Vooys. Jaargang 10(1991-1992)– [tijdschrift] Vooys– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 56] [p. 56] Enkele gedichten Lucas Bastiaan lazarus s., jij kan veroordeeld tegenwicht van dit papier je wegen gaan je schuift met een lijn een baan naar jou getrokken door wat ik dacht het punt Het vlak heeft weinig van jou nodig je hebt al snel een moord gepleegd een armoedig schepsel je staat op de raststätte door jou ongezocht gevonden waar letters mij op schotels binnendragen hongerige reiziger sta op abstractie altijd zij die in de kilte van ontwakend licht van abstractie en van slapen spreekt hoe wit is de voorstelling die ik concreet van onze stemming maak zij ziet er niet de bloemen in die groen en geel gegeven zijn jij denkt en ziet en suggereert en spreekt met iemand over liefde [pagina 57] [p. 57] verwezen achter het beslagen raam werpt lantaarnlicht straks een vage kring als in de centrale van de electriciteitsmaatschappij de geknakte dag zijn doodskus geeft een klik die breekt wat mij naar het venster riep wat nu nog glas is snijdt in een ruimte door vlakken van mij afgeschermd waarin geen boom geen vogel geen klaprooszaad de verbeelding prikkelt van wat in stenen leeft ik hoef mij al niet meer om te draaien het licht is achter mij ik zie in mijn huis de bossen ver weg van de stad mag het hier donker worden ik kom een haas tegen wurm voor dr. f. minuten al stond zij te kijken hoe ik gebogen mijn trompet een traditie tot fantomen blies zij daarginds door mij gedragen trok in extase haar gedachten uit mijn uit lucht ontsnapte toon heeft noot na noot een beeld geschetst naaktheid geeft aan koele jazz een zweem van geile tederheid archimedes archimedes was jaloers maar maakte zijn liefde lichter nacht mijn blik zweeft op de duisternis zoals liefde drijft op de angst overdag wanneer het te donker is om van kleur te kunnen spreken vermengen zich de tinten liefde en angst jij schetst mijn leed op doeken het toestel oreert het spectrum van wat weten wij de wereld houdt van bonte kleuren ik schilder mijn verlangen in vederlichte penseelstreken en de anderen amuseren zich dood het ultieme eureka [pagina 58] [p. 58] levenslied het kan een woord zijn een wikkel uit de automaat waardoor ik val de bodem kent zijn eigen zelfde tekens die iets eenders vatten fragmenten die mij slepend doden reizen verder dan de eerste val met mijn nieuwe weke eelt beland ik die avond bij een gat dat dieper nog maar zonder verte naar mijn zelfde liefde leidt pijnlijk kort daarop ben jij er weer gevecht bloed druipt langs de beelden waaruit zweet mijn wezen destilleert als ik mijn mes wegsteek is toeslaan mijn ontwaken handelen is stilstaan mijn redding sommigen hebben nog maar een hand te verdedigen verdomme wat duurt dit lang geen tijd te vertwijfelen het einde nadert Vorige Volgende