Een seculiere jood leest de Bijbel
Meir Shalev (1948) - momenteel één van de meest gelezen auteurs in Israël - heeft verschillende romans geschreven die in diverse talen vertaald zijn. Zo zijn in het Nederlands Een Russische roman, De kus van Esau en De vier maaltijden verkrijgbaar.
Met de Nederlandse vertaling van Tanach achsjav is er een boeiend boek van deze auteur verschenen. In De bijbel nu brengt Shalev vele verhalen uit de joodse bijbel op spitse, humoristische en soms ironische wijze voor het voetlicht.
In het voorwoord schrijft Shalev dat hij is opgegroeid in een ‘nietgodsdienstig gezin dat zich vaak bezighield met de bijbel’. Als jongetje wandelde hij met zijn ouders door het landschap waar de bijbelse geschiedenis zich afgespeeld heeft. Zo werd hij meegenomen naar Zora en Estaol om te zien waar Simson was geboren en de haven van Jafo werd bezocht, waar de profeet Jona de boot naar Tarsis nam, op de vlucht voor zijn God.
Shalev bezit een rijke fantasie die hem in staat stelt de bijbelse figuren te zien als mensen van vlees en bloed. Iemand als Jakob benijdt hij; Laban, Jakobs schoonvader, verafschuwt hij met hart en ziel en David, Israëls tweede koning, beschrijft hij als de charismatische leider van een bende ruwe opstandelingen, die later dement wordt.
Hoewel Shalev enige bijbelkennis bij de lezer vooronderstelt, vermoed ik dat de lezer die deze kennis ontbeert toch met plezier De bijbel nu zal kunnen lezen, zonder dat hij constant het idee heeft niet te weten waarover het nu eigenlijk gaat. Wellicht nodigt Shalevs boek uit de bijbelse verhalen zelf ter hand te nemen. Met De bijbel nu is de fantasie van de lezer al tot leven gewekt, zodat deze hem ten dienste kan zijn bij lezing van de Bijbel.
Voor de lezer die de bijbelse verhalen met de paplepel zijn ingegoten via de steeds terugkerende lezing uit de Bijbel na de maaltijd, roept Shalevs boek herkenning en verrassing op. Enerzijds zijn het overbekende verhalen die Shalev vertelt, anderzijds weet hij te verrassen door het verhaal vanuit een geheel andere invalshoek te bekijken. Achter een paar woorden blijkt zo een wereld van emoties en overwegingen schuil te gaan.
Als kind vond ik het bijvoorbeeld heel normaal en vanzelfsprekend dat Jakob, die zijn toekomstige echtgenote Rachel ontmoet bij een put, haar vrijwel direct na hun kennismaking kust. ‘En het geschiedde, als Jakob Rachel zag, de dochter van Laban, zijner moeders broeder, en de schapen van Laban, zijner moeders broeder, dat Jakob toetrad, en wentelde den steen van den mond des puts, en drenkte de schapen van Laban, zijner moeders broeder. En Jakob kuste Rachel; en hij hief zijn stem op en weende.’ (Statenvertaling). Shalev vestigt er de aandacht op dat het vrij ongebruikelijk is dat een man een vrouw die hij net ontmoet heeft, om de hals valt; en in die tijd was het dat zeker.
Shalev kent de bijbelse verhalen door en door en weet ze ook in een context te plaatsen waardoor hij en passant een karakteristiek van de toenmalige situatie geeft. Hij verwijst regelmatig naar andere bijbelplaatsen om op vergelijkbare of tegengestelde situaties te wijzen. Tevens blijkt hij een aandachtig lezer te zijn. Shalev wijst de lezer bijvoorbeeld op de twee verschillende versies van het scheppingsverhaal die in Genesis beschreven staan. Volgens Shalev ‘bieden de eerste twee hoofdstukken van het boek Genesis een prompt en geniaal antwoord op het raadsel van de schepping van de mens’. Hij acht de bijbelse versie van het ontstaan van het heelal ‘scherpzinniger en spannender’ dan de ‘trage, slepende processen van de evolutie’.
Volgens de eerste versie schept God op de zesde dag het eerste mensenpaar. Even verder vervolgt Shalev: ‘Wij zijn nog op de zevende dag met God aan het bijkomen