Vooys. Jaargang 9
(1990-1991)– [tijdschrift] Vooys– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 38]
| |
‘De scheuren in de vleugels van de shuttle en de engel’
| |
[pagina 39]
| |
Pieter Boskma (foto: Hapé Smeele).
[...] Mijn zoeken was de balast
aan de vleugels van totaal! ‘Ein jeder Engel
ist schrecklig’, wist ik, een spiegel
die de lelijkheid zijn pronkerige jassen bood
Is er in het Duitse citaat sprake van een zetfout? Een nogal knullig slordigheidje op het moment dat niemand minder dan Rainer Maria Rilke boven de messiaanse kust verschijnt? Of is het opzet? Stamelt de ik-figuur deze regel uit de eerste ‘Duineser Elegie’ in een onbeholpen Rudi Carell-Duits, om elke schijn van verhevenheid, inclusief Rilke, voorgoed van zich af te stoten? Het antwoord is niet een-twee-drie te geven. De spanning die hierdoor ontstaat is een van de uitdagendste aspecten van de maximale poëzie. Een geslaagd maximaal gedicht schiet moeiteloos, zo nodig met veel omhaal, heen en weer tussen Rilke en Carell, tussen Roland Holst en Joop Klepzeiker. Vertwijfelde lezers en critici zien hun besloten wereld geconfronteerd en doordrongen met geluiden die op de gemiddelde literaire zondagmiddag als minderwaardig en laag-bij-de-gronds worden doodgezwegen. Deze gespletenheid lijkt in de bundel van Boskma een toppunt te bereiken. Erger nog: soms lijkt de kloof te breed voor de | |
[pagina 40]
| |
actieradius van Boskma's poëzie, een enkele keer stort het gedicht dan ook genadeloos ter aarde. Uit Boskma's eerste bundel Quest, uit de bloemlezing Maximaal en de daarna verschenen bundels van andere maximalen, Zwagerman en Starik bij voorbeeld, bleek hoe de maximalen de wereld als chaos, door de massamedia verknipt, ervaren. Flarden uit de meest uiteenlopende domeinen van sub-, pulp, en ‘echte’ culturen dringen zich voortdurend op. In een interview met de Volkskrant (17-6-88) zegt Boskma hierover: ‘In deze versnipperde wereld waarin iedereen gek wordt van chaos en versplintering is er één uitweg en dat is op razend snelle wijze alles aan elkaar schakelen middels poëzie, omdat die bij uitstek geschikt is voor meerduidigheid, wat je absoluut nodig hebt om een complexe werkelijkheid in een primitief medium als taal te vangen.’ In De messiaanse kust komt deze versplintering opnieuw sterk tot uiting. Onvermijdelijk staat de televisie, waarmee het maximum aan fragmentatie beleefd wordt, weer aan: [...] Een flatsquare
KTV. Een oor
voor AWACS en voor GOD.
In de tot afkortingen gereduceerde wereld wordt hier de vliegende moderne mens, met zijn geavanceerde registratie-apparatuur, zijn jet-lag en zijn oorlog, geconfronteerd met een ouderwetse vliegenier, God. GOD is natuurlijk geen afkorting, maar staat toch op dezelfde wijze als KTV en AWACS gedrukt. In het platte vierkant van 29-kanalen-kleur is alles een pot nat. | |
OvergaveDe maximalen trachten zich niet door middel van hun poëzie aan de fragmentatie te onttrekken. Toch zoekt Boskma - getuige het interview - een uitweg, door aaneenschakeling van de veelheid aan fragmenten. De messiaanse kust kenmerkt zich dan ook door een opeenstapeling van motieven, contrasten, samentrekkingen, quasi-verbanden, herhalingen en overlopen. Een van de actiefste motieven in De messiaanse kust is de (gezochte) geliefde. Op allerlei manieren wordt ‘zij’ gezocht en verweven in andere terugkerende motieven. Het sterkst gebeurt dat in de afdeling ‘Rots der gratiën’, waar ‘zij’ subtiel overstroomt in ‘zee’, bij voorbeeld in het tweede gedicht uit de cyclus: ook versluipt zij blootsvoets zand
en dorgeknakte velden; rijgt haren
van gefluister in de takken, broos als beenderen -
zij leeft aan de kust
om heen en weer in vaste maat
van lichternis te golven,
soms krampend als
het water weeën
| |
[pagina 41]
| |
in haar schoot opstoot,
maar dan weer ruim uitvloeiend
wanneer wijnrode zonnen
met een zucht haar borst afstromen
en zij weet dat zij weerspiegelt
alles wat de schepping bood
maar wat versleten wordt voor
droefheid om het zeker zijn
van dood.
