Vooys. Jaargang 26
(2008)– [tijdschrift] Vooys– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 28]
| ||||||||||||
K. als confessionele held
Kafka's werk is een van de meest dankbare
| ||||||||||||
[pagina 29]
| ||||||||||||
Foucault die in zijn werk veel aandacht heeft besteed aan een dergelijke confessionele subjectiviteit waarin het ongebreidelde spreken over zichzelf, het onderzoek van de eigen psyche en de bekentenis centraal staan. Zowel de neiging tot een allegoriserende interpretatie van het werk van Kafka als de klemtoon die er in zijn oeuvre valt op macht en overheersing verklaren waarom Foucauldiaanse interpretaties (vooral in de jaren tachtig en negentig) een opvallende stem waren in het Kafka-onderzoek (zie onder meer Hiebel, Abraham, Lubkoll en Bennett). Het meest opvallende onderwerp van die studies is de disciplinaire macht en haar discursieve en architecturale uitingen.Ga naar voetnoot1. Situaties van overheersing gaan in het werk van Kafka vrijwel nooit gepaard met opsluiting en strafGa naar voetnoot2. en daarom hebben vele critici geponeerd dat K. worstelt met een ‘innerlijk probleem’; de protagonist vecht tegen ziekte of schuldgevoelens of hij is op zoek naar religieuze bevrijdingGa naar voetnoot3.. Maar zoals Foucauldiaanse critici duidelijk maken, noopt een dergelijke ‘innerlijke’ werking van de macht niet tot een existentialistische of theologische interpretatie van Kafka's werk. De moderne disciplinaire macht werkt immers niet op basis van interiorisering veeleer dan dat zij gebruik zou maken van werkelijke opsluiting en strafuitvoering. Dat Kafka het traditionele machtsmodel omkeert, toont Peter Zima aan in L'indifférence romanesque. Noch K. noch de lezer zijn in staat om te oordelen over de waarde van gebeurtenissen en personages. In de literatuur van Kafka is het onderscheid tussen adjuvant en antagonist, goed en slecht, subject en object diffuus geworden. De kafkaiaanse held is naarstig op zoek naar de hiërarchie die achter het slot en het gerecht schuilgaan om zo tot het centrum van de macht door te dringen, maar een dergelijke zoektocht is hopeloos: De kafkaëske zoektocht naar het zijn (de wet, het slot) lijkt op een ajuin: onder de schil zit er geen kern. Achter de schijn en onder de maskers van de personages zitten er alleen nog maar andere maskers, andere verschijningen: geen waarheid, geen eenduidige uitdrukking, geen essentie. (Zima 1982: 48-49)Ga naar voetnoot4. Foucauldiaanse studies trekken parallellen tussen de werking van het gerecht in Der Prozeß en het slot in de gelijknamige roman en concentreren zich daarbij doorgaans op de wijze waarop vormen van discipline en bureaucratische controle uitgeoefend worden. De meeste studies nemen terecht Foucaults machtstheorie als uitgangspunt van analyse en stellen dat de vruchteloze zoektocht van K. in verband gebracht moet worden met de non-hiërarchische, onzichtbare en geïnterioriseerde aard | ||||||||||||
[pagina 30]
| ||||||||||||
van de moderne of disciplinaire macht. Maar diezelfde studies beperken zich daarbij veelal tot één aspect van het werk van Foucault. Christine Lubkoll concentreert zich bijvoorbeeld op het panopticon als spatiaal model in Der Prozeß maar maakt niet voldoende duidelijk hoe dit werkt en in welke mate andere structuren een rol spelen. Bovendien brengt zij haar resultaten niet in verband met de werking van het gerecht of de subjectiviteit van K. Die subjectiviteit staat wel centraal in het werk van Ulf Abraham en Jane Bennett. Abraham neemt de aard van communicatie in het werk van Kafka op de korrel en brengt die in verband met Foucaults concept van een microfysica van de macht. (cf. infra). Op die manier weet hij de ondergeschikte rol van K. bloot te leggen, maar hij brengt die niet in verband met ruimtelijke modellen. Bovendien beperken Abrahams ideeën over subjectiviteit zich tot de microfysica van de macht, dat als concept binnen het werk van Foucault weliswaar erg belangrijk is, maar niet zijn gehele oeuvre dekt. Jane Bennett, anderzijds, verbindt kwesties van subjectiviteit met hedendaagse machtstheorieën en komt tot de conclusie dat Kafka in zijn werk vormgeeft aan een subjectiviteitsideaal waarin