Voortgang. Jaargang 20
(2001)– [tijdschrift] Voortgang– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 117]
| |||||||||||||||||||
Een dame uit het fin de siècle in een dun historisch jasje
| |||||||||||||||||||
[pagina 118]
| |||||||||||||||||||
Intussen beseft Harald dat hij niet lang meer te leven heeft. Hij benoemt zijn broer Horic tot zijn opvolger, mits Lioba de komende negen maanden geen kind baart. Die voorwaarde zint Horic, zijn broer Hemming en de edelen niet. Zij beschuldigen Lioba van overspel, maar Harald accepteert haar verklaring dat zij lichamelijk trouw is gebleven. Uit dankbaarheid vraagt Lioba of zij Harald mag genezen. Zij blijkt hier echter niet toe in staat en hij sterft. Bij zijn uitvaart beschuldigt Horic Lioba van moord. Tancolf duelleert met Hemming om haar te verdedigen, maar hij verliest. Lioba wordt veroordeeld tot uiterste trouw: zij vaart aan de zijde van het lijk van Harald op een brandend vlot de dood tegemoet. Terwijl haar lotgevallen wellicht niet misstaan in de middeleeuwen, lijken Lioba's verschijning en gedrag er niet in thuis te horen. Wat doet dit breekbare meisje op het ridderlijk strijdtoneel en waarom staan haar gevoelens zo op de voorgrond? De combinatie van een middeleeuws decor en etherische, vrouwelijke personages is aan het einde van de negentiende eeuw niet zo vreemd. In het roerige fin de siècle kreeg men belangstelling voor de middeleeuwen als een periode van eenheid en orde. Bijzondere interesse was er voor de middeleeuwse mystiek. Er ontstond een modern mysticisme, waarin men, net als in de middeleeuwen, streefde naar vergeestelijking, al was men meer gericht op eenwording met de onzichtbare werkelijkheid dan met God.Ga naar eind1 De belangstelling voor de middeleeuwen liet in de literatuur haar sporen na. Bekend zijn de drama's van Maeterlinck, die zich afspelen in een middeleeuws decor. In deze drama's treden vrouwelijke personages op, die minstens zo etherisch en gevoelig zijn als Lioba. Als goede verstaanders van de ziel staan zij dichtbij het mysterie waar Maeterlinck zich als modern mysticus op richtte. Ze zijn dan ook vooral een exponent van het moderne mysticisme dat in het fin de siècle van de negentiende eeuw ontstond. Ook Lioba is een product van het fin de siècle. In veel opzichten lijkt zij daarin beter op haar plaats dan in de ridderlijke wereld waarin zij neergezet is. Lioba roept associaties op met het beeld dat men in het fin de siècle in het algemeen van de vrouw heeft en, meer specifiek, het beeld dat men van de vrouw kan opmaken uit de contemporaine literatuur. Bovendien zijn er concrete aanwijzingen dat Van Eeden in Lioba een voor hem zeer actueel thema heeft uitgewerkt. Op welke manier is Lioba verbonden met het fin de siècle? In dit artikel probeer ik deze vraag te beantwoorden door te onderzoeken in hoeverre Lioba beantwoordt aan het beeld van de vrouw, zoals dat in de tijd waarin Van Eeden Lioba schreef gangbaar was. Eerst schets ik een beeld van Lioba. Daarna leg ik een verband tussen de contemporaine, maatschappelijke opvattingen over de vrouw, de visie van Van Eeden op de vrouw en Lioba. Ver- | |||||||||||||||||||
[pagina 119]
| |||||||||||||||||||
volgens komt de relatie tussen het beeld van de vrouw in de contemporaine literatuur, de mate waarin de vrouwelijke personages in het werk van Van Eeden hieraan beantwoorden en Lioba ter sprake. Tot slot besteed ik aandacht aan de elementen die uiteindelijk Lioba's uniciteit bepalen. Voor de beschrijving van zowel het maatschappelijke beeld van de vrouw in het fin de siècle als het beeld van de vrouw in de contemporaine literatuur heb ik mij voornamelijk gebaseerd op de dissertatie ‘In het liefdeleven ligt gansch het leven’, Het beeld van de vrouw in het Nederlands realistisch proza, 1885-1930 (2001) van Harold van Dijk. Hierin onderzoekt hij de representatie van de vrouw en de notie van vrouwelijkheid in het realistische proza teneinde door te dringen tot de ideeëncontext: de ideologische opvattingen en preoccupaties over de vrouw en het daaraan gelieerde liefdesthema in de periode 1885-1930.Ga naar eind2 Onder realistisch proza verstaat Van Dijk zowel realistisch als naturalistisch proza. Het beeld van de vrouw in de maatschappij en het proza komen beide uitgebreid aan de orde in het proefschrift. | |||||||||||||||||||
