Vooys. Jaargang 14
(1995-1996)– [tijdschrift] Vooys– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 31]
| |||||||||
Die evangelien vanden spinrocke
| |||||||||
[pagina 32]
| |||||||||
auteur is anoniem gebleven. Het werk is oorspronkelijk Franstalig en in verschillende variaties gaat de tekst in ieder geval terug tot in de vijftiende eeuw. Rond 1480 wordt een Franstalige uitgave verzorgd door boekhandelaar Colard Mansion, uit Brugge. Deze versie wordt het meest populair en heeft naar alle waarschijnlijkheid ten grondslag gelegen aan de Middelnederlandse drukken, maar ook aan latere Franse herdrukken en Duitse en Engelse vertalingen. De tekst begint met een aanklacht: er wordt regelmatig gezworen bij het evangelie van de spinrok zonder dat men nu eigenlijk weet waar dat over gaat. Men spreekt er bovendien slechts spottend over. Waarom wordt er altijd zo negatief gedaan en geschreven over vrouwen? Een groep van zes vrouwen besluit haar wijsheden op papier te laten zetten, zodat men kan lezen hoe scherpzinnig en pienter vrouwen zijn en zodat hun belangrijke kennis niet voor het nageslacht verloren gaat. Omdat geen van de vrouwen zelf kan schrijven wordt de hulp van een klerk ingeroepen. Die beschrijft ook de totstandkoming van het werk dat hij zal schrijven en wat zich verder afspeelt met en rond de vrouwen. Op deze manier wordt de tekst gepresenteerd als een verslag van gebeurtenissen en gesprekken die werkelijk hebben plaatsgevonden. Het geheel is echter een fictieve raamvertelling. De auteur voert een klerk op die als de schrijver dienst moet doen. Deze klerk is het enige mannelijke personage uit de tekst. Het is door zijn ogen, door zijn beschrijvingen (vanuit de ik-persoon) dat je als lezer(es) de vrouwelijke personages ziet. Zoals nog zal blijken is er een duidelijke reden voor de keuze van dit perspectief. De vrouwen komen een week lang elke avond bij elkaar waarbij om de beurt één van hen haar kennis aan een groot publiek van buurvrouwen en vriendinnen mag verkondigen. Ze doen dit in de vorm van kapittels (variërend van zestien, op de laatste avond, tot vijfentwintig, op de eerste bijeenkomst). Na elk kapittel van de spreekster van die dag kan een glosse, een commentaar, van één van de toehoorsters volgen. De inhoud van de kapittels bestaat uit raadgevingen, waarschuwingen, aanwijzingen voor wat de voorspellende functie is van bepaalde voorwerpen of dieren en uit medische en magische recepten. Veel van de kapittels hebben te maken met zwangerschap, geboorte en de omgang met zuigelingen, zaken waar de vrouwen veel verstand van hebben. Zo worden er talloze trucjes verteld om het geslacht van een kind te voorspellen. Een deel van de adviezen heeft betrekking op liefde en huwelijk, daarnaast bestaat een groot aantal uit beschrijvingen van handelingen die de duivel moeten verdrijven of angst aanjagen. Alhoewel EVSP fictie is zijn de raadgevingen niet zomaar ontsproten aan de levendige fantasie van de auteur. Wie er middeleeuwse artesteksten (wetenschappelijke teksten) naast legt kan tot de conclusie komen dat ze passen in een middeleeuwse traditie van magische raadgevingen en recepten. Er is een bescheiden aantal handschriften overgeleverd met recepten waarin een combinatie van magische, christelijke en/of medische onderdelen en handelingen wordt gemaakt. W. Braekman heeft van drie receptenverzamelingen de moderne uitgave verzorgd. Die zijn verschenen in verschillende afleveringen van Verslagen en mededelingen van de koninklijke Vlaamse academie voor taal- en letterkunde (1963, 1966 en 1987). Een deel van die recepten is bedoeld ter genezing van koorts, eksterogen, ontstekingen en andere lichamelijke ziekten en ongemakken. Een ander deel is erop gericht de gunst van iemand te verkrijgen (vriendschap en/of liefde) of om iemand voor de