Vooys. Jaargang 9
(1990-1991)– [tijdschrift] Vooys– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 72]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Doe mij maar een zjuutje
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 73]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het mag duidelijk zijn dat in deze situatie niemand voorrang heeft, auto A wacht op auto C, want die komt van rechts, maar C mag niet rijden, want voor hem komt B van rechts, en B moet wachten want A (rechtdoor op dezelfde weg) gaat voor. Deze situatie is dus niet geregeld, de regels voorzien er niet in, en toch komt hij voor, en vrij vaak zelfs. In de praktijk komt het er op neer dat de brutaalste van de drie gewoon maar gaat rijden (met enkele nuances: als A een politieauto is rijdt die het eerst, want geen van de anderen durft; is A een lesauto, dan rijdt die het laatst, want de instructeur wil de lesser geen verkeerde dingen leren). Ook in de spelling komen dergelijke niet beregelde situaties voor, en ook tamelijk vaak, en eveneens zonder dat de taalgebruiker zich daarvan bewust is. Over een van die situaties gaan we het hier hebben; enkel anderen komen in mijn toekomstige bijdragen aan dit blad nog ter sprake.
Of we het nu willen of niet, van alle kanten sijpelen ‘vreemde’ woorden onze taal binnen. Dat gebeurt vooral uit verwante talen, tegenwoordig heel veel uit het Engels, soms uit het Duits, af en toe uit het Frans. Deze nieuwe woorden worden overgenomen, gewogen, en indien niet te licht bevonden worden ze geaccepteerd en ze verwerven daarmee een permanente plaats in ons taalsysteem. Ze houden daarmee dikwijls op vreemde, niet-nederlandse, woorden te zijn. Ik kom daarop aan het eind van dit artikel nog terug. Dit overnemen van leenwoorden, want zo heten die ‘vreemde’ woorden, is zeker geen nieuw of modern verschijnsel. Door de eeuwen heen heeft het zich voorgedaan, en het zal zich blijven voordoen, zonder dat het Nederlands erdoor in gevaar komt. Want wie herkent nu nog in zolder en kelder ontleningen uit het Latijn ten tijde van de romeinse overheersing? Ze zijn volstrekt geregulariseerd, en net zulke ‘nederlandse’ woorden geworden als helder en kolder. Dit proces is dus van alle tijden; sterker nog: ik ben van mening dat het de enige echt productieve manier is waarop een taal nieuwe woorden ‘maakt’. De échte nieuwgevormde woorden van het type wokkel zijn zeer schaars, althans aanzienlijk schaarser dan | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 74]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ontleningen als snooker, match en computer. Hiermee is het puristische argument over de vermeende ‘aantasting’ van de moedertaal direkt van tafel geveegd. De regels van de taal winnen het altijd van de taalgebruiker.Ga naar eind2.
Maar er is wel een belangrijke overeenkomst tussen taal en spelling, die we in het vervolg van dit artikel aan het werk zien: taalgebruikers hebben, naast intuïties over taal, ook intuïties over spelling. En die intuïties botsen soms met de gemaakte afspraken, zo die afspraken er al zijn. Zoals de titel van het stuk al aangeeft, ontstaan er in de spelling aanzienlijke problemen als we van een woord als tournedos het verkleinwoord willen schrijven. Merk op dat in de spreektaal dit probleem zich in het geheel niet voordoet. We zien dan ook direkt waar de aard van het probleem ligt: we nemen bij leenwoorden, naast de oorspronkelijke uitspraak, ook de oorspronkelijke spelling over, met alle ellende van dien.Ga naar eind3. Dat de worstelingen die daarvan in de schrijftaal het gevolg zijn ook in de praktijk voorkomen, illustreert het nuvolgende voorbeeld uit mijn collectie van dit soort gevallen:
‘Excuseer, heer Olivier, sprak hij. ‘Ik zie tot mijn genoegen dat u van uw zenuwaandoening genezen bent, als ik zo vrij mag wezen. En het treft zo, dat de maaltijd gereed is. Een gebonden kippesoep en een tournedos-tje, dacht ik.
