Teirlinck cum suis erin om Elsschot te overtuigen diens laatste novelle, Het dwaallicht, in hun tijdschrift voor te publiceren, verschenen Johan Daisnes De trein der traagheid en Lampo's De ruiter op de wolken in primeur in het NVT en debuteerde Marnix Gijsen, die er tijdens het interbellum al een carrière als dichter en criticus op had zitten, hier als proza-auteur met Het boek van Joachim van Babylon. Het zijn voorwaar niet de geringste literaire gebeurtenissen die verbonden zijn met dit tijdschrift.
De betekenis van het NVT staat dus buiten kijf, maar echt onderzoek naar dit tijdschrift werd tot nog toe niet verricht. Een aanzet daartoe werd gegeven toen in 2000 het Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie een project op poten zette dat het omvangrijke archief van het NVT, bewaard in het Antwerpse AMVC-Letterenhuis, moest inventariseren. Dat leidde tot de ontsluiting van de documenten die nu keurig klaarliggen voor verder onderzoek, maar resulteerde ook in het fraaie boek Allemaal zeep aan onze zolen. Kroniek van het Nieuw Vlaams Tijdschrift (1946-1950). Daarin geeft auteur Bert van Raemdonck een idee van de rijkheid van dit literaire erfgoed en geeft hij een voorproefje van wat er allemaal mogelijk is met deze schat aan materiaal.
Van Raemdonck kiest voor de periode 1946-1950 om twee redenen. Enerzijds is dit de best gedocumenteerde fase, anderzijds is het de tijd waarin bovenvermelde titels in het blad verschenen en dus de meest tot de verbeelding sprekende periode van het tijdschrift. Dat belet hem echter niet om ook de voorgeschiedenis van het blad kort te reconstrueren en aan het einde van het boek ook nog even een blik te werpen op de hoogtepunten in het bestaan van het blad die volgden op de besproken periode. Zo blijkt Vermeylen, de Van Nu en Straks'er die vooral bekend is om zijn vraag naar ‘more brains’ in de Vlaamse letteren, de eigenlijke architect van de periodiek. Het was zijn bedoeling om bij de traditie aan te knopen en een ‘derde reeks Van Nu en Straks’ te maken (waarbij onder de tweede het tijdschrift Vlaanderen (1903-1907) moet begrepen worden). In de geest van dat andere mythische tijdschrift moest het nieuwe blad een algemeen tijdschrift worden voor politiek (waarvoor de latere premier Gaston Eyskens werd aangetrokken), wetenschap, filosofie en literatuur. Bovendien zou het het resultaat zijn van een samenwerking over de ideologische grenzen heen. Oorspronkelijk zou het blad Diogenes gaan heten, genoemd naar de Griekse wijsgeer die met zijn lamp de mens zocht.
Wanneer Vermeylen in 1945 overlijdt, is Diogenes echter nog steeds een plan. De schrijvers die hij voor dit nieuwe project rond zich had verzameld, willen echter als eerbetoon toch doorgaan. De leiding komt in handen van Teirlinck, die andere oud-Van Nu en Straks'er; de titel die Vermeylen in gedachten had wordt afgevoerd wegens de connotaties die de naam van de hondse filosoof oproept, al zal die naam nog blijven spoken in de correspondentie tussen de redacteurs als naam van de korte recensies voor de rubriek ‘Zoek de mens’, gemeenlijk ‘diogeentjes’ genoemd. Vol goede bedoelingen en moed starten Teirlinck en zijn ploeg, maar al gauw botst het idealisme op allerlei praktische problemen. De correspondentie bestaat dan ook voor een groot deel uit ergernis en wrevel over geldgebrek, over de drukker-uitgever die zijn verplichtingen niet nakomt, over nummers die steevast te laat verschijnen, over tekort aan kopij en