gek te houden. De overeenkomst tussen kapittels van EVSP en die recepten is soms inhoudelijk zeer groot, soms alleen in stijl en soort. Zo worden in allebei heiligen aangeroepen om genezing te brengen of ongeluk te voorkomen, zoals Sint Laurentius in geval van kiespijn (di.; 13) en wordt wijwater voorgeschreven ten behoeve van magische handelingen, bijvoorbeeld om de duivel op afstand te houden (wo.; 13) of onweer af te wenden (wo.; 3). Recept 21, uit Braekman 1987, dient om tovenarij en zwarte magie (nigromancie) te leren ontdekken en recept 23 om iemand voor de gek te houden, namelijk om diegene het idee te geven dat hij/zij zich in het water bevindt en zal verdrinken! Alhoewel de kerk er altijd op tegen is geweest heeft ze niet kunnen voorkomen dat gedurende de hele Middeleeuwen het geloof in magie in de Westeuropese samenleving verankerd bleef. Pas in de vijftiende eeuw wordt op grootschalige wijze geprobeerd dit geloof tegen te gaan. In 1487 verschijnt De Heksenhamer van twee inquisiteurs: Jakob Sprenger en Heinrich Institoris. Zij beschrijven zeer nauwkeurig wat heksen zijn, welke praktijken ze uitvoeren en op welke wijze ze vervolgd en gestraft moeten worden.Ga naar eind3. De kritiek van de kerk is er mede de oorzaak van dat de overlevering van dit soort recepten beperkt is. Een andere oorzaak daarvan is dat de kennis van magie meestal mondeling werd overgedragen en op die manier op een gegeven moment vergeten is geraakt. | |||||||||
[pagina 33]
| |||||||||
Onderzoek naar de tekstHet heeft lang geduurd voordat EVSP een serieus onderzoeksobject is geworden binnen het middeleeuwse-literatuuronderzoek. De meeste Nederlandse literatuurgeschiedenissen maken wel melding van het werk, maar wijden er over het algemeen niet meer dan één alinea aan. In 1910 verschijnt een facsimile-uitgave van de editie van Hoochstraten, verzorgd door G.J. Boekenoogen, maar ook die heeft onderzoekers aanvankelijk niet aangespoord zich in de tekst te verdiepen. Dat heeft mede te maken met het feit dat EVSP een volksboek is, een genre dat literatuuronderzoekers lange tijd niet interessant genoeg vonden, omdat zij het beschouwden als inferieure literatuur. De laatste decennia zijn de opvattingen over wat literatuur is, verruimd. Men is het belang gaan inzien van het betrekken van volksliteratuur en ook artesteksten in Middeleeuwenonderzoek om een zo breed mogelijk beeld te krijgen van de opvattingen, levenswijze en kennis van de middeleeuwers. Literatuuronderzoeker Herman Pleij heeft meerdere studies gepubliceerd over de laatmiddeleeuwse maatschappij en het ontstaan van een burgercultuur. Hij is het ook die EVSP weer onder de aandacht heeft gebracht, onder andere in zijn studie Het gilde van de Blauwe Schuit: literatuur, volksfeest en burgermoraal in de late middeleeuwen uit 1979. Daar noemt hij het in verband met een groep ironische teksten tegen vrouwen, die ook de nieuwe burgerlijke moraal uitdragen. In 1992 is uiteindelijk een moderne vertaling van de tekst verschenen; Die evangelien vanden spinrocke: een verboden volksboek ‘zo waar als evangelie’ ca. 1510 van Dirk Callewaert. Hij heeft het werk van uitgebreid een cultureel historisch commentaar voorzien. De verdienste van Callewaert is, naast het toegankelijk maken van de tekst voor een groter publiek, dat hij heeft geprobeerd van veel kruiden, namen van heiligen, gebruiken en handelingen de achtergrond te achterhalen. Zo vermeldt hij bij de hierboven geciteerde raadgeving (do.; 22) dat de noot een vruchtbaarheidssymbool was en dat dat wel eens met het gebruik van het blad van een notenboom (welk soort precies is niet helemaal duidelijk) in verband kan worden gebracht. Het werk van Callewaert heeft weliswaar een mooie, verzorgde uitgave opgeleverd maar met zijn bevindingen ben ik het niet eens. Met vertalen ‘verduidelijkt’ hij in een aantal gevallen een kapittel zodanig dat er nog maar één lezing mogelijk is, terwijl het Middelnederlandse origineel meer lezingen toestaat. Ook neutraliseert hij soms met zijn vertaling de negatieve connotatie die een woord oorspronkelijk heeft gehad. Zo vertaalt hij ‘oude quene’, dat herhaaldelijk voorkomt, soms als ‘oude vrouw’ (do.; 5, do.; 6). Een ‘quene’ is een oudere vrouw die geen kinderen meer kan krijgen, of ook wel een rijpere vrouw die de leiding heeft over een jongere vrouw of meisje aan wie ze haar levenswijsheid doorgeeft. Het MNW geeft aan dat ‘quene’ in de regel een ongunstige bijbetekenis heeft. Bijvoeglijk naamwoorden die er aan toegevoegd worden zijn meestal in de trant van ‘quat, lelijc, vuul’. Een ‘goede’ ‘scone’ of ‘edele’ quene komt in geen enkele tekst voor.Ga naar eind4. Met de moderne vertaling ‘oude vrouw’ gaat die ongunstige bijbetekenis verloren. Al deze zaken bij elkaar brengen een aanzienlijke betekenisverschuiving van de tekst tot stand. Aangezien Callewaert zijn onderzoek baseert op zijn eigen vertaling is deze werkwijze discutabel. Hij sluit steeds die lezingen uit die niet in zijn interpretatiekader passen. Net als zijn meeste voorgangers vereenzelvigt Callewaert de auteur van EVSP met het personage van de klerk. Dit kan echter niet zomaar worden aangenomen. Mogelijk kan gezegd worden dat de auteur zich het meest met de klerk heeft geïdentificeerd, maar de klerk is een karakter in de tekst net zoals de evangelistes en hun toehoorsters. Jozef Janssens bekritiseert in De Middeleeuwen zijn anders (1993) Callewaert ook op dit punt. Callewaert verliest uit het oog dat de tekst een raamvertelling is, hij lijkt soms aan te nemen dat de beschreven bijeenkomsten in de realiteit hebben plaatsgevonden, zoals de auteur ons wil laten geloven. De plaatsing van het werk op de Index van verboden boeken is voor hem een bevestiging van de serieuze bedoelingen ervan. Dit uitgangspunt is de belangrijkste oorzaak van zijn afwijkende interpretatie van EVSP. Een tweede oorzaak is dat de onderzoeker de maatschappelijke context nauwelijks in zijn onderzoek betrekt. Om de tekst beter te begrijpen is het echter nodig de literaire traditie en de maatschappelijke opvattingen over vrouwen in de laatmiddeleeuwse samenleving bij het onderzoek te betrekken. In mijn eigen onderzoek naar de tekst heb ik andere literaire teksten, die ongeveer uit dezelfde tijd stammen, met EVSP vergeleken en daarnaast heb ik ook de sociale en economische situatie van de periode bestudeerd. Zowel de literaire traditie als de maatschappij blijken van grote invloed op het werk. Ze verklaren de moderne lezer(es) veel onduidelijkheden. | |||||||||
[pagina 34]
| |||||||||
Late MiddeleeuwenDe belangrijkste verandering die aan het einde van de Middeleeuwen plaatsvond is de groei van de steden. Na een eeuw van rampen (epidemieën, misoogsten) en oorlogen bloeide in de vijftiende eeuw de handel op. Het gevolg hiervan was een opleving van de economie. Vooral de handeldrijvende burgers profiteerden hiervan. Deze groep burgers werd steeds vermogender en daarmee ook steeds invloedrijker. De rol van de adel, met name in bestuurlijke functies, werd gedeeltelijk door hen overgenomen. De betrekkelijke welvaart die voor bepaalde groepen in de steden ontstond, vormde een grote aantrekkingskracht op de vele verarmde boerengezinnen, alhoewel het voor hen daar meestal geen vooruitgang betekende.Ga naar eind5. Het informele samenlevingsverband van familie en dorpsgemeenschap verliest in de grote steden haar basis. Vanuit de stedelijke burgerij wordt geprobeerd nieuwe, door overheden gestuurde, sociale structuren te creren. Om onderlinge banden tussen de stedelingen te bevorderen wordt het verschil tussen de stadsbewoner enerzijds en de plattelandsbewoner