Het onbegrijpelijke gedicht
Er zijn altijd onbegrijpelijke gedichten geweest. Aan dit feit hebben de dichters hun reputatie te danken grote geesten te zijn, verder kijkend dan hun tijdgenoten; ondanks hoon en onbegrip eigenzinnig: met de zekerheid dat de geschiedenis ze gelijk zal geven. En dat gebeurt: onbegrijpelijke gedichten worden op maat gesneden, gecanoniseerd en begrepen?
Een voorbeeldje, van een goede honderd jaar geleden. Willem Kloos leest nieuwe gedichten van Herman Gorter, enkele verzen: ‘Ik begrijp er zeer weinig van’ en ‘ik sta voor een dilemma “Ben ik zo stom en ouderwetsch òf is Gorter van de wijs'”. Kloos’ onbegrip is voor de Nieuwe gids-redactie geen belemmering: uiteindelijk worden de gedichten natuurlijk gewoon geplaatst.
Maar dan de reactie van een ‘gezond-verstand-krant’, het Algemeen handelsblad. De toon is voorspelbaar, maar de vorm waarin het onbegrip gegoten werd, vraagt letterlijk om reactie:
‘In het Augustus-nummer van De Nieuwe Gids komen wederom eenige Nieuwe-Gidsverzen voor van den heer Gorter.
Wij nemen het eerste gedicht over, met de nederige bekentenis dat we er geen woord van begrijpen. Eigenlijk schijnt het ons zelfs radicale onzin toe.
Is er onder onze lezers iemand die verklaren kan, eenigen zin in deze verzen te vinden en in staat te zijn ongeveer aan te duiden wat de dichter zeggen wil? Zijn er leestekens en werkwoorden weggevallen? Wat is het inzwevend kameren van de regen?’ (Volgt het gedicht ‘Leven’).