Gesprekstof
Greenblatt praat met doden. De vader van het New Historicism noemt zijn literatuuronderzoek ‘dodengesprekken’, waarin behalve de stem van de overleden auteur ook stemmen uit diens culturele en sociale omgeving weerklinken. Bovendien heeft de onderzoeker een essentieel aandeel in het gesprek. Zijn klank is eveneens per definitie vermengd met stemmen uit de context.
Marco Prandoni's proefschrift Een mozaïek van stemmen is een intertekstuele studie naar Vondels Gysbreght van Aemstel. Zonder het boek daarmee een ‘nieuw-historisch’ stempel op te drukken, zou ik het een ‘dodengesprek’ willen noemen. Onder meer Vondel, Vergilius, de Neolatijnse dramaschrijvers, de vos Reynaert en de schelm Lazarillo schreeuwen erin om het hardst. Prominent aanwezig zijn ook eerdere Gijsbreght-onderzoekers. Deze worden gebruikt, aangescherpt en weerlegd door het geluid dat in dit boek de boventoon voert: de stem van Marco Prandoni. Innemend, vurig en meeslepend laat deze op iedere pagina zijn sporen na. In Prandoni's levendige verteltrant is zijn veelzijdige achtergrond als neerlandicus, classicus en Italiaan hoorbaar: niet alleen door de deskundige toon, maar zeker ook vanwege de passionele, mediterrane klank ervan. Prandoni's beeldende en meeslepende vertelwijze deed me regelmatig denken aan Vondels barokke pen; een overeenkomst die Prandoni's onbetwistbare liefde voor Vondel alleen maar onderstreept.
De vurige stem kent zijn keerzijde: Prandoni's perkeloze enthousiasme en oog voor detail gaan soms ten koste van een heldere focus en structuur. Het boek begint met een inleiding die een imposant spectrum aan thema's aansnijdt: de populariteit en actualiteit van Gysbreght, genre-indelingen, genderrepresentatie, intertekstualiteit, narrativiteit, verbeelding, opvoeringspraktijken, receptiegeschiedenis, handelende subjecten... In deze veelheid aan informatie dreigt Prandoni's belangrijkste boodschap te verdrinken: zijn studie handelt over ‘de rijk geschakeerde intertekstuele velden die (...) bij het aanschouwen/lezen van de Gysbreght geactualiseerd kunnen worden’. (13) Het rijke karakter van de inleiding creëert rommeligheid, maar past tegelijkertijd prachtig bij Prandoni's visie op de Gysbreght als een suggestieve, polyinterpretabele en veelzijdige tekst. Een tekst als deze verdient in de ogen van de onderzoeker immers geen dichtgetimmerde interpretaties die ‘de gelaagdheid en meerstemmigheid van de tragedie met haar complexe mechanismen gladstrijken’. (118)
De scherpte waaraan het de inleiding regelmatig ontbreekt, karakteriseert het eerste hoofdstuk juist bij uitstek. Prandoni opent ijzersterk met een vergelijking tussen Vondels Gysbreght en Vergilius' Aeneis. De relatie tussen beide teksten is weliswaar al veelvuldig gesignaleerd, maar wordt door Prandoni opnieuw aangetoond in een zeer diepgravende stilistische, narratieve en filologische analyse. Hij ontleedt met precisie de