en van daar afkomstige nieuwe stedelingen anderzijds, beklemtoond. De veranderingen die plaatsvinden hebben grote gevolgen voor vrouwen. De rol die ze krijgen toebedeeld wordt drastisch ingeperkt. Op het platteland werkten vrouwen actief mee in het produktieproces en er was een speciale rol weggelegd voor de vrouw op leeftijd. Haar ouderdom stond garant voor de kennis die ze in haar leven had opgedaan. Ze fungeerde als raadgeefster en begeleidde als vroedvrouw zwangerschap en geboorte bij de vrouwen in het dorp (‘vroede’ betekent ‘wijs’ en de betekenis van de huidige term ‘vroedvrouw’ komt oorspronkelijk daar vandaanGa naar eind6.). Kennis van kruiden en medicijnen werd van moeder op dochter doorgegeven. De algemene tendens in de steden is de professionalisering van beroepen. Om economische posities zeker te stellen organiseren de verschillende ambachten zich in gilden.Ga naar eind7. Het wordt vooral voor vrouwen steeds moeilijker om daar lid van te worden. Zo moeten bijvoorbeeld (universitaire) opleidingen worden gevolgd, die voor vrouwen niet toegankelijk zijn. Meer dan al het geval was wordt de taak voor vrouwen beperkt tot het ondersteunen van hun echtgenoot bij het beroep dat hij uitoefent en de verzorging van het huishouden. De oudere vrouw is in de functie die ze in de boerengemeenschap uitoefende in de steden niet meer nodig, er zijn gespecialiseerde beroepsgroepen die haar taken overnemen. Meestal gaf de van het platteland weggetrokken bevolking de oude vrouw nog wel het gezag dat ze van oudsher bezat en daarmee vormde ze concurrentie voor de nieuwe gespecialiseerde beroepsgroepen die hun reputatie nog niet gevestigd hadden. Er werden verschillende methoden gebruikt om de macht van de oude vrouw in te perken. Ze werd langs politieke en juridische weg in diskrediet gebracht en daarnaast werd haar veronderstelde wijsheid belachelijk gemaakt, vooral door middel van literaire teksten.Ga naar eind8. Dat was geen nieuw verschijnsel. Vrouwenhaat en angst voor vrouwen heeft gedurende de hele Middeleeuwen in meer of mindere mate haar uitlaatklep gevonden in de literatuur. In de vijftiende en zestiende eeuw, soms al eerder, worden in bijna heel Europa teksten over deugdzame en slechte vrouwen geschreven, vooral verzamelingen van voorbeelden van slechte vrouwen worden erg populair. Zo wordt vrouwenhaat in de vorm van ontspanningslectuur onder bredere kringen verspreid. Een ander genre uit deze periode is de satire. Meestal werd daarin het tegenovergestelde geschetst van wat wenselijk werd geacht, de boodschap dat de beschreven situatie nooit veel goeds kon brengen lag er daarbij door de ironische toonzetting dik bovenop. Een apart thema dat ontstaat is ‘het verkeerde huwelijk’. In dat verkeerde huwelijk heeft de vrouw het voor het zeggen. Dat houdt meestal in dat ze zich niet aan de voor haar bestemde taken houdt. Er worden veel afbeeldingen gemaakt waarop de vrouw letterlijk de broek draagt. | |||||||||
Clichés over vrouwenAls met de kennis van de literaire en sociale achtergrond naar EVSP wordt gekeken is er een groot aantal herkenningspunten. De meeste middeleeuwse opvattingen en clichés over vrouwen zoals die worden verkondigd in de Bijbel, door theologen en in de middeleeuwse literatuur zelf, zijn in EVSP terug te vinden. De belangrijkste clichés zijn dat vrouwen bijgelovig zijn, altijd kletsen, geen geheimen zouden kunnen bewaren, onstandvastig zijn en geen maat kunnen houden. Het enige waar ze aan denken is meer geld, meer seks, meer sieraden, meer eten en drinken. De clichés worden hier in de mond van vrouwen zelf gelegd, hetgeen moet bewijzen dat die clichés juist zijn: vrouwen zeg- | |||||||||
[pagina 35]
| |||||||||