Een kindvrouwtje ontwikkelt zichBij aanvang van het drama is Lioba eigenlijk nog een kind. Ze is van goede komaf, maar opgegroeid zonder ouders. Hoewel ze officieel nog moet intreden, verblijft ze reeds in het klooster. Ze is blij dat ze nog geen nonnenkleding hoeft te dragen en voelt zich in haar ivoorwitte kleedje en met haar violette diadeem één met de ontluikende flora en fauna. Ze is gelukkig met het vooruitzicht dat ze bloemen en dieren mag verzorgen. Haar lichamelijke onschuld is evident. Ze is uiteraard nog maagd en later blijkt zelfs dat ze geen idee heeft waar de ‘kindertjes’ vandaan komen.Ga naar eind3 Haar uiterlijk wordt omschreven met adjectieven als ‘blank’, ‘slank’ en ‘zilverachtig’ en zowel Harald als Tancolf zijn onder de indruk van haar jeugdige, breekbare schoonheid. Lioba's verschijning roept associaties op met begrippen als ‘tederheid’ en ‘goedheid’. Ze lijkt voorbestemd om geluk te brengen. Bij Lioba prevaleert het gevoel boven het verstand. Zij stort zich hals over kop in het avontuur met een man van wie ze niet meer weet dan dat hij de koning is. Meermalen geeft Lioba blijk van onbezonnenheid. Ze houdt op die momenten geen rekening met anderen. Haar openbare klacht over haar kinderloosheid, als Harald zwaar gewond terugkeert van een missie, is er een goed voorbeeld van. Ook Lioba's omgang met het hogere is intuïtief. Ze twijfelt er niet aan dat God haar liefdesuur met Tancolf op het duin voor haar gereserveerd heeft en wéét dat de ‘hemelingen’ het zielsverbond tussen haar en Tancolf erkennen.Ga naar eind4 Voor de dood is zij in het geheel niet bang, zeker niet met het vooruitzicht | |||||||||||||||||||
[pagina 120]
| |||||||||||||||||||
op het zielsverbond met Tancolf.Ga naar eind5 Na het overlijden van Harald verlangt zij zelfs naar de dood. Zij sterft dan ook met een gerust hart: begeleid door haar ‘vaste, stille ster’ vaart haar schip ‘gestadiglijk stormlooze haven in’.Ga naar eind6 Het leven van Lioba speelt zich af in een betrekkelijk isolement. Aan het hof van Harald is zij alleen of verkeert met een vertrouweling: Harald, Tancolf of zijn moeder Fastrade. Onderwerp van gesprek zijn intieme zaken, zoals liefde en moederschap. De publieke kant van het hof wordt vertegenwoordigd door de edelen, Haralds broers en Harald in zijn rol als koning. Lioba ontmoet de edelen of de broers van Harald nooit uit vrije wil. Zij zijn ronduit vijandig tegen haar en beschuldigen haar van overspel en uiteindelijk van moord. In het publieke leven is duidelijk geen plaats voor Lioba. Gaandeweg maakt naïviteit plaats voor zelfkennis. In eerste instantie lijkt iedereen Lioba beter te kennen dan zij zichzelf. Harald activeert haar kinderwens die obsessieve vormen aanneemt: in haar dromen heeft zij het kind al, dat in het ‘harde leven’ maar niet komen wil. Daarna laat Fastrade haar ontdekken dat haar kinderwens niet haar diepste wens is. Zij stuurt Lioba op bedevaart naar het duin, alwaar de ontdekking van de liefde plaatsvindt. Voor Lioba is een droom werkelijkheid geworden. De ‘verheldering is eindlijk losgeborsten’ en in tegenstelling tot haar vroegere dromen is hier geen sprake van ‘zelfbedwelming’.Ga naar eind7 Een moment van groot zelfinzicht volgt: Lioba wil niet zomaar een kind, maar een kind van Tancolf.Ga naar eind8 De kinderwens is primair liefdeswens geworden. Vlak na het uitspreken van haar wens neemt Lioba voor het eerst uit eigen beweging een weloverwogen besluit. Hoewel ze geen kwaad ziet in haar liefde, beschouwt zij zichzelf als onrein. Zij heeft haar lichaam