Marten Toonder. Het losgetrilde inzicht [7632] (1972), o.a. in: Met uw welnemen. De Bezige Bij, 1973
Dit komt natuurlijk doordat er in leenwoorden van dit type op het woordeinde een letter optreedt die problemen oplevert bij het lezen als we er -tje of -etje achter zetten. Nu dat eenmaal is vastgesteld, kunnen voorbeelden van het type tournedos makkelijker op soort worden gekwalificeerd. Dat heb ik hieronder gedaan met een reeks van in mijn ogen volstrekt reguliere Nederlandse woorden. Deze lijst heeft niet de pretentie uitputtend te zijn; de lezer zal er zonder veel moeite vele bij kunnen verzinnen.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 75]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
En nu is de voor de hand liggende vraag: Hoe schrijf je dan in de volgende zinnen de door mij tussen aanhalingstekens gezette woorden? (Merk op dat ik (nog) geen poging gedaan heb ook echt een spelling voor deze woorden te kiezen). (3) Hij heeft een ‘konkoertje’ gereden
Hij plakte er een ‘teepje’ overheen
Het ‘singeltje’ kwam gisteren uit
‘Detektifje’ spelen is altijd leuk
Met de voorbeelden bridge en race hebben we meteen een aanverwant probleem te pakken, want bridgen, douchen en racen zijn ook werkwoorden, en werkwoorden verbuigen. Omdat dit échte nederlandse werkwoorden zijn (geworden) buigen ze ook echt nederlands, met echte nederlandse buigingsuitgangen. En meteen volgt een worsteling met de spelling die menige redacteur van een bridgetijdschrift of computerblad tot razernij heeft gebracht. Want hoe schrijf je: (4) Jan ‘kresjt’
Jan ‘reest’ de hoek om
Jan ‘doesjt’ elke dag
Jan ‘britsjt’ voor de lol
(Ik heb - opnieuw - met opzet geen poging gedaan deze woorden ook te schrijven). Hier volgt een verzameling werkwoorden die voor deze ellende in aanmerking komen:
Ook hier een verre van gesloten groep. Er zijn er vele meer, en er komen vrijwel dagelijks nieuwe werkwoorden van dit type bij. En opnieuw luidt het probleem: hoe spel je de verbuigingen?
Vanzelfsprekend ben ik niet de enige die aandacht aan dit probleem heeft besteed; het is een steeds terugkerende bron van ergernis en vooral misverstanden. Hoe omvangrijk en lastig dit probleem door schrijvend en spellend Nederland wordt gevonden, blijkt uit het volgende citaat van een tekst uit het maandblad van de Nederlandse Bridge Bond:Ga naar eind4. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 76]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[...] moeilijk is het gebruik van woorden die uit een andere taal afkomstig zijn: coachen, douchen, leasen, racen, sponsoren en natuurlijk bridgen. Deze werkwoorden volgen met uitzondering van het woordje racen de ‘kofschip’regel. Zit de laatste letter van de stam in het ‘kofschip’ dan wordt het voltooid deelwoord geschreven met een t en anders met een d. Het is dus ‘ik heb gecoacht, gedoucht, geleast, gesponsord.’ Maar ‘geracet’ en de e blijft dus, anders dan bij leasen, gehandhaafd. Bridge 10, oktober 1990, p. 5
Hier zien we in een paar regels een opeenstapeling van misverstanden en onduidelijkheden, en ik denk dat de doorsnee lezer van genoemd blad er nu helemaal niets meer van begrijpt. De wending ‘de lezer weet het nu’ is in dit oogpunt dan ook erg vermakelijk. Ik vermoed dat ‘de lezer’ eerder verbaasd de wenkbrauwen heeft gefronst. Want er wordt in die paar regeltjes tekst nogal wat onzin verkondigd. Vanzelfsprekend is er impliciet de vaker terugkerende fout dat men letters en klanken op één hoop gooit, (het overgrote deel van de alfabetisch geschoolde