rationaliteit, zorgvuldigheid en nauwgezetheid centraal staan. Hoewel zij terecht opmerkt dat het discours van K. langdradig is en bol staat van de hypothetische redeneringen, blijft ook zij steken in het idee van de intersubjectieve relaties. Het is mijn bedoeling om in dit kort bestek aan te tonen dat dit Foucauldiaanse referentiekader uitgebreid moet worden. Als de literatuur van Kafka vermoeiend en traag is dan is dit niet te wijten aan de rationaliteit van zijn betoog, maar wel aan de bekentenisdrift die aan dat discours ten grondslag ligt. De macht die in het werk van Kafka centraal staat volgt niet de piramidale structuur die traditionele theorieën beschrijven (exemplarisch in dit verband is Hobbes' Leviathan).Ga naar voetnoot5. Veeleer moeten we op zoek gaan naar een ‘microfysica van de macht’ die een ‘rhizomatische’ structuur volgt.Ga naar voetnoot6. Zoals Foucault op polemische wijze heeft geponeerd in De wil tot spreken is macht veelvormig en intersubjectief; zij is terug te vinden op ieder niveau, wekt weerstand op en is veranderlijk. Bennett stelt daarom dat The type of power that preoccupies Kafka lies within the fluid and reversible field of intersubjectivity. Power, which many have associated with regular, institutionalized forms of privilege, is now rethought in recollection of its intimacy with the dynamics of friendship, casual acquaintance, office relations, clerk encounters. (Bennett 1991: 75) Inderdaad, in Der Prozeß geven zowel de advocaat, als Leni, Titorelli en de priester uitleg over het gedrag dat K. zich moet aanmeten. Zij geven voortdurend advies, waarschuwen hem, ‘begeleiden’ hem en oefenen dus macht over hem uit. ‘Ich dachte’, sagte K. und faßte den Onkel unterm Arm, um ihn am Stehenbleiben hindern zu können, ‘daß Du dem Ganzen noch weniger Bedeutung beimessen würdest als ich und jetzt nimmst Du es selbst so schwer.’ ‘Josef’, rief der Onkel und wollte sich ihm entwinden um stehn bleiben zu können aber K. ließ ihn nicht, ‘Du bist verwandelt, Du hattest doch | ||||||||||||
[pagina 31]
| ||||||||||||
immer ein so richtiges Auffassungsvermögen und gerade jetzt verläßt es Dich? Willist Du denn der Prozeß verlieren? [...] Josef, nimm Dich doch zusammen.’ (101) Zoals Ulf Abraham heeft getoond in zijn boek Der verhörte Held: Recht und Schuld im Werk Franz Kafkas wordt K. in zijn gesprekken met anderen onderworpen aan een machtsspel. Abraham stelt dat K. in dialogen een louter ondergeschikte rol speelt en dat communicatie plaats maakt voor de overheersing van de ander. Zo is K. de cliënt van een advocaat, student van een lesgever (zowel Titorelli als Block en Huld), leek in de kathedraal, minnaar van Leni en ondervraagde (tijdens het kruisverhoor); of - in Foucauldiaanse zin - hij is ondergeschikt aan alle professionele discoursen die hem omringen. In het licht van deze stelling wekt het dan ook geen verbazing dat alle uiterlijke kenmerken van het ‘officiële’ gerecht afwezig zijn.Ga naar voetnoot7. K. raakt nooit verder dan de ‘lage’ vertegenwoordigers van de macht en deze karikaturale figuren zijn weinig meer dan een schijnbeeld van het gerecht. Bennett stelt dan ook terecht dat Kafka depicts those who hope for justice and efficacy [...]. Kafka writes of selves so bound up with alleged centers of power that one wonders whether the Castle or the Law are inaccessible primarily because characters look for them on the ‘outside’; Foucault writes of ‘normalizing power,’ a power visible to theory once it has ‘cut off the king's head,’ that is, stopped viewing power from a sovereign centered perspective. (Bennett 1991: 87; 90) Dat K. een ‘verhörte Held’ zou zijn, maakt Ulf Abraham duidelijk door te verwijzen naar Foucaults Surveiller et Punir waarin praktijken van observatie en controle nauwkeurig worden beschreven. De moderne disciplinaire maatschappij stoelt inderdaad op het principe van de alomvattende observatie die haar meest exemplarische uiting krijgt in het door Jeremy Bentham ontwikkelde panopticon. In deze cirkelvormige constructie bevindt zich een centrale toren van waaruit surveillanten de omringende ruimte kunnen observeren. Het ingenieuze van deze constructie schuilt in de onzichtbaarheid