‘Ik wil heus niet boos zijn,’ zei hij, ‘maar U beweert dat U mij de raad gaf in de Dokkenstraat te gaan zoeken. Welnu, ik vraag U: wanneer gaf U mij de aanbeveling?’
‘Zojuist’, antwoorde de vreemdeling zonder talmen.
‘Zojuist?’
‘Zojuist... Zoëven... Daarnet... Zojuist’, prevelde de onbekende voorzichtig.
Waarom verdrijf ik deze onzinnige gans niet? Slechts een onverhoedse beweging van mijn voet en hij ligt kermend op de vloer, met zijn hals naar U, o Vader, gekeerd, die ik dan met gemak kan vertrappen. Hij gorgelt met verminkte stem om genade voor zijn lastige nonsens.
‘U zegt zojuist, ik hoorde U zeggen zojuist, is het niet? Zojuist gaf U mij die raad?’
‘Ik weet het, ik weet het,’ antwoorde de man, ‘voor U klinkt dat als zoude ik hebben gezegd: morgen, of: volgende week vrijdag, of: daags na uw zeventigste verjaardag, maar daar wilde ik U juist over inlichten!’
De vreemdeling had zijn vastberaden toon hervonden. Hij loenste Xaver enkele seconden beslist maar welwillend aan, waarna hij vervolgde.
‘Ik wilde U namelijk belangrijke vragen betreffende het Toeval en dergelijke dingen voorleggen.’
Zijn hoofd sloeg weer voorover. Slachtgans. Slachtgans!
‘Het toeval?’
Xaver probeerde zich te ontspannen en snoot zijn neus zo bedachtzaam, dat zijn snuiten de woorden van de man niet onverstaanbaar zouden beschadigen.
‘Laat ik U een voorbeeld geven.’
De man duwde zijn tong onder zijn bovenlip en snoof langzaam en zwaar, zodat zijn buik zich afzichtelijk spande.
‘Als U morgen twee liter koffie drinkt of bedorven vlees eet, zult U de nacht daarna niet wel in slaap kunnen geraken van de onpasselijkheid. Dat is zo duidelijk als het maar zijn kan, hè?’
‘Natuurlijk.’
‘Ander voorbeeld: als de wereld nu de andere kant op zou gaan draaien, dan zou deze dag...’ - de man keek even op zijn horloge - ‘...vier uur korter duren.’
‘Dat spreekt voor zich’, zei Xaver, zonder het gezegde werkelijk te bevatten.
‘Deze gebeurtenissen vat de mens samen in de termen “oorzaak” en “gevolg”. Vandaag dit, dus morgen dat, overmorgen dat, de dag daarna zus, en dus vervolgens zo; weer dit, weer dat...’
‘Ik begrijp waarover U het heeft ja!’ onderbrak Xaver hem geërgerd.
‘Goed goed goed, dat... dat... goed goed... neemt U mij niet kwalijk, maar ik wil alles zo duidelijk mogelijk weergeven. Probeert U mij te volgen.’
Zijn nek is niet dik, maar ook niet overdreven pezig en dun. Ik kan hem vanuit een sluwe hinderlaag zo in de nek aanvallen en bijten. Hij zou verbluft staan van zulk 'n doortastende manoeuvre en spoedig anders piepen. Met de grootst mogelijke moeite trachtte Xaver zijn eigen gedachten te becijferen; ze glipten nochtans allengs uit zijn hoofd weg. De aandacht voor de woorden van de man rees als een bal deeg in zijn schedel.
‘...worden de gebeurtenissen op handige wijze gerangschikt door enkel deze twee eenvoudige woorden, oorzaak en gevolg. Het zijn de rijgdraad en naald waarmee de dingen die zich aan ons voordoen aaneen worden gehecht.’
Xaver werd nu kalm en luisterde met hypnotische aandacht, zonder enig denkwerk te verrichten.
‘Vreemd is het echter, dat de mens...’ - de stem werd steeds nasaler en luider - ‘...die draad maar één kant op pleegt te trekken. Namelijk in de richting van de wijzers van de klok, in de richting waarin de uren, de dagen, de eeuwen zich voortplanten.’
Met een zacht gewiebel bracht de spreker zijn hoofd omhoog, zodat hij Xaver even kon aankijken. Zijn blik straalde, schijnbaar in een toestand van blijde verwachting. Wat moet je nu man? Ik weet niet wat je wilt! Xaver staarde naar zijn hals, roerloos en wit. Een zuiltje waarop een wachtend hoofd rustte. Hij had zojuist nog deze console ferm om willen stoten; thans gevoelde hij veeleer achting. De nek rees heilig op uit de kleren. Xavers mond zakte half open, zijn oogleden vielen bijna dicht.
‘H...hals’, prevelde hij tenslotte met falset.
‘U zei?’
‘Vervolg uw betoog, vervolg uw betoog.’
‘Ik zal ter zake komen. Ik stel mijn boodschap in de vorm van een vraag’
De man kuchte bescheiden.
‘Kan het niet zijn dat wat U heden doet, gevolgen heeft voor gisteren? Waarom zou het gevolg de oorzaak altijd moeten afwachten? Zou het niet evengoed kunnen zijn dat wat men nu doet, gevolgen heeft voor het verleden? Als U mij morgen niet uitnodigt, zal ik vandaag niet zijn gekomen.’ De stem schetterde nu vrijuit.
‘Als ik U vandaag niet had aangeraden te gaan zoeken tussen het vuil in de Dokkenstraat, had U gisteren dan wellicht dat hemd niet gevonden?