Vooys. Jaargang 9
(1990-1991)– [tijdschrift] Vooys– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 66]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een avond zonder Jan Hanlo
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 67]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kouwetenendokter
Kouwetenendokter
Nee warme
Nee kouwetenendokter
Nee kouwe
Nee ja kouwe
Nee warmetenendokter
Het misverstand kan alleen in de tekst ontstaan. Menigeen leest: ‘kouw / eten / en / dokter’, en denkt dat er in regel vier en vijf gegeten wordt. Arts en patiënt zullen in hun dialoogje nooit op deze manier over hun woorden struikelen. De lezer van Hanlo wel.
Dat was de eerste verkenning van Hanlo's poëzie: in ‘serieuze’ gedichten wordt de inhoud gerelativeerd; de ‘lichte kost’ blijkt geraffineerd en gecomponeerd. Hanlo heeft er een handje van om zijn lezer op het verkeerde been te zetten. We besloten dat aan te wijzen als het meest wezenlijke kenmerk van Hanlo's gedichten. Een eerste, tamelijk oppervlakkige lezing leert ons Hanlo kennen als een dichter die speelt met zijn lezer. Humoristisch en ontwapenend eerlijk observeert hij ‘kleine’ dingen om zich heen. Maar ondertussen hanteert hij op een misleidende manier zijn taal. Dit taalspel onderscheidt Hanlo van andere dichters. De kern van Hanlo's poëzie is niet één thema of één obsessie, zoals bij zoveel andere dichters, maar veeleer de manier waarop hij de dingen zegt. Of niet zegt. Of had kunnen zeggen. Of lijkt te zeggen. Dit alles hadden wij bedacht. Schijnbare naïviteit blijkt geraffineerde misleiding. Wij hadden 'm wel door, die Hanlo. Het eerste stadium, het zoeken naar de kern van Hanlo's poëzie, waren wij voorbij. De rest zou wel een kwestie van ‘uitwerking’ zijn. Maar we hadden het mis. Jan Hanlo laat zien dat voor zijn poëzie andere wetten gelden. Dat we er met onze omschrijving van deze kern niet ver naast zaten, daar twijfelen we nu nog niet aan. Maar wie Hanlo doorgrond denkt te hebben, heeft niet goed genoeg gelezen. De avond van ons avontuur was niet vooraf gepland. Omdat één van ons in de Verzamelde gedichten van Hanlo zat te bladeren, werd Hanlo gespreksonderwerp. We bogen ons over bladzijde 94: ‘een paar vreemde teksten’. hasabawafo
ifu taqajutaf hasabat panapapanu e'pawabamafo qafasalafo
napat cafahasapafou ef hasabavaxacafahasajouf qabefo
fo jo nafutamaxafasal fo afasalafo
wavamu ifu bamamafo hat obaban fo obefo
faqazudam
gadas rohasarad foqazar nalijnanalas etc.