De eerste regels suggereren dat ‘zij’/‘de zee’ de gave heeft met haar gang over ‘dorgeknakte velden’ het leven in deze velden terug te brengen. Met dit uitdragen van haar eigen gave, maar ook met de weerspiegeling van land en lucht, geeft zij een totaalbeeld van het leven, van de schepping. Dit totaalbeeld, zo blijkt uit het slot, kan echter niet waargenomen of ervaren worden, omdat de dood ons in de weg staat. Of om begin en einde te verbinden: omdat de dorgeknakte velden de gaven van de zee niet aannemen.
In het gedicht ‘De rots’ verbindt Boskma het dichten aan vrouwelijkheid en zee: ik leef bij gratie van
de tropiese rots, arktiese rots,
geestrots boven polder,
hoe hij op haar tong balanceert
en door haar oorgang breekt, haar iris,
haar drievrouwigheid,
[...]
dit is een kompleet universum:
ik door de rots gedragen
en de rots door
wat ik zeg.
De poëzie, zo blijkt hier, is van een vrouwelijk en zintuiglijk karakter. Deze link is niet nieuw. Een dergelijk verband vindt men bij voorbeeld al bij Nijhoff (‘Het steenen kindje’) en bij Mallarmé, waaruit mag blijken dat Boskma zich in ijlere poëtische sferen beweegt. De Veronica Omroeporganisatie is ver te zoeken hier. Ook, of beter helemaal, wanneer Boskma zich tot slot van de afdeling direkt wendt tot zijn belevenissen met M. In andere gedichten worden vrouwelijkheid en water verweven met dood en doodsangt, de doodsangst met de vader-figuur, de vader-figuur met messiaanse kwaliteiten, en deze tenslotte weer met dood en zee. Tussendoor lopen nog wat lijntjes vaderlandse geschiedenis en cultuur. Geen wonder dat Boskma ergens verzucht: ‘Het geschuifel met termen vermoeide mij als geen ander!’ In het lange titelgedicht komen alle motieven uiteindelijk samen. | |
[pagina 42]
| |
In hoog tempo valt alles over elkaar heen. Het verhaal dat het gedicht vertelt, lijkt nauwelijks reconstrueerbaar. Onophoudelijk stromen beelden en thema's in elkaar over. Er ontbreekt een duidelijke hiërarchie. Opzettelijk. Hiërarchie betekent dominantie, overheersing, en daar laat Boskma, op diverse plaatsen in de bundel, zijn afkeer van blijken. Er is iets beters dan overmeestering, namelijk overgave. Dit blijkt bij voorbeeld uit de eerder geciteerde regels: [...] Mijn zoeken was de balast
aan de vleugels van totaal!
Het zoeken, de wil om iets te vinden, staat de overgave aan de totaliteit in de weg. Slechts door het verwerpen van deze ‘wil’, door het incalculeren van zelfverlies en dood, kan er van overgave sprake zijn. Dit inzicht vormt eveneens het belangrijkste thema in Rilkes Duineser Elegien. Met zijn worteling in de totaliteit van het kustlandschap, zoals die in ‘De messiaanse kust’ beschreven wordt, lijkt de ‘ik’ uiteindelijk zijn doel bereikt te hebben: een uitweg uit de versplintering. Het samengaan van land en zee is het beeld voor het samenvloeien van zoveel andere ogenschijnlijk onverzoenlijke tegenstellingen. | |
Onbegrijpelijke brijHet is echter zeer de vraag of lezers van de bundel dit als zodanig ervaren. De weinige critici die zich aan De messiaanse kust gewaagd hebben zijn alleen overdonderd door de enorme omvang, de heterogeniteit en het hoge tempo van Boskma's beeldenstorm. Dit overdonderende en dwingende karakter komt voort uit de wijze waarop Boskma de veelheid aan indrukken en beelden aaneen schakelt. In de kritiek is hier nauwelijks aandacht aan besteed. Men heeft er klaarblijkelijk geen woorden voor. Naast de door Boskma zelf al genoemde meerduidigheid is het vooral de ritmische organisatie die deze poëzie een overrompelende kracht geeft. Nergens vertoont de ritmische dynamiek een eenvoudig herkenbaar metrum, maar toch zijn er vaak metrische impulsen aanwijsbaar. Bij voorbeeld in de volgende regels uit ‘De messiaanse kust’: Zo ben ik gekomen en weet mij verheven,
geworteld in de gele vlier
die hier het best gedijt.
