Het Protocol
van Heilig Ontzag
‘Giphart’
Als ik me rot voel, stel ik me gewoon even voor hoe Vestdijk er nu uitziet, en dan voel ik me een stuk beter.’
In mijn herinnering heb ik ooit eens van iemand in het café gehoord dat dit gezegd zou zijn door de later krankzinnig geworden Propria Cures-auteur Robert Anton Loesberg. Ik kan me eerlijk gezegd niet voorstellen dat zo'n uitspraak vlak na Vestdijks dood enige commotie heeft gegeven, maar je weet het natuurlijk nooit zo vlak voor de oorlog. (Who is this Vestdijk anyway?) Vul voor Vestdijk Bilderdijk in, en de betekenis vervaagt al helemaal. Ik geef toe: hoe dichterbij de sterfdatum, hoe leuker de grap. Schrijf ik: ‘Als ik me rot voel, stel ik me voor in welke staat van ontbinding Johan Polak nu verkeert,’ dan is de kans groot dat ik mensen weer eens smakeloos grief (wat overigens onzinnig zou zijn want Polak is gecremeerd - maar dit terzijde). Over dode schrijvers maakt men geen grappen. Over literatuur maakt men sowieso geen grappen. Dit heeft te maken met wat ik (waanzinnig scherp, eigenlijk) genoemd heb: Het Protocol van Heilig Ontzag.
Waar Dit Protocol vandaan komt zou ik niet weten, maar het bestáát. Om een of andere reden schijnen mensen altijd in hun broek te plassen van ontzag als het om literatuur gaat (ik heb het dan natuurlijk wel over mensen die kunnen lezen, niet over de met kratten bier en zakken chips voor de prolevisie gestationeerde, voortdurend boeren en scheten latende Hitbingo-kijkers). Voor mensen met een beetje fatsoen (wij dus eigenlijk) is literatuur van oudsher een respectabele zaak, zijn schrijvers en dichters belangrijke mensen, en boeken de vrucht en het toonbeeld van onze beschaving. Om een voorbeeld te geven: Hier is Van Dis werd algemeen beschouwd als een veel eerbiediger programma dan ik noem maar een Avro's Service Salon, want Van Dis interviewde geen wc-brilontwerpers, taugékwekers of coprofilisten, nee, hij praatte met schrijvers. En schrijvers, ja, dat zijn de goeroes en lichtende paden van hun tijd. Ik ben niet paranoïde, echt niet, maar Het Protocol houdt deze bijna religieuze verering van literatuur en de eerbiedwaardige positie van schrijvers om mij onbegrijpelijke redenen in stand.
Hoe ben ik daar achtergekomen, zult u zich afvragen, achter deze doctrine van Het Protocol? Interessante kwestie. Ik vermoed dat het een paar jaar geleden geweest zal zijn. Ik heb een rare liefhebberij, waar ik me niet voor schaam: ik mag graag scheuren. Boeken verscheuren, bedoel ik. Uiteraard verscheur ik liever geen boeken die me dierbaar zijn; als ik zin heb om me even heerlijk ongegeneerd af te scheuren dan trek ik meestal een boekje uit het daartoe bij de Slegte aangeschafte stapeltje kutboeken, om dit - onder het toeziend oog van huisgenoten of kennissen - achteloos aan flarden te raggen. Jemig, de reacties die ik daarop krijg, daar schrik ik toch iedere keer weer van.
‘Mag ik misschien een met mijn eigen, zuur verdiende geld gekocht bezit zèlf kapot maken als ik dat wil?’ vraag ik, als mijn toekijkers verschrikt roepen dat je zoiets toch niet doet, toch niet doet?!
‘Maar zoiets is cultuurbezit!’ riposteert er altijd wel weer iemand bijna huilend als ik net een Brakman van één gulden vijfentwintig heb versnipperd, ‘dat mag je toch niet kapot maken? Picasso verscheur je toch ook niet?’
‘Ligt Picasso in stapels bij de Slegte?’ vraag ik dan maar, de sfeer meestal helemaal verpestend. Boeken verscheuren, dat kan klaarblijkelijk niet. Wat ook niet kan: bij het antiquariaat dichtbundels van Tachtigers kopen, deze opensnijden (wat bijna nooit is gebeurd), met een fijnlijner overal strategische letters veranderen (in ‘heffen’ de h) of toevoegen (in ‘stond’ een r), of boven een openingsregel als ‘'k Zie hem al staan’ de titel kalligraferen ‘Zie ginds komt de stoomboot’, om vervolgens het boek voor een iets lagere prijs ongezien terug te laten kopen door de antiquaar.
Nee, het stigma ernstig en eerbiedwaardig te zijn, is onuitroeibaar. Het mooist manifesteert zich dit in de wetenschap. Dat de wetenschap zich überhaupt verwaardigt aandacht te besteden aan