was een misdadig regiem. Misdadig letterlijk. Ik vind ook dat (sommige van) die oude gekken moeten hangen, maar niet onder de Brandenburger Tor. Dat zou men in Irak doen, Dat doet men daar. Maar wij, Europeanen (en plotseling behoren mensen uit de DDR tot die groep), vertegenwoordigen een vorm van beschaving waarin men dat soort dingen niet doet. Maar wat doet men, wat doen wij dan? Die veertig jaar DDR met een STASI, die mensen voor hun leven ongelukkig heeft gemaakt, dat was, ach dat was een vergissing en nu gaan we gewoon verder, alsof er niets gebeurd is...?
Geachte Vooys-redactie, het spijt me dat dit geen column in de gebruikelijke zin geworden is. Misschien kan ik zo een column wel helemaal nooit meer schrijven. Ik leef inmiddels in een ander land, waar ieder nieuws van heden morgen al weer oud nieuws is. U vroeg mij ook berichten over ‘literaire ontwikkelingen’. Ik kan U er slechts één geven, - een persoonlijk bericht: ik heb Dresden bezocht.
Zoals U weet heb ik indirekt over Dresden geschreven, toen ik schreef over Mulisch' roman Het stenen bruidsbed. Ik vind die roman nog steeds een van zijn indrukwekkendste, omdat hij daarin de grenzen van de lust tot vernietiging verkent, bij zijn romanpersonage Norman Corinth, maar ook bij zichzelf, - bij de schrijver Harry Mulisch. In het afgelopen semester heb ik deze roman met studenten, hier in Berlijn, besproken. Hun reacties op juist deze visie op erotiek en vernietiging vond ik soms adembenemend. Dresden behoort tot hun geschiedenis, het bombardement tot de onze, - de geschiedenis van de overwinnaars. De roman stelt ten opzichte van de vraag ‘goed’ of ‘kwaad’ slechts andere, volgende vragen, geen antwoorden. U moet mij op mijn woord geloven, - het waren de spannendste colleges die ik hier in Berlijn gegeven heb.
Toen ben ik zelf naar Dresden gegaan, om te zien waar het gebeurd is. Ik heb die stad gezien, nog steeds verwoest (daarvoor was het DDR-regiem wel een garantie), met enkele restauratiewerken in het oude centrum: het indrukwekkende Zwinger, de kathedraal, de opera. Maar daar, in de diepte, lag ook de Elbe, zo vredig als een rivier van koelte, waarin de bewoners van Dresden zich stortten toen Norman Corinth nog eenmaal daar overheen vloog; schietend, moordend. Ik zat op een terras aan de oever van de Elbe en dronk een Coca Cola (het was immers na de Währungsunion) en ik dacht: ... Nee, ik dacht eigenlijk helemaal niets. Ik dacht: ‘Ik heb dorst’. Maar ik zat wel ongeveer op die plaats, van waaruit Ludwig, de pensionhouder in Het stenen bruidsbed, de vernietiging van Dresden had aanschouwd.
Geachte Vooys-redactie, is dit bericht ‘luchtig’ genoeg? Om aan deze impressie nog enige (literaire) samenhang te verlenen: ik stel U voor: wij ‘bellen’ nog over de volgende column.
FRANS DE ROVER