kf cfou
apbmt ef mbvxf obdiu
apbmt ef xpmmfo wbdiu
wbo tdibqfo
apbmt wbo xjnqfst pohfebdiu
ffo hspfu nz xfm ffot ufhfombdiu
id adms
ijnzkr cd kztvd mzbgs
ijnzkr cd vnkkdm uzbgs
uzm rbgzodm
ijnzkr uzm vhlodqr nmfdczbgs
ddm fqnds lx vdk ddmr sdfdmkzbgs
Deze tekst hadden we bij het lezen van de gedichten altijd min of meer overgeslagen. Na ‘hasabawafo / ifu taqajutaf...’ lijkt de bedoeling wel duidelijk: dit is ‘Oote’, maar dan zes jaar later, overheerst door de ‘a’-klank, in plaats van de ‘oo’/‘oe’-klank van ‘Oote’. Misschien een beetje flauw om dit in 1956 nog eens te herhalen. Dat in de laatste twee strofen de ‘a’-klank nagenoeg ontbreekt, hadden we altijd over het hoofd gezien. Begrijpelijk (heeft ú ‘Oote’ helemaal ‘uitgelezen’?), maar niet erg slim. Er moest iets met de ‘vreemde teksten’ aan de hand zijn, zo beseften we nu. We hadden Hanlo immers in de gaten... Nog eens doorlezen. Nu wel helemaal. Het valt dan inderdaad op dat de laatste twee strofen geheel anders van karakter zijn dan de eerste. En er valt nog iets op: de eerste verzameling letters van de laatste regel is ‘ddm’, en wanneer je voor die drie letters drie andere neemt, één plek verder in het alfabet, staat er ‘een’! Dit is geen toeval, dat kan niet! En inderdaad, wanneer de letters van de laatste lettercombinatie van dezelfde strofe één plaats in het alfabet worden opgeschoven, staat er ‘tegenlacht’ in plaats van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 68]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Waarom zou ik zo graag motor rijden? Omdat men er praktisch voortdurend overtredingen bij kan begaan...? (straffeloos): over de witte streep rijden, 115 km/u als er borden staan van 15 km/u. Altijd minstens 90 als er staat 50? Pueriel genoegen.’ Op zaterdag 14 juni 1969 botst Hanlo op de ‘Rasberg’ (ter hoogte van Berg en Terblijt) bij een inhaalmanoeuvre met zijn Vincent-motorfiets tegen een landbouwtrekker die zonder richting aan te geven plotseling linksaf slaat. Hij wordt opgenomen in het Maastrichtse St. Annadalziekenhuis, nadat hij twintig minuten in de regen op het wegdek had gelegen. Hij overlijdt op maandagmorgen 16 juni. In de laatste brief die hij schreef, vertelde hij Marcel Wauters over zijn ‘gevaarlijke zenuwen’: ‘Zenuwen zijn gevaarlijk: drinken, roken, zenuwachtig chaufferen, etc.’ Twee weken later verongelukte Jan Hanlo. ‘sdfdmkzbgs’. Volgens dit procédé (‘a’ wordt ‘b’) blijkt de laatste strofe uit gewone Nederlandse woorden te bestaan. Van achter naar voor substitueerden wij: ‘tegenlacht’, ‘eens’, ‘wel’, ‘mij’, ‘groet’, ‘een’, ‘ongedacht’, ‘wimpers’, Natuurlijk gingen wij verder. De voorlaatste strofe behandelden we op dezelfde manier: ‘a’ wordt immers ‘b’ in dit gedicht. Maar hier klopte iets niet. Reeds bij de eerste lettercombinatie (we begonnen weer achteraan) liep het mis. Van ‘ufhfombdiu’ maakten we ‘vgigpncefv’. Dit is geen Nederlands. Hanlo heeft hier zonder twijfel een andere code gebruikt. Voor-de-hand-liggend zou zijn de code ‘b’ wordt ‘a’; een letter terug in het alfabet, dus. En ja, dat lukte wél. Van achter naar voor lazen we: ‘tegenlacht’, ‘eens’, ‘wel’, ‘mij’, ‘groet’, Wacht even. Deze hadden we al. Hanlo had dezelfde strofe op twee verschillende manieren gecodeerd, zodat de twee vreemde teksten tegelijkertijd verschillend en overeenkomstig waren. Daar had hij ons lelijk bij de neus. De tweede strofe die wij de Nederlandse literatuur gedacht hadden te schenken bestond niet. Nu ja, het bleef een bijzonder aardig succes. En dan die eerste twee strofen. Letteromzettingen hadden geen succes, al konden we natuurlijk niet onmiddellijk zien of we voor deze strofen misschien niet zes, tien of twaalf letters in het alfabet moesten opschuiven. Maar daar is achter te komen. We namen het eerste woord, hasabawafo:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 69]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het graf van Jan Hanlo in Broekhem (Limburg).
