Spanningsveld of eilandenrijk
Sinds dit voorjaar wordt de kleine wereld van de Nederlandse letterkundestudies bevolkt door drie nieuwe tijdschriften: Nederlandse letterkunde; Armada, tijdschrift voor wereldliteratuur en het Tijdschrift voor Literatuurwetenschap (TvL). Een herverdeling van geld en krachten, waardoor enkele bestaande periodieken het veld moesten ruimen, heeft aan deze drievoudige oprichting ten grondslag gelegen.
Het TvL kan worden beschouwd als de vernieuwde opvolger van het reeds lang tanende Forum der Letteren. Richtte dit laatste tijdschrift zich op zowel letter- als taalkundigen, het TvL beperkt zich tot de ontwikkelingen op het gebied van de literatuurwetenschap. In de praktijk betekent dit dat de bijdragen vooral zullen komen van academici en dat ook het geïnteresseerde publiek in die hoek moet worden gezocht. In elk geval is er de redactie alles aan gelegen een aantrekkelijk klimaat te scheppen waarin Nederlandse en Vlaamse literatuurwetenschappers van verschillende universiteiten zich op de hoogte kunnen stellen van elkaars bevindingen en met elkaar kunnen polemiseren.
Het is om twee redenen opmerkelijk dat het TvL is opgericht in een periode waarin de literatuurwetenschap als zelfstandig vakgebied in een moeilijke positie verkeert. Ten eerste zijn daar de steeds vervelender wordende politieke en financiële omstandigheden. De humaniora staan zware tijden te wachten, zo vernemen wij maandelijks van verschillende faculteitsraden. Van alle kanten wordt geknaagd aan personeelsbezetting en onderzoeksgelden. Hoog tijd dus om de krachten te bundelen voor het te laat is. En zo hebben de literatuurwetenschappers na een landelijke onderzoekschool ook een eigen blad weten te verwerven. Ten tweede ziet het vakgebied van de literatuurwetenschap zich geconfronteerd met een diepgaand probleem inzake de grenzen van de discipline, die de eenheid mogelijk al in de nabije toekomst zal ondermijnen. Want, waar gáát het eigenlijk over in die literatuurwetenschap? Waaraan ontleent het vakgebied zijn bestaansrecht? Wat bindt literatuurwetenschappers samen?
De redactie heeft de koe bij de horens gevat en de identiteitscrisis waarin de discipline verkeert in het eerste nummer tot het hoofdthema verklaard. Onder de titel ‘literatuurwetenschap als spanningsveld’ heeft een aantal gerenommeerde wetenschappers in een zevental artikelen de gelegenheid te baat genomen hun verschillende en meest uiteenlopende visies op het vak uiteen te zetten.
Waar iedereen het wel over eens lijkt te zijn, is dat het in de literatuurwetenschap gaat over interpretatie. De visies op het object van interpretatie, alsmede op de te volgen methodologie lopen echter zeer sterk uiteen. Wat het object aangaat, zo legt Ann Rigney in haar bijdrage uit, zijn er twee extreme posities te onderscheiden: de isolationistische en de imperialistische. Terwijl de eerste alleen datgene wil onderzoeken waarin ‘het literaire’ anders is dan alle andere sociale en culturele uitingen, wil de laatste het onderscheid tussen literatuur en nietliteratuur laten varen door ook aanpalende discoursen en andere media tot het onderzoeksveld te rekenen. De imperialistische visie is gestoeld op het inzicht dat iedere cultuuruiting (literaire teksten, films, muziek, graffiti, videoclips, et cetera) wordt gevormd door tekens en symbolen die om een interpretatie vragen. Het besef dat geen enkel medium een onpartijdig doorgeefluik naar de werkelijkheid is, maar zich altijd bedient van een op conventies gebaseerde ‘taal’, leidt tot de conclusie dat interpretatietheorieën kunnen wor-