van het ‘centrum van de macht’ omdat men nooit kan zien of er ook wel degelijk iemand aanwezig is in de toren (waardoor het in architecturale zin perfect homoloog is aan de werking van macht in de disciplinaire maatschappij). Dat ook K. onderworpen is aan een macht die hem overal ziet en zijn gedrag dus op ieder moment kan bijsturen, toont Christine Lubkoll aan in een kort stuk getiteld ‘Man muß nicht alles für wahr halten, man muß es nur für notwendig halten’. Die Theorie der Macht in Franz Kafkas Roman ‘Der Proceß’. Hierin toont zij aan dat de ruimte in Der Prozeß en in Das Schloß op een gelijkaardige manier geconcipieerd is. Zowel het gerecht als het slot bevinden zich in een ruimtelijk centrum dat onbereikbaar is, maar van waaruit wel voortdurend controle wordt uitgeoefend. K. is intensief op zoek naar de eigenlijke machthebbers om inzicht te krijgen in zijn proces of de aanstelling tot landmeter, maar de ruimte van Bentham belemmert hem dit. Hans Helmut Hiebel vergelijkt deze zoektocht in zijn Kafkastudie met die van een vlinder die vliegt naar een lichtbron maar daar eindeloos blijft rondcirkelen. | ||||||||||||
[pagina 32]
| ||||||||||||
Ulf Abraham heeft in zijn theorie van de ‘verhörte Held’ echter meer aandacht voor een tweede aspect dat noodzakelijk verbonden is met het panopticon: de ondervraging. Verhoor is een van de kernfuncties die diverse disciplinaire instituties in de loop van de 19e eeuw op zich nemen en voortdurend uitbreiden. De controletoren van het panopticon oefent immers niet alleen controle uit, maar zij observeert ook, zij vergaart informatie en maakt de statistieken op van de crimineel, de psychiatrisch patiënt, de zieke enzovoorts. Het verhoor aan het begin van Der Prozeß, de diverse contacten die onder de noemer ‘microfysica van de macht’ vallen en de ondervragingen van de advocaat bij het opstellen van een verzoekschrift zijn voor Ulf Abraham de meest in het oog springende voorbeelden van een dergelijke verhoorde held. Zij staat model voor een door de disciplinaire macht onderworpen subjectiviteit. Formerly, unreason was set outside of judgment, to be delivered, arbitrarily, to the powers of reason. Now it is judged, and not only upon entering the asylum, in order to be recognized, classified, and made innocent forever; it is caught, on the contrary, in a perpetual judgment, which never ceases to pursue it and to apply sanctions, to proclaim its transgressions, to require honorable amends, to exclude, finally, those whose transgressions risk compromising the social order. Madness escaped from the arbitrary only in order to enter a kind of endless trial for which the asylum furnished simultaneously police, magistrates, and torturers; a trial whereby any transgression in life, by a virtue proper to life in the asylum, becomes a social crime, observed, condemned, and punished; a trial which has no outcome but in a perpetual recommencement in the internalized form of remorse. (Foucault 1988: 268-269, cursivering JB) K. wordt omringd door het discours van het gerecht dat zich opstapelt zonder helderder te worden, want ‘Kafkas Rechtsordnung, mitten im “Rechtsstaat” angesiedelt wie das Gericht im Proceß-Roman, produziert nicht Gerechtigkeit, sondern Schuld’. (Kittler/Neumann 1990: 250) | ||||||||||||
De confessionele subjectiviteitDat eindeloze proces gaat gepaard met een vermoeidheid en uitgeputheid die zowel in Der Prozeß als in Das Schloß voortdurend benadrukt worden. Bennett merkt op dat Exhaustion accompanies, in Kafka's stories, contact with legal or political officialdom; here, no image gis more frequent than that of the man who bows his head far down on his chest. h Joseph K., gan official too and accustomed to office air, h is too weak to walk out of the law offices; at K.'s arrest, the warders ‘seemed suddenly to be tired’; the ‘utmost efforts’ of K. ‘could not enable him to keep pace’ with the Castle messenger and he hopes for ‘strength enough to let himself be dragged’; the landlady complains to K. (whom she regards as official Land Surveyor) that ‘you exhaust me with such questions’; and when K. is allowed to view Klamm through a chink in the wall, he is told that although sitting at a desk, Klamm is asleep - ‘the gentlemen do sleep a great deal.’ (Bennett:) | ||||||||||||