immers al gegeven aan Harald, toen zij met hem een ‘verbond van lijf en ziel’ voor de duur van haar aardse leven aanging. Dat zij haar lichaam ‘gansch onschuldig’ gaf op een moment dat haar ‘blinde ziel’ zich nog niet kon geven is geen excuus. Ziel en lichaam moeten boeten voor de vroegere blindheid van de ziel en dat betekent dat er voor de liefde van Tancolf en Lioba geen plaats is in het aardse bestaan. Alleen langs ‘Recht's harde paden’ zal hun zielsverbond, waar zij nu een voorproefje van hebben gehad, na de dood tot zijn recht komen. Lioba kan zich lichamelijk niet aan Tancolf geven en er zit niets anders op dan afscheid te nemen. Bij het afscheid kust Lioba in plaats van Tancolf smartelijk zijn paard.Ga naar eind9 Aan het ziekbed van de bewusteloze Harald komt Lioba heel wat over zichzelf te weten. Ze wordt zo gefolterd door visioenen van Tancolf dat zij zich niet kan concentreren op de genezing van Harald. Haar dieper wezen wil Tancolf en wint het van de deugden en ideeën die zij zich zelf oplegt: | |||||||||||||||||||
[pagina 121]
| |||||||||||||||||||
Wat baat het of 'k van deugden mij niet eigen, / het masker voorbindt, dat ik God believ', / als zich mijn dieper wezen niet wil neigen / naar 't schoon idee, dat ik tot Wil verhief, / maar dat een dorre schim blijft, zonder macht.Ga naar eind10
Niet alleen beseft Lioba het verschil tussen haar bewuste wil en de wil van haar dieper wezen, maar ook leert zij haar lichaam kennen. Ach lijf, welks macht, welks treken ik niet kende, / nu kwelt ge mij, dwingt mij mijzelf te kwellen / met spel van vizioenen, schoon en zoet, / 'k achtte u mijn slaaf, nu zit ik in ellende, / en voel mij radeloos beknellen / tussche⌢uw vermogen, en mijn hoog gemoed.Ga naar eind11 Haar lichaam hunkert naar Tancolf en verzet zich heftig tegen ‘'t gebod van trouw, door Wil bedacht’.Ga naar eind12 Als Harald bijkomt en vraagt waarom hij haar genezende kracht niet voelt, antwoordt Lioba dat ze hem alleen kan redden, als ‘hart en lijf’ en ‘verstand’ in evenwicht zijn.Ga naar eind13 Ze heeft de euvele moed om te vragen of Tancolf mag komen, omdat zijn bijzijn het ‘brood’ is ‘waar lijf en ziel op teert’.Ga naar eind14 Dit gaat Harald te ver. Vanaf dit moment is Lioba nog slechts een ‘schim’ voor hem. Hij vraagt haar om wijn, maar als ze hem de wijnschaal aanreikt, slaat hij deze uit haar hand. Dan raakt Harald weer bewusteloos en komen Horic en Fastrade binnen. Als Horic het vertrek verlaten heeft, kan Fastrade nog eenmaal haar invloed op Lioba laten gelden. Lioba vertelt haar dat zij Harald heeft gesmeekt of Tancolf mocht komen. Fastrade verkeert in de veronderstelling dat Lioba de dood van Harald wenst, zodat zij gelukkig kan worden met Tancolf. Als moeder van Tancolf stemt zij met dit streven in. Zij berispt Lioba om haar ‘lomp geweld’ en suggereert dat er een veel subtieler middel voor handen is: Lioba hoeft alleen maar haar adem in te houden en niet meer te ‘willen’ genezen. Als zij niet meer ‘wil’, pleegt zij immers ‘geen daad. En zonder daad geen schuld’.Ga naar eind15 Tot haar ontzetting herkent Lioba zichzelf in Fastrade: De gruwbaar donkre kloof / hebt gij ontsluierd in mijn eigen ziel. / Ik scheld u niet. Gij zijt de koude spiegel, / waarin 'k mij⌢zelf herken. 'k ijs van mijzelf, niet van den spiegel.Ga naar eind16
Ze vraagt God haar te doorzien en haar met ‘lijf en al’ te vernietigen, als zij werkelijk de dood van Harald gewild heeft. Zij smeekt hem naar haar ‘lichaamlooze klank’ te luisteren en Harald te redden. Op dat moment sterft Harald echter. Volgens Fastrade heeft God Lioba werkelijk ‘verstaan’.Ga naar eind17 Na zijn dood schenkt Harald Lioba vergeving in de vorm van ‘een straal van zachten hemeltroost’.Ga naar eind18 Zij koestert echter de wroeging over haar gedrag aan zijn sterfbed, want deze ‘brandt’ haar ‘zwarte zonde blank’.Ga naar eind19 Vanaf het | |||||||||||||||||||
[pagina 122]
| |||||||||||||||||||