gen het immers zelf ook! Nu wordt ook duidelijk waarom EVSP als non-fictie wordt gepresenteerd. Het leespubliek moet zo vergeten dat alle uitspraken van een mannelijke auteur komen. In veel gevallen zijn het de recepten zelf die de clichés bevestigen. Zo is er één kapittel (za.; 3) dat beschrijft hoe je de geldkoffer van je man kan openbreken als hij je niet genoeg geld geeft. De hele tekst kan ik hier niet bespreken, maar ik zal enkele onderdelen uitkiezen die illustreren dat de tekst in de vrouwonvriendelijke traditie past (voor wat betreft de intentie van de auteur). Een representatief voorbeeld is de naamgeving van de vrouwen. Er komen in totaal meer dan honderd vrouwen in voor. Een klein deel van hen wordt slechts omschreven als ‘oude tandeloze’ (di.; 21) of ‘oude quene’ (wo.; 17, do.; 5 en do.; 6) maar het overgrote deel van de vrouwen wordt bij de naam genoemd en meestal is die veelzeggend of dubbelzinnig. Neem bijvoorbeeld de naam ‘Sibille van den Marassche’: Sibille was in de oudheid de benaming voor een soort van profetes en ‘Marassch’ betekent ‘moeras’.Ga naar eind9. Letterlijk vertaalt betekent haar naam dus ‘profetes van het moeras’. Met die naam wordt met haar wijsheid gespot. De betekenis is niet bij alle namen zo precies te traceren, maar ze zijn (of lijken op z'n minst) in veel gevallen ronduit beledigend. Ze zeggen ofwel iets over hun uiterlijk, slechte eigenschappen of geringe komaf ofwel suggereren iets over hun losse seksuele moraal. Zo heet iemand Lizen Vroechrijpe (ma.; 7), is er een Griele vanden Solder (ma.; 7), een Beerthe de Nauwe (ma.; 12) en een Merken metter Bulten (wo.; 11). | |||||||||
VrouwenevangelieDe titel van het werk is tot nu toe nog niet aan de orde gekomen. De spinrok zelf gold als typisch vrouwelijk symbool omdat het een typisch vrouwelijk gebruiksvoorwerp was. Het is een stok waarop bij het spinnen met de hand het te bewerken materiaal wordt gestoken. In het geval van de titel moet de spinrok ook als metafoor voor vrouwen worden gezien. Vermoedelijk was het symbool van de spinrok in meerdere gevallen erotisch geladen. De vrouwen uit de tekst houden hun bijeenkomsten tijdens de dagelijkse spinavonden waarvoor ze toch al gewend waren om bij elkaar te komen. Terwijl de evangelistes hun verhaal afsteken luisteren en spinnen de toehoorsters tegelijkertijd. Dit blijkt ook uit de afbeeldingen die bij verschillende edities van de tekst zijn afgedrukt. Spinavonden hebben, vanaf de Middeleeuwen tot in de negentiende eeuw, in vrijwel elk deel van het Europees continent plaatsgevonden. Vrouwen en meisjes van het platteland kwamen op de winteravonden bijeen om te spinnen. De bijeenkomsten hadden vooral een sociale functie, men zocht gezelligheid bij elkaar, wisselde de laatste nieuwtjes uit, vertelde elkaar verhalen en zong liederen. Op deze wijze werd het cultuurgoed van de gemeenschap steeds weer doorgegeven aan de jeugd. Vaak kwamen er jongens en mannen op bezoek bij deze spinavonden. Op deze wijze konden jongens en meisjes met elkaar in contact treden. De kerk is niet altijd even gelukkig geweest met deze ontmoetingsplaats van de twee seksen. Af en toe werd geprobeerd de spinavonden te verbieden. Men vreesde voor zondig gedrag van de aanwezigen.Ga naar eind10. Met de kritiek van de kerk lijken deze spinavonden nu niet het ideale decor voor een evangelie. Het is op zich al opvallend dat de vrouwen hun werk zo noemen en zichzelf als evangelistes bestempelen. De Bijbel, waar dit genre vandaan komt, kent geen vrouwelijke evangelisten. Bovendien waren (en zijn) binnen de katholieke kerk vrouwen uitgesloten van kerkelijke functies; ze hebben geen stem. De term ‘evangeliste’ vormt op zich dus al een contradictio in terminis. De evangelistes maken gebruik van een typisch ‘mannen-genre’ en verplaatsen het naar een vrouwendomein; de spinavonden. Net als de spinavonden lijken de beroepen die de evangelistes in hun leven hebben