wereldburgers, alle taalkundige inzichten ten spijt, meent nog altijd dat woorden uit letters bestaan,) en zoals gebruikelijk de verkeerd begrepen KOFSCHIP-regel, die daardoor van ezelsbruggetje tot bron van onbegrip is geworden (voortgaand in de denktrant van deze auteur is het dus hij huiste in de kamer, het gordijn pluiste erg, hij raaste maar door et cetera). Nu zijn deze missers nog enigszins verklaarbaar, want die kunnen voortkomen uit het feit dat de anonieme auteur het bridgepubliek niet met een te ingewikkeld taalkundig verhaal wilde opzadelen, maar ik heb zo m'n twijfels. Als gevolg van twee andere denkfouten moet ik ernstig vermoeden dat aan bovengeciteerde tekst een groot en log onbenul ten grondslag ligt. Merk op dat er, ook weer impliciet, van wordt uitgegaan dat er sprake is van een engelse en een nederlandse regel, alsof het engels ook het onderscheid tussen -d en -t in deelwoorden kent. Verder blijft onduidelijk waarom het woord racen (als enige, zo wordt volgens mij beweerd) anders doet dan de rest. Natuurlijk, zoals ik hierboven al liet zien zit het hem in die e, en in het feit dat de auteur het heeft over de laatste letter, en niet over de laatste klank, maar we krijgen toch niet de indruk dat de anonieme schrijver dit zelf doorheeft. Ik verwacht dan ook inderdaad veel reacties in het komende Bridge-blad, maar ik denk niet dat ze erg verhelderend zullen zijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 77]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Beter brengt Gerard Vermeulen het ervan af in Nederlands van A tot Z, een publicatie die speciaal is gemaakt voor (en in opdracht van?) de tijdschriftjournalisten van VNU. Hij stuit op het zelfde probleem, maar komt met een veel beter voorstel, dat bovendien redelijk duidelijk en eenduidig is (en dat is toch wat we van spellingsregels verlangen), en dat bovendien niet totaal gespeend is van taalkundig inzicht in de precieze aard van het probleem.Ga naar eind5. De om begrijpelijke redenen niet nader genoemde auteur uit Bridge, naar ik aanneem een gepensioneerde leraar Nederlands, kan daar een voorbeeld aan nemen.
Geen taalpurist kan verhinderen dat een aantal Engelse werkwoorden onze taal binnendringt. Het zijn ongewenste gasten, maar waarschijnlijk blijvertjes en dus zullen we ze op z'n Nederlands moeten vervoegen.
We mixen in de keuken heel wat af, maar hoe vertellen we dat we het gisteren deden en eergisteren hebben gedaan? Met andere woorden: hoe spellen we de verleden tijd en de voltooid verleden tijd? Volgens ónze grammatica. Dus uitgaan van de stam van het werkwoord. Die is: mix. Dus ik mix, ik mixte, ik heb gemixt. Hetzelfde geldt voor veelgebruikte Engelse asielzoekers als plannen, squashen, douchen, dealen, basketballen, hockeyen enzovoorts. [...] Ik squash, ik squashte, ik heb gesquasht. Er is een complicatie bij werkwoorden die in het Engels op een e eindigen, bijvoorbeeld to time, to bridge en to stripe (film van een geluidsspoor voorzien). De stam van deze werkwoorden zou bij ons zijn tim en bridg en strip maar dat kan om uitspraakredenen niet. De regel is nu dat we bij uit het Engels afkomstige werkwoorden die op e eindigen die e bij het vervoegen handhaven. We krijgen dus op z'n Nederlands
Gerard Vermeulen Nederlands van A tot Z 1981/1990 VNU
Het leukste is nu dat de meningen over de verbuiging van het werkwoord bridgen hier lijnrecht tegenover elkaar staan, en dan vooral dat beide auteurs hun mening rechtvaardigen met een beroep op ‘de regels van het Nederlands’!Ga naar eind6.
