Duo
Decimo
Een onbeduidende brief uit Hoogeveen
Brieven van historische betekenis zijn er in twee soorten. Brieven die de loop van de geschiedenis een andere richting hebben gegeven en brieven die op het eerste gezicht onbeduidend van betekenis zijn, maar die wel deel uitmaken van een belangrijk historisch proces. Van het eerste soort heeft er één zelfs ongeopend het lot van het Romeinse Rijk bepaald. Had de tirannieke keizer Caracalla een brief van de prefect van Rome niet ongeopend aan het hoofd van de keizerlijke garde Macrinus gegeven, dan had niet de keizer, maar Macrinus de dood gevonden. De brief aan de zeer bijgelovige keizer berichtte van een Afrikaanse ziener die met grote zekerheid bleef volhouden dat Macrinus en zijn zoon voorbestemd waren het rijk te regeren. Macrinus besefte het gevaar voor zijn leven en liet de keizer vermoorden. Hij werd de nieuwe heerser over het Romeinse rijk.
Op het belang van dit eerste soort brieven is veel af te dingen. Hoewel reclameboodschappen dat nu bij soap-series nog veel frequenter doen, onderbrak Tolstoj op de meest ongewenste momenten de lotgevallen van de hoogadellijke cast in Oorlog en vrede met verhandelingen over de loop van de geschiedenis. Hierin betoogde hij tegen de heersende geschiedopvatting in dat de geschiedenis niet bepaald wordt door individuele handelingen. Daar is heel wat voor te zeggen, kijk naar de keizerswisseling. Keizers, hoeveel macht ze ook hebben, blijven de slaaf van tijd en omstandigheden. En Tolstoj heeft gelijk: het is overdreven te zeggen dat de wisseling van keizer een dramatische wending in het lot van het Romeinse Rijk betekend heeft. Hetzelfde geldt voor de gevolgen van de ongeopende brief. Het is de vraag of Macrinus ook zonder het bestaan van de brief de keizer niet had laten ombrengen, want de profetie had de keizerlijke oren toch wel bereikt. Een hoge positie bij een dergelijk keizer was bovendien ook zonder ongewenste profetieën een baan met een lage levensverwachting.
Het tweede soort brieven is van bescheidener aard, maar mag zich verheugen in een veel groter aantal en is voor de historische wetenschap niet van minder waarde. Soms gaat achter een brief meer geschiedenis schuil dan de inhoud doet vermoeden. Dat is ook het geval met een brief van 10 maart 1756 van Florens Caspar de Vriese, geen Romeins keizer maar de predikant van het Drentse plaatsje Hoogeveen. In de brief verzoekt De Vriese een hooggeplaatst ambtenaar in Den Haag nederig om een interventie van hogerhand en volgt daarin gestrafte lidmaten van zijn kerk.
Zijn Excell. de H Graaf van Stijrum door de bekende gecensureerden wegens de oproerigheijd in de kerk alhijr verzogt zijnde om door desselfs hoge voorspraak een versachting of matiging der voorgeschreven 3 articulen, door hun te belijden te willen besorgen en daarop wel de moeijte en goedheijd hebbende willen nemen om deswegen Haar Kon. Hoogheijd te schrijven met dat gunstig gevolg en antwoord, door Haar K.H. sig selfs wel als mediatrice zoude willen stellen tot afdoening dezer zaak, in een Kerkelijke vergadering [...]
Dezen hadden, zo blijkt uit deze hermetische zin - halve zin, want hij is twee keer zo lang - de graaf van Styrum om zijn bemoeienis gevraagd en deze zelfs verzocht de regentes in te laten grijpen. De schuldbekentenis die zij moesten afleggen opdat hun straf opgeheven zou worden vonden zij te zwaar. Ook de Vriese vraagt om verlichting en hoopt ‘dat het mij niet kwalijk geduid zal worden dat [ik] mij daar zo verre durf uit[te]laten: ja dat zelfs een voorslag en middel durf [te] opperen om hoe eer en beter die zaak ten einde te brengen.’ Hij stelt daarom voor de zaak op een landsdag of rechtsdag af te handelen en niet te wachten op de synodevergadering, die nog ver weg was.
Het verzoek van De Vriese is vreemd, want na een aanklacht van dezelfde dominee De Vriese