moment van vergeving twijfelt Lioba niet meer. Zij houdt vast aan de aardse huwelijkstrouw, ook na de dood van haar man. Daar kan zelfs Tancolf geen verandering in brengen. Hij probeert Lioba nog wel te overreden om samen met hem te vluchten uit haar penibele situatie. Nu Harald dood is, is zij immers overgeleverd aan de grillen van Horic, Hemming en de edelen. Maar Lioba weigert resoluut. Bang voor de dood is zij niet. Integendeel, zij verlangt er zelfs naar: ‘Mijn plaats is dichtbij Dood, wáár waar 't mij liever? / O kon ik dichterbij hem zijn, dan 'k ben’.Ga naar eind20 Dit gaat Tancolfs begrip te boven en een fikse ruzie volgt. Lioba blijkt niets te voelen voor een lichamelijke relatie met Tancolf. Zij is niet van plan zijn ‘vrool'ken liefde-dorst’ te voldoen.Ga naar eind21 Voor Tancolf zit er niets anders op dan wederom te vertrekken. Lioba blijkt nu een toonbeeld van zelfbewustheid en vastberadenheid. Bij de uitvaart van Harald beschuldigt Horic haar van moord. Ze bekent schuld, omdat zij Harald ‘door Liefde-smart verlamd’ niet kon redden.Ga naar eind22 Als Tancolf verschijnt om haar naam te zuiveren, belijdt zij in het openbaar haar zielsliefde voor hem. Zij blijven ‘in hoogste liefde [...] vereend / voor 't leven en daarna’.Ga naar eind23 Nadat hij het duel met Hemming heeft verloren, sterft Tancolf. Horic veroordeelt Lioba vervolgens tot het vergezellen van Harald op zijn laatste vaart, opdat ‘Trouw ten uiterst redde⌢ontrouwe ziel’.Ga naar eind24 Hoezeer zij instemt met haar lot blijkt uit haar laatste woorden: Heb dank God, die in 't hart mijns vijands legt / wijsheid tot wijzing zóó schoon en gerecht! / Dat 'k mag bijblijven wien dit lijf behoort / en dienend ingaan met hem vreed'ger oord.Ga naar eind25
De ontwikkeling van Lioba's zelfbewustheid hangt nauw samen met haar idee van de trouw. In het begin verbreekt zij de geestelijke belofte om non te worden. Deze belofte heeft zij zelf niet afgelegd: zij was aan ‘Gode toegezegd’.Ga naar eind26 De verleidingen van het moederschap en het leven op een kasteel blijken sterker dan trouw aan de belofte. Door met Harald mee te gaan, belooft zij hem impliciet trouw van ziel en lichaam: zij gaat een ‘verbond van lijf en ziel’ aan. Ook lijkt Lioba zo trouw te worden aan haar diepste wezen. Immers, zij had al een kinderwens voordat zij in het klooster kwam. Volgens haar omgeving zou zij die wens kunnen stillen ‘in daden van erbarmen, / in 't moederlijk vertroosten van wie lijdt, / in 't over zondaars als mijn [van Lioba] kroost ontfermen, / in trouw aan God, en hooge chariteit’.Ga naar eind27 Lioba bekent Harald echter dat zij haar ‘weerbarstig hart’ ternauwernood wist te beteugelen met ‘wijsheid die ik [Lioba] om and'rer wil beleed’.Ga naar eind28 Na de ontdekking van de liefde zit Lioba in een moeilijk parket. Zij sluit een zielsverbond met Tancolf, maar kan ook haar belofte van trouw aan Harald, het ‘verbond van lijf en ziel’, niet zomaar loslaten. Hoewel haar ziel naar een ander uitgaat, probeert zij te redden wat er te redden valt en ver- | |||||||||||||||||||
[pagina 123]
| |||||||||||||||||||
mijdt lichamelijke intimiteit met Tancolf. Daarmee neemt zij ook afstand van de wens van haar diepste wezen, een kind van Tancolf. Op de vraag of zij Harald trouw is gebleven zegt ze eerlijk: Mijn lijf was 't, - mijn ziel niet / [...] 'k wou trouw zijn, en mijn lijf liet zich gezeggen. / Maar mijn ziel niet.Ga naar eind29
Aan het sterfbed van Harald blijkt dat ook haar lichaam zich niet zo gemakkelijk laat ‘gezeggen’. Haar lichaam gaat tegen het gebod van de wil in en brengt zo de huwelijkstrouw in gevaar. In gedachten ligt zij al in de armen van Tancolf. De confrontatie met Fastrade en de dood van Harald brengen Lioba weer op het ‘rechte’ pad. Tijdens haar aardse leven kiest zij voor de lichamelijke huwelijkstrouw aan Harald en het zielsverbond met Tancolf. Haar dood zal haar verlossen van haar lichaam en het zielsverbond met Tancolf de ruimte geven. | |||||||||||||||||||