uitgeoefend of nog steeds uitoefenen ongepast voor het Bijbelse genre. Ysengrine, die de eerste avond leidt, verdiende vroeger de kost als hoer en is op haar oude dag vroedvrouw geworden. De tweede evangeliste, Transeline, is in dienst bij de dorpspaap. In haar jeugd leerde ze het wichelen, maar ze kwam eveneens in de prostitutie terecht. Op woensdagavond wordt het woord gevoerd door een waardin die tevens koppelaarster is geweest en door het vele snoepen van haar eigen eten ontzettend dik is geworden. Ook de overige evangelistes hebben dergelijke carrières achter de rug, bovendien maken alle vrouwen, ook de toehoorsters gebruik van magie. De dubbelzinnige bijnamen, de beroepen van de evangelistes en onderwerpen van veel kapittels duiden erop dat de vrouwen en hun bedoeling om nuttige | |||||||||
[pagina 36]
| |||||||||
raadgevingen te verkondigen, door de auteur zelf niet serieus worden bedoeld. Ze willen met hun bijeenkomsten een verandering in het negatieve denken teweeg brengen, maar worden gebruikt om dit nog eens te bevestigen. Ze mogen zichzelf hoogst serieus nemen, van de lezer(es) wordt niet verwacht datzelfde te doen. De kennis, het gedrag en het verleden van de vrouwen worden geheel belachelijk gemaakt. De tekst moet aantonen dat de wereld die het spinnende gezelschap wil, de wereld op z'n kop is. Met deze conclusie is echter nog geen verklaring geleverd voor het verbod op het boek en latere waarschuwingen ervoor. Wanneer de lezers EVSP algemeen opgevat zouden hebben als een spottekst waarin heersende maatschappelijke opvattingen over het vrouwelijke geslacht worden bevestigd, zou het kerkelijk gezag er geen gevaar in hebben gezien, want die opvattingen onderschreef de kerk zelf. Er moet dus meer aan de hand zijn geweest. Om dat te onderzoeken heb ik gebruik gemaakt van feministische theorieën. | |||||||||
Alternatieve interpretatiesHet is niet eenvoudig om een middeleeuwse tekst feministisch te interpreteren. Het grote gevaar is dat men al gauw anachronistisch te werk gaat. Feminisme is een begrip dat in de Middeleeuwen totaal onbekend is. Bedoelingen van vrouwen (als schrijfster of als personage) kunnen daarom nooit op die wijze geïnterpreteerd worden.Ga naar eind11. Het is een gegeven dat de meerderheid van de middeleeuwse auteurs mannelijk was. Er komen daardoor weinig ‘echte’ vrouwen aan het woord. Veel onderzoek(st)ers hebben zich beziggehouden met de vraag hoe men met deze bestaande handicaps toch meer over vrouwen in deze periode te weten kan komen. Onder andere Jane BurnsGa naar eind12. heeft gezocht naar andere leesmethoden om toch hun stem in middeleeuwse teksten te kunnen horen. Zij richt zich specifiek op de oud-Franse literatuur, waarin vrouwen een ondergeschikte rol spelen. Door te luisteren naar de woorden van een personage in de tekst en de gebaren en handelingen te bestuderen hoopt ze meer te ontdekken. Een vrouwelijk personage dat door een mannelijke auteur gecreëerd is en van hem haar woorden, gebaren en handelingen krijgt gegeven is niet te vergelijken met een vrouw in de werkelijkheid, maar een lezer(es) zal uitspraken, afkomstig van een vrouw anders interpreteren dan afkomstig van een man.Ga naar eind13. De vrouwen in een tekst zijn niet identiek aan werkelijke vrouwen, maar ze zijn ook niet geheel identiek aan de stem van de auteur. Die zal in de meeste gevallen willen proberen een geloofwaardig personage neer te zetten waarin minimaal een echo zal doorklinken van de maatschappij. Ik heb ondermeer van Burns ideeën en methoden gebruik gemaakt, om een verklaring te vinden voor de nog bestaande onduidelijkheden rond de receptie van EVSP. Het blijkt nuttig om de auteur van het werk te volgen in zijn presentatie van de tekst als non-fictie. Daarbij gaat het dus om het innemen van een leespositie waarin de klerk