Als Hanlo één van de mogelijke letterverschuivingen van het type ‘a’ wordt ‘b’ of ‘a’ wordt ‘u’ had toegepast, dan zou het bovenstaande rijtje een woord moeten bevatten dat besloten ligt in de code ‘hasabawafo’. Omdat het rijtje geen enkel Nederlands woord bevat, kan met zekerheid gesteld worden dat Hanlo hier geen herhaalde letteromzetting heeft uitgevoerd. Achteraf vrij logisch: het steeds herhalen van de letter ‘a’ in de strofe zou bij een letteromzetting veranderen in het steeds herhalen van een ándere letter, en dat is morfologisch zeer onwaarschijnlijk. Maar waar waren we eigenlijk mee bezig? Natuurlijk betekent die eerste strofe niets! Hanlo wilde zijn truuk niet te eenvoudig blootgeven en heeft een misleidende eerste strofe gemaakt, een strofe die vóórleesbaar is, zodat iedereen aan een klankgedicht denkt en niet op het idee komt de code op te lossen. Dat was heel slim van Hanlo. Wat hadden we nu: vier strofen ‘vreemde tekst’ teruggebracht tot één Hanlo-strofe. We gingen de woorden eens in de goede volgorde zetten. je bent
zoals de lauwe nacht
zoals de wollen vacht
van schapen
zoals van wimpers ongedacht
een groet mij wel eens tegenlacht
Innerlijk gevaarlijk tevreden schreven we dit op, zonder de strofe goed te lezen. Dat kwam allemaal nog wel. Eerst maakten we de nodige plannen. Er moest een vorm gevonden worden om deze vondst op een aardige manier publiekelijk te maken. Op tafel lagen de twee delen Brieven van Hanlo. Daar lagen honderden brieven aan bekenden, vrienden, familieleden, lezers, en - wat erger kon zijn - uitgevers en tijdschriftredacties. Hanlo zal toch niet verraden hebben wat de truuk van de ‘vreemde teksten’ is? 1956, de ‘vreemde teksten’ waren uit 1956. De teksten hadden in Podium gestaan. De eerste brief uit dat jaar was aan Jaap Harten gericht. Niets over de ‘vreemde teksten’. We snelden over de bladzijden, bang dat Hanlo ons geheim reeds had prijsgegeven. ‘18-3-56’, even slikken, een brief aan Gerrit Borgers, toen redacteur van Podium.
‘Beste Gerrit, Hierbij een bijdrage voor Podium betr. enige eigenaardige teksten. De herkomst van deze bladen (ik heb nog meer teksten maar dit leek mij voldoende om een indruk te geven) is een verhaal op zich, maar ik wilde het stukje niet te lang | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 70]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
maken. En het gekke is dat die herkomst niet in het minst verhelderend is voor de kwestie welke taal (of talen) is het. De ‘mistificatie’ of het grapje bestaat er natuurlijk in - waar verder niets over gezegd hoeft te worden - dat het waarschijnlijk helemaal niets met Japans te maken heeft, al zal men nooit helemaal zeker kunnen zijn bij een land met misschien wel 1000 dialecten. 't Lijkt eigenlijk net zo goed op Kaukakisch of Kirgies of Zoeloes - voor een ongeletterde als ik. Enfin, misschien kan een lezer mij inderdaad indien niet een vertaling dan toch een aanwijzing geven waar 't thuis hoort. Mocht de kwestie je te speciaal-linguistisch zijn voor Podium, stuur 't dan maar terug. In het andere geval: als kan graag drukproef, hoewel jij ook wel betrouwbaar corrigeert, heb ik wel eens gemerkt. Dag Gerrit. Groeten aan je vrouw en aan Hans. (ik moet toch wel lachen om Mandarijnen op Zw.) Jan’
