goede man, door hem voelde ze zich een heel bijzonder iemand, en hij leek om haar te geven.’ (p. 89, mijn cursivering, MS) Toch is er weinig ruimte voor dergelijke reflectie in dit boek; meestal is Jade zeker van haar zaak. Met ‘zaak’ bedoel ik haar eigen gevoelens, maar ook haar interpretatie van het gedrag van anderen. Ze geeft wel toe dat ze in het verleden het gedrag van Peter verkeerd geïnterpreteerd heeft, ze vindt dat ‘ze een dwaas [is] geweest’ (p. 133). Maar dat betekent voor haar uiteindelijk alleen dat ze nu geen dwaas meer is; nu is ze wel in staat de dingen te zien zoals ze zijn.
David haalt Jade over een kerstboom in huis te halen, en de avond dat ze hem samen optuigen, belandt zij in zijn armen, nadat ze samen eerst naar ‘de pracht van de glinsterende kerstboom’ hebben gekeken. (p. 83) Maar de volgende ochtend is alles anders. ‘De boom had zijn magische gloed van de vorige dag verloren, fungeerde niet langer als bewijs dat het verleden achter haar lag. De romantische sluier was weggerukt, en nu resteerde slechts de harde werkelijkheid; een lichtelijk misvormde boom, overladen met gekleurde voorwerpen en veel te schelle lichtjes.’ (p. 89-90) De boom is hetzelfde gebleven, alleen Jades perspectief op de boom is veranderd.
Deze veranderde visie op de kerstboom is te vergelijken met het beeld dat Jade van haar eerste grote liefde Peter had en hoe dit veranderde. ‘Peter, met zijn knappe, blonde uiterlijk en blauwe ogen, had precies geweten hoe hij haar moest vleien en overtuigen dat hij haar absoluut onweerstaanbaar vond.’ (p. 133) Jade dacht de ideale geliefde gevonden te hebben in de man die haar aantrekkelijk vond en haar een glinsterende verlovingsring gaf. ‘[M]eer dan twee maanden lang had Jade geleefd in een euforie, denkend dat haar liefde werd beantwoord.’ (p. 133)
Maar haar geliefde blijkt van een andere aard te zijn dan zij geloofde. In haar eigen woorden: ‘Nog steeds kromp ze ineen als ze eraan dacht hoe onnozel ze was geweest; een overrijpe pruim, klaar om geplukt te worden - of in dit geval, om voor de gek te worden gehouden.’ (p. 132) Pas als Jade door de politie met haar neus op de feiten gedrukt wordt, ziet ze haar vergissing in. Maar nu denkt ze dat alles anders is. ‘[N]u was ze verliefd op de juiste man, een tedere, prachtige man.’ (p. 136) Maar hoe kan Jade er zo zeker van zijn dat niet een van de volgende ochtenden in haar leven ook deze geliefde zijn glans verloren heeft, dat de romantische sluier nooit zal worden weggerukt, dat deze keer de harde werkelijkheid haar niet zal verrassen? Wat maakt David een juister man dan Peter?
Over David bezit Jade veel minder kennis dan over Peter, en in dit geval geldt ‘wat niet weet, dat niet deert’. De kerstboom schijnt haar banaal toe na één dag, Peters liefde na twee maanden, hoe lang zal het duren voordat dit bij Davids liefde het geval is? Het lijkt bijna onvermijdelijk dat ook deze liefde eens haar glans zal verliezen, zoals de dennennaalden onvermijdelijk eens van de boom zullen vallen. Als Jades geloof de ware aard van de dingen te kunnen inzien dan niet aan het wankelen is gebracht door haar ervaringen met de kerstboom en met Peter, dan misschien door de ‘transformatie’ die haar favoriete schrijfster van romantische boeken ondergaat? Ze komt erachter dat deze in werkelijkheid een man is, en dan nog wel ‘een bezadigde professor in geschiedenis met de verplichte pijp, het tweedjasje en wat men zich daar nog bij voorstelt’ (p. 161). Deze Zach belichaamt het stereotiepe beeld van een professor in geschiedenis; Jade ontdekt echter dat het zien van alleen een buitenkant kan bedriegen. ‘En de mythe rond Zach zelf viel in duizenden stukjes uiteen toen David hem voorstelde als Claudia Laurence, de auteur van al die hartstochtelijke, historische romans.’ (Ibidem) Ik denk dat het eigenlijk vooral de mythe rond schrijfsters van romantische boeken is die uiteenvalt: in plaats van een hartstochtelijke vrouw blijkt het om een bezadigde professor te gaan. Ook hier verliest iemand (de ‘hartstochtelijke’ schrijfster) de romantische sluier die om haar heen lag, door een toename aan kennis bij Jade. Heeft David ook een sluier die op een dag afgerukt kan worden?
De tekst eindigt echter met de affirmatie: ja, deze liefde is goed, en voor eeuwig. Jade ‘weet’ immers zonder twijfel dat dit zo is. En inderdaad zijn we aan het eind van het boek een jaar verder, en de twee zijn nog steeds bij elkaar. Maar is dit een garantie voor de toekomst? Het lijkt alsof de tekst ‘sluit’ met deze garantie, maar het is niet de tekst, maar Jade zelf, een personage dat al eerder zeer