en de vrouwen serieus worden genomen. Door hun uitspraken letterlijk te nemen en te toetsen in hoeverre hun eigen bedoelingen van het evangelie, binnen de raamvertelling, bereikt worden, is het mogelijk tot een heel andere interpretatie te komen. Bij die interpretatie ontstaat een oplossing voor die historische verwijzingen waaruit blijkt dat de tekst (door een deel van het publiek) letterlijk en serieus werd genomen. Want als je de uitspraken van het gezelschap leest, zonder de dubbelzinnigheden erbij te betrekken, maken deze een revolutionaire indruk. De vrouwen beklagen zich omdat er zo negatief over hen en hun wijsheid wordt geschreven (zie inleiding) en hun bijeenkomsten hebben tot doel het tegendeel te bewijzen. Ze eisen erkenning en concurreren met de kennis van de mannen. Ze treden op als handelende, sprekende, personen en beperken zich niet tot de ondergeschikte posities die ze in de patriarchale maatschappij geacht worden in te nemen. Het is goed mogelijk dat in de Middeleeuwen een deel van het leespubliek op het betekenisniveau binnen de raamvertelling bleef. Het kan zijn dat lezers en lezeressen EVSP als artestekst zijn gaan beschouwen en gebruik hebben gemaakt van de raadgevingen waar men al, zo blijkt uit de overgeleverde artesliteratuur, bekend mee was. Wanneer de tekst inderdaad op deze wijze werd geïnterpreteerd kan dat wel eens de reden zijn geweest waarom EVSP op de Index belandde. Want behalve de recepten zou men ook de evangelistes en toeschouwsters wel eens serieus kunnen nemen en dat zou lezeressen wel eens op verkeerde ideeën kunnen brengen! | |||||||||
[pagina 37]
| |||||||||
Verschillende betekenislagenEr zijn nu drie verschillende betekenislagen van de tekst aan de orde gekomen. De eerste is die van het fictieve niveau: een groep vrouwen laat door een klerk hun kennis op papier zetten. Hiermee laten de personages zien dat ze, in tegenstelling tot wat door hun omgeving gezegd en geschreven wordt, over wijsheid beschikken. De tweede betekenislaag wordt gevormd door de bedoelingen van de auteur. Hij kiest voor een fictieve raamvertelling om aan te tonen dat het negatieve vrouwbeeld dat in die tijd dominant is, op de werkelijkheid is gebaseerd. De kennis van de vrouwen wordt daarin bespot. De derde laag heb ik hier slechts kort aangestipt, het is de meest gecompliceerde die ik met behulp van feministische theorieën heb proberen bloot te leggen. Daarbij ben ik er van uitgegaan dat het werk niet door iedereen hoeft te zijn uitgelegd volgens de bedoelingen van de auteur. De vrouwen zijn weliswaar personages die gemanipuleerd worden door een auteur, maar tegelijkertijd zorgen ze voor kritiek op de heersende mannelijke orde. Hoe de inhoud ook geïnterpreteerd wordt, de tekst geeft de twintigste-eeuwse lezer(es) op indirecte wijze veel informatie over de middeleeuwse samenleving, over opvattingen over vrouwen, over het leven van ‘gewone’ vrouwen en het geloof in magie. Alhoewel ik niet denk dat ik mijn lezers/lezeressen in de raadgevingen van EVSP kan laten geloven, kan ik het toch niet laten nog één raadgeving mee te geven, afkomstig van Robinette Swartsnede, één van de toehoorsters: ‘...die de nieuwe maen ghewaer wort als si wasset. met volder borsen die sal die mane groeten. ende oetmoedelick toe neighen soe sal sijn ghelt dat maenscijn wassen ende vermeerderen.’ (‘...wie met volle beurs de wassende maan gewaarwordt, moet de nieuwe maan groeten door met ontzag voorover te buigen. Zo zal zijn geld een maand lang blijven aangroeien.’ (di.; 14))
Baat het niet dan schaadt het niet!
Carine Grootenboer heeft Nederlandse taal- en letterkunde gestudeerd aan de Universiteit Utrecht met historische letterkunde als specialisatie. Die evangelien vanden spinrocke was het onderwerp van haar afstudeerscriptie. | |||||||||
Literatuur
|
|