[pagina 33]
| ||||||||||||
De langdradige structuur van de roman en de overvloed aan discours beschouwt Bennett als een bewuste ingreep van Kafka om de lezersverwachting te doorbreken en zo de ‘ideals of conscientiousness and efficacy’ aan de kaak te stellen. Maar net zoals met Ulf Abrahams theorie van de verhörte Held, komt men met Bennetts referentiekader al snel in de problemen. De machtsmechanismen die in de roman aan het werk zijn, zijn immers niet alleen extern (de functie van het gerecht en de intersubjectieve relaties), maar bovenal intern. Die innerlijke werking van de macht - de wijze waarop subjecten zichzelf onderwerpen - staat centraal aan het einde van het filosofische traject van Foucault. Het is met name in De geschiedenis van de seksualiteit dat hij deze ‘techniques of the self’ analyseert. Een van zijn meest bekende uitspraken in dat verband is ongetwijfeld dat ‘Western man has become a confessing animal’. (Foucault. 1998: 59) In het eerste (en meest programmatische) deel van De geschiedenis van de seksualiteit poneert hij dat het idee dat de waarheid (over de seksualiteit) verdrukt werd en nood heeft aan bevrijding in feite een methode van de macht was die zich op die manier stiekem heeft genesteld in het discours over de seksualiteit. Zij heeft het belang dat wordt toegekend aan het ‘ken jezelf’ en de psychoanalytische praktijk aangewakkerd. Maar een dergelijke bevrijding van het ego leidt tot haar tegendeel: het moderne subject wordt gedwongen tot een eindeloze zelfanalyse en is gebonden aan het bekennen van zijn intiemste geheimen in een vruchteloze zoektocht naar de waarheid: The obligation to confess is now relayed through so many different points, is so deeply ingrained in us, that we no longer perceive it as the effect of a power that constrains us; on the contrary, it seems to us that truth, lodged in our most secret nature, gdemands h only to surface; that if it fails to do so, this is because a constraint holds it in place, the violence of a power weighs it down, and it can finally be articulated only at the price of a kind of liberation. (Foucault 1998: 60) Een nauwkeurige analyse van het eerste verhoor in Der Prozeß toont duidelijk aan dat we niet zozeer te maken hebben met een ‘verhörte Held’ als wel met een confessionele held. Ulf Abraham merkt op dat ‘der verhörte und angeklagte Held nämlich ist in der Regel sprachlos und kann seine Unschuld nicht einmal behaupten, geschweige denn beweisen’. (Kittler/Neumann 1990: 250) Hoewel het klopt dat het ontkrachten van de aantijgingen onmogelijk is, betekent dat niet dat K. sprakeloos is. Wolfgang Staroste heeft in het zog van die redenering betoogd dat Joseph K. het eerste kruisverhoor niet gebruikt om te spreken veeleer dan te antwoorden. In Der Raum des Menschen in Kafkas ‘Prozess’ stelt hij dan ook: ‘Es ist jedoch wesentlich, daß er - ohne das Verhör abzuwarten - auf dem “Podium” (53) mit einer aggressiven Rede beginnt und das Gericht seinerseits einer scharfen Kritik unterzieht’. (Staroste 1971: 60) Het is K. die het woord neemt (dat in tegenstelling tot de ondergeschikte rol waarin sprake is in de microfysica van de macht) en zegt: ‘Mir steht die ganze Sache fern, ich beurteile sie daher ruhig, und Sie können, vorausgesetzt, dass Ihnen an diesem angeblichen Gericht etwas gelegen ist, großen Vorteil davon haben, wenn Sie mir zuhören’. (ibidem, cursivering JB) | ||||||||||||
[pagina 34]
| ||||||||||||
Dat het verhoor centraal zou staan in de fictie van Kafka, zoals Abraham meent, is onterecht. Dergelijke ondervragingen zijn niet alleen schaars, maar zijn in werkelijkheid vaak geen onderzoek in de traditionele zin. Ook bij de zogenaamde arrestatie van K. in het eerste hoofdstuk is er geen sprake van een verhoor maar wordt K. enkel medegedeeld dat hij gearresteerd wordt en daar komt geen enkele fysieke ingreep aan te pas. Daarnaast merkt Robertson in zijn kritiek op het werk van Ulf Abraham op dat ‘One could object [...] that in his later fiction examinations are superseded by fruitless quests for information [...]’