Japans, Kaukasisch, Kirgies, Zoeloes. We barstten in lachen uit. Hij speelde het spel (inmiddels ons spel) nog steeds mee. We hadden het gevoel alsof Hanlo ons postuum samenzweerderig toeknipoogde. Jazeker, dit was een avond met Jan Hanlo. Toch begonnen we elkaar wat minder zelfgenoegzaam aan te kijken. Er was iets wat aan ons gevoel van euforie knaagde. Een angstig voorgevoel: dit kon toch niet goed blijven gaan. Er waren nog zoveel brieven, die we weliswaar gezien hadden, maar we konden natuurlijk onmogelijk weten of Hanlo ooit iets over ‘ons’ geheim geschreven had. We zochten verder. De vreemde teksten hadden dus in Podium gestaan. De editeurs van de brieveneditie zouden vast wel even hebben nagezocht in welke aflevering dat was. Dat hadden ze. Jaargang zes. November 1955: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Wereldpodium
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 71]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ginnen steeg ons het schaamrood naar de kaken: we hadden een strofe uit de Verzamelde gedichten, die we dachten te kennen, niet herkend. We waren voor de tweede keer door Hanlo te kijk gezet. De strofe stond fier op onze kladblaadjes gekalkt, alsof we hem zélf gedicht hadden. Eigenlijk was de strofe voor ons maar half van Hanlo. En dat was nog maar het begin. De misleidende eerste twee strofen, die wij voor bliksemafleiders hielden, hadden ons voor een derde keer misleid. Zelfs het - inmiddels zinloze - spel dat we speelden, hadden we verloren: we hadden de code niet ontcijferd. We bekeken onze huisvlijt: tien keer het alfabet naast elkaar, ‘hasabawafo’. En inderdaad, onderaan stond g[z]r[z]a[z]v[z]en, graven. graven
het spitse gras omzoomt d'ovalen perken
mos begroent de grauwbegrinte paden
en in metselwerk en zerken
vult het allengs naam en nadenGa naar eind3.
We waren dus al drie keer misleid. En hoe. ‘Wij hebben hem wel door, die Jan Hanlo’, hadden we net nog gedacht. Deze nieuwe code deed ons die gedachte haastig terugnemen. Maar we zijn er nog niet. Beteuterd herlazen we de brieven van Hanlo waarin ‘ons’ geheim werd prijsgegeven. M. Hille. De voor ons fatale brief dateert van 7 april. Op 4 mei, nog geen maand later, heeft Hanlo het bestaan zijn contacten met Hille op nadrukkelijke wijze te verbreken: ‘Verder geloof ik niet dat wij elkaar iets te zeggen hebben, Mieke. Het spijt me dat ik je een beetje pijn heb gedaan (heb moeten doen) maar, werkelijk, mijn vragen waren te goed om zo te worden behandeld. Dag. Jan Hanlo’. En deze Mieke Hille mag weten wat wij zo graag ontdekt zouden hebben. Helemaal pijnlijk is een tweede fatale brief in Brieven. Een brief aan Gust Gils (oktober 1956) besluit Hanlo met een p.s. dat gericht is aan Gils' dochtertje. Het lijkt tekenend voor Hanlo dat hij juist een - laten we zeggen - elfjarig moppie onze zaak uit de doeken doet. Niet Gust Gils, maar z'n dochtertje. En in het geval van Hille: niet bij voorbeeld een goede vriend, maar een vrouw met wie hij nog geen maand later hooglopende ruzie heeft. En wij? Wij zijn voor de vierde keer misleid.
‘je moet tegen Pappa zeggen dat in 't Podium die gekke woorden in mijn stukje geen gekke woorden zijn, maar geheimschrift. Als je de a's (bijna) altijd weglaat en je neemt steeds de volgende - of in andere versjes voorgaande - letter van het alfabet, dan krijgt men een heel schoon gedicht van die zich noemt: Je toegenegen Jan Hanlo
probeer 't maar eens.’Ga naar eind4.
We dachten dat we met Hanlo onder één hoedje speelden. De knipoog van de dichter... Maar niets was minder waar. In enkele uren had Jan Hanlo ons niet één, niet twee, niet drie keer tuk, nee, vier keer waren we beetgenomen. We hadden wat achter hem aan gehold, terwijl hij, gierend van de pret, op zijn Vincent-motorfiets voor ons uit scheurde. |
|