Wat is nu de oplossing van het probleem? Ik denk dat de hierboven geciteerde passage van Vermeulen inmiddels de consensus is geworden, en dat we die om de genoemde redenen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 78]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(redelijk duidelijk, tamelijk eenduidig, taalkundig niet al te absurd) maar moeten handhaven (met als wijziging, om redenen van consequentie douchen, douche, douchete, ik heb gedouchet). Maar we moeten constateren dat de kern van het probleem niet is opgelost, om twee redenen. In de eerste plaats resteert het onopgeloste probleem van de verkleinwoorden waarmee ik hierboven begon. Maar dat lijkt me langs de lijnen die Vermeulen schetst grotendeels oplosbaar. Wat resteert is veel erger: onze intuïties over spelling blijven botsen met ik bridgede, zij racet, columnpje, doucheje en tournedostje. Vandaar dat er naast de hier gegeven oplossing, ook nog een andere oplossing is, maar die is veel rigoreuzer, veel ingrijpender, en veel moeilijker verkoopbaar, zodat ik maar met grote aarzeling durf te verklaren dat het me wel wat lijkt omdat ik me er als taalkundige volledig in kan vinden. Ik troost me met de gedachte dat die oplossing op de lange termijn onontkoombaar is, en dat ik dus vanzelf gelijk krijg, als we maar lang genoeg wachten.
Hier komt-ie dan. Pas op, het is ingrijpend, en niet geschikt voor al te jeugdige lezertjes. Voor wie niet over al te sterke zenuwen beschikt, en bij menige horrorfilm op de bank achter een kussen wegkruipt is onderstaande passage dan ook af te raden. Lezers met een gevoelige natuur doen er dan ook beter aan vanaf hier niet verder te lezen.
Woorden van het type racen zijn inmiddels perfecte nederlandse woorden geworden, wat alleen al wordt bewezen door het feit dat wie ze op z'n engels uitspreekt (zoals G.B.J. Hilterman soms doet) vreemd wordt aangekeken, of uit de volmaakt identieke uitspraak van cheque en shag. De uitspraak is voor de meeste van deze woorden volstrekt geregulariseerd (en dikwijls ook de klemtoon: parfúm (met genasaliseerde m) - párfum, térrorist - terroríst.) Maar wat ik als taalkundige het meest interessant vind, is dat ze meedoen met de morfologie van het Nederlands. Er kunnen met een nederlands suffix verkleinwoorden van gemaakt worden, zoals dat kan met de woorden in (2), en ze kunnen, als het werkwoorden zijn, door middel van nederlandse uitgangen verbogen worden (de woorden in (5)). De woorden in (2)-(5) zijn dus gewone reguliere nederlandse woorden, en je moet ze dan ook gewoon op z'n nederlands spellen. In de spreektaal zijn ze al lang nederlands geworden, en het is onze eigen conservatieve kortzichtigheid die maakt dat we vinden dat ze dat in de schrijftaal niet nederlands geschreven mogen worden, dat wil zeggen: nog niet. Herinnert U zich kelder en zolder nog? Of controle en hotelier? Juist. Eens gaat elk woord de weg van alle vlees. Er is geen ontkomen aan, dus waarom het simpele feit niet direkt geaccepteerd? In mijn ogen is de enige goede, taalkundige correcte, historisch verantwoorde spelwijze van Hij racet, Zij eet een tournedostje, en Hij drinkt een justje dan ook: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 79]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(6) Hij reest
Zij eet een toernedootje
Hij drinkt een zjuutje
Begrijpt U nu waarom veel spellingshervormers liever niet willen dat taalkundigen zich uitspreken over spelling? Omdat ik nu al zeker weet dat het overgrote deel van de lezers dat wél de moed heeft opgebracht verder te lezen, ervan zal gruwelen, en dat hem of haar de rillingen over de rug zijn gelopen. Toch zal deze oplossing eens op een dag worden gekozen. We moeten onze oosterburen nageven dat ze dit soort problemen rigoreus aanpakken. Leenwoorden worden daar razendsnel tot de duitse spelwijze genaturaliseerd: Büro, Kadett, Kapitol, Zikade zijn heel gewoon, maar de nederlander gruwelt al van buro, kado, nivo en plato.Ga naar eind7. Misschien wordt het tijd dat onze spelling eens volwassen wordt; onze taal is dat al eeuwen. |
|