemdheid van een nieuwe | |||||||||||||||||||
[pagina 82]
| |||||||||||||||||||
cultuur kunnen zorgen voor het gevoel van isolement. Deze ervaring van exil is niet slechts gelimiteerd aan plaats en het verlaten van een geografische locatie, maar manifesteert zich ook op het niveau van de taal. Een thema dat terugkeert in beide boeken is de ervaring van de ballingschap van de taal. In Comment peut-on être français legt Roxane uit dat de Franse taal haar het gevoel geeft een banneling te zijn: ‘l'étrangeté d'une langue étrangère qui se refusait à elle et qui la refusait lui firent sentir ce qu'était l'exil, ce que c'était d'être exilée. L'exil, c'était la langue.’Ga naar voetnoot12 (Djavann 2006: 64) Doordat de taal voor Roxane moeilijk te doorgronden is, heeft ze het gevoel dat ze buitengesloten wordt, ze voelt zich verbannen door de taal. Ook in La Cuisse de Kafka (2003), geschreven door de van oorsprong Transsylvaanse Maria Maïlat, speelt de ervaring van exil een belangrijke rol. De hoofdpersoon, Mina Baïlar, wil haar moedertaal achter zich laten en verwacht een gevoel van bevrijding als ze in Frankrijk aankomt. Echter, als ze probeert Frans te spreken, is ze niet in staat iets zinnigs uit te brengen. Enigszins melancholisch denkt ze aan het Roemeens, haar moedertaal waarin ze zich met alle gemak kan uitdrukken. Ze heeft het gevoel dat ze vastzit tussen twee talen. De eerdergenoemde notie van entre-deux is hierbij ook specifiek van toepassing op de taal. Roxane zit in een eenzame positie tussen haar moedertaal, die ze in haar nieuwe context niet kan spreken, en het Frans, de taal die ze niet beheerst, in. Ook Brina, die als migrantenschrijfster geconfronteerd wordt met de keuze tussen het schrijven in haar moedertaal of in het Frans, voelt zich verscheurd tussen twee landen en twee talen. Zoals Kristeva opmerkt in haar werk Étrangers à nous-mêmes (1988), wordt deze positie tussen twee talen in gekenmerkt door stilte. Ze beschrijft deze silence des polyglottes als een situatie die het gevolg is van het loslaten van de moedertaal en de ongrijpbaarheid van het Frans. (Kristeva 1988: 26-30) In tegenstelling tot de moedertaal, waarin de protagonisten zich vrijelijk kunnen bewegen, voelt het haast gekunsteld als zij zich uitdrukken in het Frans. De confrontatie met de vreemdheid van de taal kan ontmoedigend zijn en daardoor leiden tot de angst om iets te zeggen, hetgeen resulteert in stilte. Roxane beschrijft deze situatie bijvoorbeeld heel treffend, wanneer zij aangeeft dat het Frans voor haar vreemd klinkt als ze het uitspreekt en dat ze zich er steeds van bewust is dat ze fouten maakt. Deze angst om iets verkeerd te zeggen zorgt ervoor dat de Franse woorden in haar keel blijven hangen ‘en lettres ébréchées’ (als scherven van letters) en dat ze zonder woorden, in stilte blijft. (Djavann 2006: 111) Ook Mina en Brina beschrijven deze situatie waarin ze vastzitten tussen twee talen, doordat ze niet goed weten hoe ze zich moeten uitdrukken, en de stilte die ze daardoor ervaren. Deze stilte lijkt voor de drie protagonisten dan ook inherent te zijn aan de overgang van de moedertaal naar de aangenomen taal. Door het zich eigen maken van het Frans is het mogelijk om uit de impasse van het entre-deux te komen en zich uiteindelijk thuis te voelen in de taal. Kristeva spreekt van | |||||||||||||||||||
[pagina 83]
| |||||||||||||||||||
het gebruik van een nieuwe taal als een ‘nouvelle peau’. (1988: 27) Dit idee is terug te zien bij Brina, die het Frans beschrijft als een nieuw kledingstuk dat te elegant voor haar is en dat niet echt lekker zit. Ze voelt zich niet op haar gemak in de taal. Het blijft dan ook moeilijk om zich te identificeren met de native speakers, des te meer omdat de moedertaal van de migrant haar sporen achterlaat in de nieuwe taal. Zo ervaart Roxane dat ze gebrekkig Frans spreekt omdat ze het lidwoord weglaat, iets dat voor haar heel natuurlijk is, aangezien het Perzisch geen lidwoord kent. Bovendien verraadt ook haar accent bij elk woord dat ze uitspreekt dat ze niet uit Frankrijk komt, dat ze een buitenlander is. Hoe goed het Frans ook wordt beheerst, de vraag is of het zal voelen als ‘eigen’. Dit wordt treffend beschreven door Mina, wanneer ook zij gewezen wordt op haar vreemde manier van spreken: ‘J'ai au moins trente ans de retard à rattraper.’Ga naar voetnoot13 (Maïlat 2003: 201) Hoewel de taal enerzijds een manier is om zich te identificeren met de Franse cultuur, is het anderzijds ook de uiting in deze taal die ervoor zorgt dat de migrant onophoudelijk met haar anders-zijn wordt geconfronteerd. De kwestie van identiteit is hierdoor zeer complex. Bij Brina blijkt de verwarring over haar identiteit bijvoorbeeld duidelijk als ze in een onbekend gezelschap afwisselend wordt voorgesteld als een Parisienne, een Sloveense