Tonnus Oosterhoff en De Bezige Bij
In 1989 werd Oosterhoff tijdens Poetry International genomineerd voor de C.Buddingh'-prijs, een prijs die bestemd is voor een dichter die in de twee jaar daarvoor debuteerde. Die nominatie op zich bracht al publiciteit met zich mee; dit werd alleen maar meer toen Oosterhoff de prijs ook won. Zijn dichtbundel Boerentijger, die in 1989 uitkwam, kreeg veel aandacht; de recensies waren overwegend positief. Geen slechte start voor een dichter die zijn eerste schreden in de literaire wereld zet. Wat ging eraan vooraf?
In 1986 stuurde Oosterhoff zijn eerste gedichten naar het tijdschrift Hollands Maandblad; niet vanwege het redactionele beleid maar om de mooie letter. Het duurde maanden voor hij een briefje met een afwijzing kreeg. Vervolgens stuurde hij gedichten naar Maatstaf; ook in dit geval kreeg hij pas na maanden een (afwijzende) reactie. Een andere weg bleek succesvoller. Een vriend van Oosterhoff werkte als redacteur voor enkele jeugdtijdschriften, waar ook Guus Middag (poëziecriticus van de NRC) voor schreef. Middag zag wel iets in de gedichten van Oosterhoff en legde contact met Robert Anker, die vervolgens enkele gedichten van Oosterhoff in Raster plaatste. Ook bracht Guus Middag Oosterhoff in contact met uitgeverij De Bezige Bij.
Bij Oosterhoffs eerste gesprek bij De Bezige Bij vroeg de desbetreffende redacteur of hij méér werk had. Sindsdien stuurde hij gedichten naar die redacteur, tot er voldoende was voor een bundel. Met die redacteur had Oosterhoff veel contact; samen bespraken ze hoe de bundel ingedeeld moest worden. Ook deed de redacteur suggesties voor veranderingen in de gedichten zélf, die Oosterhoff van hem overnam. Voor hem was dat geen probleem: ‘Ik weet zeker dat het zonder mijn redacteur een minder goed boekje was geworden.’ Zelf hield hij zich ook bezig met de typografie en de bladindeling, en hij deed suggesties voor het omslag. Aanvankelijk wilde Oosterhoff een andere titel, maar daar wilde de redacteur niets van weten. Achteraf denkt Oosterhoff dat deze titel toch wel goed was.
De nominatie voor de C. Buddingh'-prijs en het grote aantal recensies verrasten Oosterhoff. Alle aandacht die hij kreeg vond hij niet onverdeeld plezierig: ‘Met publiceren zoek je niet echt aandacht, je wilt gelezen worden. Dat is iets anders dan dat er mensen in je huis komen om je te fotograferen.’
Van Boerentijger zijn ongeveer 1.000 bundels gedrukt. Heeft hij er enig idee van hoeveel er over de toonbank zijn gegaan? Oosterhoff: ‘Dichters vragen dat niet uit piëteit met de uitgever, en uitgevers vertellen dat niet uit piëteit met de dichters.’ Eigenlijk vindt hij het literaire bedrijf maar een vreemde bedrijfstak; als schrijver lever je alle grondstoffen, maar in plaats van dat je daar naar betaald wordt, blijf je heel lang afhankelijk van allerlei subsidies en beurzen.
In 1991 verscheen Oosterhoffs verhalenbundel Vogelzaken, ook weer bij De Bezige Bij. Het is een soort erecode dat je als schrijver bij je uitgever blijft. De financiële consequenties voor de Bezige Bij bij een eventueel vertrek van Oosterhoff zouden echter niet zo groot