Soepel als twee vossen
gaan mijn duizend poten.
Mijn tong hangt in het water,
mijn oog bewaakt het land.
En boven, in godganse
hemel of hel,
dringt de maan
om haar contouren.
| |
[pagina 43]
| |
Diverse metrische impulsen (amfibrachische, jambische en trocheïsche) wisselen elkaar af. Deze ritmische struktuur geeft Boskma's poëzie het hoge tempo en vormt de basis voor zijn indrukwekkende voordracht. Bovendien laat het ritme de meerduidige en tegenstrijdige beelden met volle kracht op elkaar lopen. Goed mogelijk dat deze poëzie aanvankelijk als een weliswaar bezwerende maar onbegrijpelijke brij ervaren wordt.
Er is in de kritiek reeds gesteld dat Boskma's poëzie ‘eerder verteerd, tot zich genomen dient te worden, dan begrepen’ (Kloos in De held). Maar daarmee is de eerste stap gezet naar het lot dat meer dichters van kaliber in de Nederlandse literaire kritiek getroffen heeft: niet aflatende lofzangen op deze ‘prachtige poëzie’ waar men in wezen niets mee aan te vangen weet. Het is wel degelijk mogelijk en van belang om Boskma's poëzie te begrijpen. Het gaat dan wel om een speciaal soort begrip. Een manier van begrijpen die zich niet op te gemakkelijke fixatie toelegt, maar rekening blijft houden met een zich tijdens het leesproces voortdurend wijzigend web van onderlinge relaties. Wijzigingen en relaties die alleen dan goed tot hun recht komen wanneer men blijft proberen vat te krijgen op de bewegende delen. Boskma is op deze wijze een van de weinige maximalen die de ‘hang naar beweging’, waarvan in de inleiding van de bloemlezing Maximaal sprake is, daadwerkelijk gestalte geeft. Over de maximalen gesproken, hoe maximaal is Boskma verder eigenlijk nog? Waar is Rudi Carell gebleven? Boskma's thematiek is nogal traditioneel, verheven. Waar is de door-de-weekse ervaring? Deze lijkt zich te concentreren in een tweetal afdelingen. De afdeling ‘In zwarte avonduren’ schildert de mens in zijn armzaligheid tussen bungalowpark en Hollywood, compleet met de buurman die het toilet doortrekt. In de andere afdeling, ‘Museum van de kreet’, komt niet zozeer de alledaagsheid naar voren, maar wel de zucht naar vernieuwing in de poëzie. Zo worden de steriel poeticale thematiek, de inhoudelijke leegte, de afwending van het volledig leven en het ‘straatrumoer’, aan de kaak gesteld; en wie anders zijt gij dan de genen van het instrument:
omlegging van het volle in een eindeloos facet.
de lege straten langs het laf palet van uwe adem
zijt gij, ooit kaleidoskoop der genen, toen nog mens.
| |
De engel en de shuttleMet de duidelijke afscheiding van de twee genoemde afdelingen lijkt Boskma in De messiaanse kust uiteindelijk te kiezen voor een meer complexe poëzie, met ‘grote’, traditionele thema's, en lijkt de shockerende confrontatie van fragmenten pulp met poëzie, de aaneenschakeling van space-shuttle en engel, verloren te gaan. Dit blijkt ook uit het slot van de afdeling ‘Museum van de kreet’: | |
[pagina 44]
| |
De engel van Rembrandt. ‘De engel verdwijnt na de aankondiging van de geboorte van Samson aan Manoah en zijn vrouw’ (detail). Uit: S. Slive, Rembrandt drawings.
maar alles werd kompleks van twijfel, als materie die ontstaat
waarheen de ogen reiken, dalend aan de parachutes van de powezie.