die in Parijs woont, een Française uit Slovenië of simpelweg als Française. Ze merkt op dat geen enkele omschrijving echt weerspiegelt wie ze is en concludeert dan ook: ‘je ne suis rien de tout ça. [...] je suis une extracommunautaire’.Ga naar voetnoot14 (Svit 2003: 91) De onmogelijkheid om zich met een van de predicaten te definiëren en het gevoel nergens bij te horen roepen een prangende vraag op: wie ben ik? Schrijven kan een manier zijn voor migranten om hun identiteit te herdefiniëren. (White 1994: 2) Dit wordt geïllustreerd door de drie hoofdpersonen, die elk op hun eigen manier besluiten om in het Frans te gaan schrijven om hun relatie ten opzichte van de taal te herzien. Om terug te gaan naar Brina's analogie tussen een kledingstuk en de taal: langzaam vormt dit kledingstuk zich naar haar lichaam en leert ze het Frans op haar eigen manier te gebruiken. Het schrijven in een nieuwe taal kan hierbij andere perspectieven bieden, zoals beargumenteerd wordt door Spack. Volgens haar gaat het bij translinguale schrijvers niet alleen om het schrijven in een andere taal dan de moedertaal, zoals in de vrij brede definitie van Kellmann, maar juist om ‘the transformation of [writers'] linguistic and cultural identities, for their worldview was now being mediated through a new language’. (Spack 2002: 112) Het gaat hierbij niet om een identiteit die afhankelijk is van de taal, maar die door middel van de taal wordt gecreëerd. Zoals Mina concludeert: ‘[le] français me servait de passeur vers ma nouvelle identité.’Ga naar voetnoot15 (Maïlat 2003: 114) Door te schrijven in het Frans, ontstaat de mogelijkheid om een nieuwe linguïstische en transculturele identiteit te ontwikkelen. | |||||||||||||||||||
[pagina 84]
| |||||||||||||||||||
ConclusieHet transculturele karakter van de bestudeerde werken komt tot uitdrukking in de conflictueuze ontmoeting tussen de ik-persoon en de nieuwe, onbekende Franse cultuur. In het algemeen functioneren transnationale literaire teksten als contactzones waarin verschillende culturen elkaar tegenkomen. Dergelijke ontmoetingen worden vaak gekenmerkt door botsingen en leiden bij de personages tot gevoelens van vervreemding en isolement. Deze confrontatie wordt omgezet in een vruchtbare ontmoeting wanneer de personages via de Franse taal in staat zijn hun nieuwe identiteit te bevatten en te benoemen. De hier bestudeerde voorbeelden laten zien dat de eerdere centrum-periferie verhouding - die vooral kenmerkend was voor het fenomeen francofonie - kan worden overstegen. Deze werken kunnen dan ook gezien worden als onderdeel van de littérature-monde en français die de gelijkwaardigheid van alle literatuur in het Frans benadrukt. In onze visie kan het conflict tussen centrum en marge alleen doorbroken worden door de focus te verleggen va transnationaal naar transcultureel. Het transnationale perspectief voert toch steeds weer terug naar nationale kaders, terwijl transculturaliteit een dynamisch proces is waar grenzen er niet meer toe doen. Het hedendaagse transculturele individu is voortdurend in beweging, krijgt onophoudelijk te maken met andere culturen en perspectieven, en is vaak zelf ook een hybride product van de ontmoeting tussen culturen. Een mooi voorbeeld is de van oorsprong Canadese schrijfster Nancy Huston die opgroeide binnen een Franstalige minderheidsgroep in de Engelstalige provincie Alberta en daarna emigreerde naar Frankrijk waar ze, in het Frans, boeken publiceert waarin Noord Amerikaanse en Europese culturen elkaar tegenkomen. Verscheidenheid karakteriseert het transculturele personage dat zich in een proces bevindt van continue verandering. In de literatuur van migrantenschrijvers manifesteert dit proces zich vaak in eerste instantie als de confrontatie tussen culturen waarbij het personage zich tussen twee werelden in bevindt. Dit gevoel van ‘entre-deux’ is ook kenmerkend voor de hier bestudeerde boeken van Djavann, Maïlat en Svit, waarin het met name de vorm aanneemt van het ingeklemd zitten tussen twee talen, de moedertaal en de Franse taal. Via het proces van translingualisme, het zich eigen maken van de vreemde taal om zo ook de nieuwe cultuur te kunnen doorgronden, geraken de hoofdpersonages uit de impasse van het ‘entre-deux’, en leveren ze hun eigen bijdrage aan de Franstalige literatuur. Vanuit een situatie van vervreemding, biedt het zich eigen maken van de nieuwe taal een ander inzicht in de eigen identiteit. Er is zelfs sprake van een nieuwe identiteit, die ook invloed heeft op de manier waarop de hoofdpersonages naar de wereld kijken. Juist door over deze ervaring te schrijven, en in het schrijven te reflecteren op het proces van verandering, bouwen deze schrijfsters in en via de taal een brug tussen culturen. | |||||||||||||||||||
[pagina 85]
| |||||||||||||||||||
Literatuur
|
|