van Louis Ferron speelt zich af in de Tweede Wereldoorlog in een Duits instituut voor geesteszieken, dat al vrij snel huiveringwekkende overeenkomsten vertoont met een concentratiekamp. Bij een eerste keer vluchtig doorbladeren lijkt dit werk hecht gestructureerd te zijn. Het boek is opgedeeld in drie bedrijven, die ieder uit een aantal taferelen bestaan en van elkaar gescheiden zijn door twee entr'actes. Toch vormt het geen afgerond eenduidig geheel. Op vele punten blijft het de lezer onduidelijk wat behoort tot de ‘werkelijke’ wereld en wat behoort tot de wereld van fantasie, toneel, revue en fictie. Dit is ook niet meer te scheiden omdat deze roman in de vorm van een toneelstuk is gegoten en zelfs gelezen moet worden, aldus het ‘motto’, alsof het een revueliedje is.
De onduidelijkheid wordt in belangrijke mate versterkt doordat het verhaal verteld wordt vanuit een onbetrouwbaar perspectief. De verteller is Friedolien, een bultenaar met een geperverteerde geest, die eerst aan de kant van de ‘dokters’ werkt maar na een uit de hand gelopen toneelstukje naar de kant van de ‘patiënten’ moet verhuizen. De lezer komt er niet achter in hoeverre Friedolien nu werkelijk gek of onwetend is. Soms geeft hij er blijk van te weten wat er achter de gesloten deuren van de ‘proefbunkers’ gebeurt. Soms echter lijkt hij niets door te hebben en vindt hij slechts dat de dokters ietwat ruw met de patiënten omgaan.
Lezers zijn geneigd zich te identificeren met roman- of verhaalpersonages. Hij of zij herkent zich in bepaalde denk- of handelingswijzen of in bepaalde karaktereigenschappen. Het is deze drang tot identificatie waarmee in De keisnijder een akelig spel wordt gespeeld. Een van de meest sarcastische hoogtepunten in dit spel is wel wanneer Friedolien, zich bewust van de ware identiteit van het ‘instituut’, op pad gaat om drie joden die daar onder de twijfelachtige bescherming van een van de dokters leven, aan te geven. Dit is een persoonlijke wraakactie, waarvan hij ook zeker de gevolgen overziet. Uiteindelijk komt hij terecht bij de Rijksmaarschalk van het Derde Rijk. De lezer, ondertussen overtuigd van de perverse geest van Friedolien, zal zich maar wat goed kunnen vinden in de woorden van de Rijksmaarschalk: ‘gaat u uit mijn ogen want ik mag u niet, u bent me te kliederig. Uw bochel zal veel leed verbergen, maar desalniettemin mag ik u niet.[...] Dat broedvlees van u, mijnheer, ruikt naar maden en bederf en ik ben toevallig een beetje ziek van bederf’ (pagina 269). Maar welke lezer zal zich willen identificeren met een nazistische Rijksmaarschalk?
Noch in Salammbô, noch in De keisnijder kan de lezer zich identificeren met één (van de) personages. De lezer is zijn of haar houvast in de onzekere romanwereld kwijt. Dit heeft echter in beide werken een totaal verschillend effect. In Flauberts roman worden door deze onmogelijkheid tot identificatie de neutrale, onpersoonlijke, amorele aspecten van het autonome kunstwerk benadrukt. Het literaire kunstwerk staat op zichzelf, bestaat alleen voor en om zichzelf en niet om wille van religieuze, maatschappelijke of welke ideeën dan ook. Het geweld en de wreedheid van de oorlog en van de mensen worden door de (voor die tijd zeer ongewone en polemische) vorm geneutraliseerd. De strategie in De keisnijder is van een geheel andere orde. De lezer wil zich met niemand identificeren omdat alle personages, ook de joden, verwerpelijke eigenschappen hebben of verwerpelijke dingen doen. De lezer wordt hierdoor met zijn of haar neus op het feit gedrukt dat in elk mens de kiem van het fascisme, van het kunnen begaan van gewelddaden, schuilt. Omdat er in De keisnijder geen uitzonderingen zijn, is er voor de lezer geen mogelijkheid dit feit te ontwijken. De lezer wordt door dit boek een spiegel voorgehouden waarin hij misschien liever niet zou kijken.
Kon de lezer zich bij Flaubert nog een neutrale observeerder wanen, bij Ferron is die mogelijkheid van meet af aan geblokkeerd. Ferrons kunstwerk staat niet los van de maatschappij maar is aan alle kanten daarin verankerd. Het kristal dat door Flaubert gecreëerd is, is door Ferron verbrijzeld.
Christine Brackmann