Met de - nogal clichématige - afwijkende spelling van poëzie lijkt Boskma te willen redden wat er te redden valt: ‘lezer! dit is powezie, dus geen traditionele inhoudsloze troep!’ Wanneer er ‘gewoon’ poëzie had gestaan, was dat ook duidelijk geweest. De inhoud die aan de parachutes hangt is zwaar genoeg. Maar met de mededeling dat het hier powezie betreft, heeft Boskma zich versproken. De integratie van het straatrumoer en de poëzie slaagt niet, de kloof is te groot. Het straatrumoer van ‘KTV’ tot ‘leather-boys’ blijft iets voor de powezie, terwijl de poëzie zich elders aan wezenlijker zaken wijdt. Het verschil tussen poëzie en powezie lijkt een haarscheur, maar het markeert een enorme traditionele breuklijn. De maximale shuttle, die het zonder de parachutes van de poëzie moet stellen, valt in de twee genoemde afdelingen te pletter. De engel duikt elders, in het gedicht ‘De messiaanse kust’ weer op. Hij heeft zich blijkbaar met de schietstoel en de parachutes van de poëzie kunnen redden, al komt hij er niet zonder kleerscheuren af: Op een baar van wrakhout krampte een verkreukeld engeltje. Nu de maximale shuttle (ongetwijfeld met Rudi Carell in de laadbak) is neergestort, lijkt het erop dat er in het Rilke-citaat | |
[pagina 45]
| |
sprake is van een slordige zetfout. Het defintieve antwoord blijft echter uit, want onkruid vergaat niet. De toestand van de engel (die in Rilke's elegieën zo'n belangrijke rol speelt) spreekt boekdelen. Iedere keer zal de dichter, maximaal of niet, het opnieuw kunnen proberen. Moeten proberen. In elk gedicht ziet hij zich weer geconfronteerd met de fragmenten-snackbar van zijn omgeving. Terwijl de poëzie een ‘spiegel die de lelijkheid zijn pronkerige jassen biedt’ blijft. Met zijn gedurfde en gedreven pogingen een passende jas te vinden, verwerft Boskma zich intussen een heel eigen stem, hetgeen hem tot een van de interessantste en lezenswaardigste nieuwe Nederlandse dichters maakt. | |
Naschrift 1Ga naar voetnoot1.In oktober 1989 werd een door Rembrandt getekende engel via een computer gedigitaliseerd, opgeblazen en vervolgens, verdeeld over achtentwintig A4-velletjes, per fax over de wereld gezonden. De engel vloog op 4 oktober van New York naar het Rembrandthuis in Amsterdam, vandaar naar Jeruzalem en vervolgens naar Tokio, waar het reeds 5 oktober was geworden. Vanuit Tokio, 5 oktober, vloog de engel, nog steeds per fax, verder, terug naar 4 oktober: via Los Angeles en New York. Met dit ‘Memorial FaxArt Event’, wilde de Amerikaanse kunstenaar Mel Alexenberg laten zien hoezeer de elektronische revolutie ‘is reshaping our experience of space and time and redefining art.’ Het projekt, ‘Rembrandt images for the TV-generation’, dat bovendien zekere mystieke pretenties vertoonde - de ‘fax machines’ converteerden de engel in ‘pure energy’ - deed mij onmiddellijk aan de volgende regels uit De messiaanse kust denken: zoetjes aan bleek ik de tijd
[...]
te na, te boven, of voorbij
alsof ik al eerder leefde
dan de toekomst die ik droomde.
technies nog een kind.
Zoiets moet Rembrandts engel onderweg gedacht hebben. Niet alleen de tijd wordt hier een loer gedraaid, ook de lezer. Op het eerste gezicht lijkt de ik in deze regels aan de tijd ontsnapt, maar bij nader toezien is er niets gebeurd: iedereen leeft immers eerder dan de toekomst, die nog komen moet. En zo is de fax-engel gewoon een meridiaan overgevlogen waar het aan de ene kant al 5 oktober vijf over twaalf 's nachts was en aan de andere kant nog 4 oktober vijf over één in de ochtend. En toch, iedere keer als ik denk het te begrijpen, klopt het al niet meer... | |
[pagina 46]
| |
Het resultaat van het fax-project.
| |
Naschrift 2Terwijl dit artikel door de Vooys-redactie gelezen werd, verscheen 2 maart 1990 een paginagrote verdediging van enkele maximalen (onder wie Boskma) in de Volkskrant, geschreven door Joost Zwagerman. Daarna volgde een discussie met Wiel Kusters. Het bracht niets nieuws, helaas. Raillerend geschrijf en blindslaande waarde-oordelen, vóór of tégen de maximalen, het draagt niets bij tot de discussie, zo die er was. |