. (Robertson 1987) In het latere werk van Kafka vervangen monologen dialogen en neemt de innerlijke gedachtegang een belangrijkere plaats in dan de conversatie. Dat de communicatie hoofdzakelijk monologisch is, wordt duidelijk uit twee structuren van (mis) communicatie die overheersen in de roman Der Prozeß. In de eerste laat K. zich overweldigen door de theorie van het gerecht en raakt hij (paradoxaal genoeg) niet aan de nodige informatie waardoor hij zelf niet tot handelen komt. In de tweede wordt hij buitengesloten van iedere betrokkenheid bij het gesprek en is op zichzelf aangewezen: K. konnte ruhig alles beobachten, denn um ihn kümmerte sich niemand, der Kanzleidirektor nahm, wie es seine Gewohnheit schien, da er nun schon einmal hervorgezogen war die Herrschaft über das Gespräch an sich, der Advokat, dessen erste Schwäche vielleicht nur dazu hatte dienen sollen, den neuen Besuch zu vertreiben, hörte aufmerksam, die Hand am Ohre zu, [...]. K., der am Bettpfosten lehnte, wurde vom Kanzleidirektor vielleicht sogar mit Absicht vollständig vernachlässigt und diente den alten Herren nur als Zuhörer. Übrigens wußte er kaum wovon die Rede war und dachte bald an die Pflegerin und an die schlechte Behandlung, die sie vom Onkel erfahren hatte, bald daran, ob er den Kanzleidirektor nicht schon einmal gesehn hatte, [...] (110-11) Beide structuren leiden tot een radicale verinnerlijking van de macht die zich uit in diverse vormen van bekentenis - in monologue intérieur, zelfonderzoek of bekentenis. In die zin anticipeert de kafkaiaanse held de protagonisten van het literair existentialisme die op een gelijkaardige wijze vastzitten in de dwang to zelfonderzoek en daarom een voorkeur geven aan het dagboek, de getuigenis, de ik-vertelling en andere ‘ego-genres’. Het verbaast dan ook niet dat het tweeluik rond K. overvloedig gebruik maakt van de erlebte Rede en zo de lezer dicht bij de gedachtewereld van K. houdt zonder zicht te bieden op wat zich daarbuiten afspeelt. In de literatuur van Kafka doen de instanties van het gerecht in feite nauwelijks iets. Macht manifesteert zich veeleer in het subject zelf dat handelt op basis van schuldgevoelens en dwangimpulsen die zozeer zijn verankerd in de moderne psyche dat hij die niet meer als zodanig herkent. De moderne discipline sluit het subject niet op en confronteert hem niet met straf, maar zet hem met een uitgebreid discursief arsenaal aan tot zelfdiscipline: Unsere Behörde, soweit ich sie kenne, und ich kenne nur die niedrigsten Grade, sucht doch nicht etwa die Schuld in der Bevölkerung, sondern wird wie es im Gesetz heißt von der Schuld angezogen und muß uns Wächter hinausschicken. Das ist Gesetz. (14) | ||||||||||||
[pagina 35]
| ||||||||||||
Dat een Foucauldiaanse interpretatie het werk van Kafka kan verhelderen is evident omdat het hierin bol staat van de verwijzingen naar macht in de breedste zin (zowel in de vorm van diverse imperiale instanties, boodschappers en afgezanten van de centrale macht en de talloze manieren waarop deze het subject onderwerpen). Maar deze interpretaties blijven dikwijls steken in de meest evidente verschijningsvorm van het thema ‘macht’ en doordenken niet de volledige rijkdom van Foucaults werk. Hij reikt ons immers ook het idee aan dat macht zich toont in de discursieve organisatie van een maatschappij en in de wijze waarop subjecten zichzelf ‘vormen’. Bovendien stelt Foucault dat de macht zich altijd aan haar eigen theorievorming onttrektGa naar voetnoot8. en op die manier onzichtbaar blijft. In het werk van Kafka vinden we ook al die aspecten van macht terug. Niet alleen het overvloedige discours van de moderne disciplinaire maatschappij (zie voor een uitgebreide analyse van de gelijkenissen tussen het werk van Kafka en de theorie van de controlemaatschappij Bogaerts 2008) en de subjectiviteit van K. zijn hier toonbeelden van, maar ook de manier waarop Kafka de theorie van de macht zelf in zijn werk incorporeert. In de veelbesproken parabel ‘Vor dem Gesetz’ anticipeert Kafka niet alleen de interpretaties van zijn eigen werk en de limieten daarvan, maar geeft hij ook vorm aan de onmogelijkheid om de werking van de macht in theorie om te zetten. | ||||||||||||
Literatuur
|
|