roemer
Een graat in mijn bloed
‘Onder discriminatie wordt verstaan elke vorm van onderscheid, uitsluiting, beperking of voorkeur, die tot doel heeft of ten gevolge kan hebben, dat de erkenning, het genot of de uitoefening op voet van gelijkheid van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden op politiek, economisch, sociaal of cultureel terrein of op andere terreinen van het openbare leven wordt teniet gedaan of aangetast.’
[artikel 90 quarter van het wetboek van strafrecht]
Voor een migrantenkunstbeleid is van belang dat ieder van ons het recht heeft een eigen identiteit te ontwikkelen - dat wil onder andere zeggen dat: ieder persoon en elke etnische/religieuze/nationale groep minstens aanspraak maakt op een eigen kulturele-identiteitsbeleving.
Maar bestaat er werkelijk een onverbrekelijke band tussen kultuur & etniciteit; tussen kultuur & religie - en tussen kultuur & nationaliteit -.
Iedereen kan deze verbanden voor zichzelf leggen of er met anderen over in diskussie gaan.
Echter, een doordacht kunstbeleid voor allochtonen zou geen bestaansrecht hebben zonder dergelijke veronderstellingen. Maar zo'n beleid wordt pas zinvol door het uitgangspunt dat: Kultuur ontstaat, zich vernieuwt en zich stabiliseert in de kontekst van de omstandigheden waarin mensen - als individu èn in groepsverband - het samenleven organiseren vanuit hun drang te overleven: gezond, gevoed, tevreden en min of meer gelukkig - ondanks de onontkoombaarheid van ouderdom, dood en de gevoelens van pijn, verdriet en frustraties die onze beperktheid & kwetsbaarheid als ‘Mens’ benadrukken.
Personen die hun geboorteland min of meer voor-goed verlaten, weten hoe dynamisch het verschijnsel Kultuur is èn: hoe onze kultuur-eigenaardigheden ons kracht & veiligheid geven - maar wij ervaren ook hoe onze Kultuur ons kwetsbaar maakt onder nieuwe leefomstandigheden.
Landverhuizers ervaren meer dan anderen dat het eigenlijk weinig zin heeft vast te houden aan kultuur-vormen die bij voorbeeld in Nederland weinig funktioneel zijn; wij worden dagelijks gekonfronteerd met het feit dat, niet de authentieke kultuurvormen/-inhouden - maar het vermogen om met soms ekstreem nieuwe situaties om te gaan de drijfdrift is tot Kultuur en de veerkracht is van de menselijke kreativiteit. Dit vermogen wordt in Westerse vakdisciplines ‘Intelligentie’ genoemd - in niet-westerse landen hoort dit vermogen tot de spiritualiteit-van-het-dagelijks-leven.
Allochtonen komen vaak - uit leefomstandigheden waarin Kunst en leven vanzelfsprekend samenvallen in de funktionaliteit van het dagelijkssamen-leven. Aldus is het vaak moeilijk een werkbare struktuur te vinden in het onderscheid tussen Kunst [=elitair/verheven] en leven [=banaal/platvloers] dat wij in Nederland aantreffen. Ook de kloof tussen amateurisme & professionalisme lijkt voor migranten overbrugbaar: onze amateurs zijn veelal personen die zich onder amateuristische omstandigheden vóór-trainen op de professie.
Een beleidsaanbeveling ‘bottum-up’ geformuleerd: willen wij als migranten het recht houden uiting & vorm te geven aan een-eigen-identiteit - dan zullen wij rekening moeten houden met de ‘kodes’ die in dit land waarin wij willen wonen & werken & (re-)kreëren gelden. Doen wij dat niet dan zullen wij ons ‘gediskrimineerd’ weten immers: de kunstwaarden die in de kontekst van déze geïndustrialiseerde samenleving ontwikkeld worden zijn toon-aangevend!
Echter: het vermogen om met soms ekstreem onvoorspelbare situaties om te gaan is dè Migrant niet vreemd -.
Dus: ook in Nederland zullen wij vanuit de diepte van onze ervaringen & herinneringen als etnische/religieuze/nationale groep èn vanuit de overtuiging van ons bestaan als persoon - hartgrondig & meesterlijk de Schone Kunsten blijven bedrijven!
astrid h roemer