In de lijn der verwachtingDe lof der zedelijkheidIn het fin de siècle is de visie van de wetenschap bepalend voor het beeld van de vrouw. Onder invloed van het materialisme en de aloude temperamentenleer komt men tot de aanname dat fysiologie en psychologie nauw met elkaar verbonden zijn:Ga naar eind30 De individuele psychologische en karakterologische kenmerken worden bepaald door de lichamelijke complexie.Ga naar eind31
Een logische afgeleide hiervan is het inzicht dat het sekseverschil leidt tot grote verschillen in de persoonlijkheid van man en vrouw: het kleine verschil en de grote gevolgen. Naast het materialisme en de temperamentenleer is de evolutieleer van grote invloed. Op basis van het sekseonderscheid worden man en vrouw beschouwd als subsoorten van de soort mens. Volgens de wetenschappers vertegenwoordigt de vrouw daarbij een lager evolutionair stadium dan de man. Vooral haar intellectuele vermogens blijven achter bij die van de man. Het verschil in aanleg wordt door de praktijk nog eens versterkt. Op grond van haar lichaamskenmerken heeft de vrouw een specifieke taak: kinderen baren en opvoeden. Hierdoor houdt zij relatief weinig tijd over voor andere zaken en ontwikkelen zich ‘in de vrouwelijke geest gevoelens en emoties relatief sterk, terwijl intellectuele capaciteiten en ondernemingszin’ daarbij achterblijven.Ga naar eind32 | |||||||||||||||||||
[pagina 124]
| |||||||||||||||||||
Slechts in één opzicht steekt de vrouw boven de man uit: als zedelijk wezen. De vrouw beschikt over een natuurlijk gevoel voor wat zedelijk is, een onbewuste zedelijkheid die vaak weerspiegeld wordt in haar harmonieuze verschijning. De vrouwelijke bevalligheid wekt verheven gedachten aan de zedelijke idealen van waarheid, schoonheid en goedheid.Ga naar eind33 De inzichten uit de wetenschap vormen het fundament van het maatschappelijke beeld van de vrouw in het fin de siècle en hebben verstrekkende gevolgen voor haar bestaan. Omdat zij niet logisch denkt, acht men haar niet geschikt voor de wetenschap of het geven van een moreel oordeel. Haar gebrek aan intelligentie en ondernemingszin maakt haar ongeschikt voor een functie in het openbare leven. Heel haar wezen staat in het teken van de liefde met als doel het zorgen voor nageslacht. Alleen in de huiselijke omgeving van het gezin komen haar emotionele capaciteiten als intuïtie, tact, incasseringsvermogen en vermogen tot het geven van liefde volledig tot hun recht. Bovendien beschermt haar leven in de privé-sfeer haar tegen de slechte kant van de samenleving. Zij is immers in velerlei opzichten kwetsbaar. In fysiek opzicht is ze ontvankelijk voor ziektes en op het geestelijke vlak is ze gemakkelijk te beïnvloeden. Binnenshuis kan zij haar natuurlijke zedelijkheid en kuisheid gemakkelijker bewaren. In de tweede helft van de negentiende eeuw werd niet alleen het beeld van de vrouw, maar ook het beeld dat men in het algemeen van de wereld had bepaald door de wetenschap. In dit materialistische, evolutionistische wereldbeeld wordt de wereld, net als de mens, beschouwd als een organisme dat zich ontwikkelt naar een steeds betere en zuiverder vorm. Het aandeel van de vrouw in dit geheel is niet onaanzienlijk: zij zorgt immers voor de voortplanting. Het materialistische, evolutionistische wereldbeeld roept in het fin de siècle steeds meer protesten op. Veel mensen vragen zich af hoe idealisme, vrije wil en ethiek in het plaatje passen. Op zoek naar een houvast keren sommigen zich af van het materialisme en wenden zich tot het metafysische. Zij gaan op zoek naar het mysterie, het ‘hogere’ of het ‘goddelijke’ achter de werkelijkheid. Bovendien ontstaan er emancipatorische bewegingen, waaronder de vrouwenbeweging. Zowel bij hervormingsgezinden als conservatieven vat het idee post dat de maatschappij wel eens ziek zou kunnen zijn: mens en maatschappij zijn gedegenereerd. In het verlengde hiervan wordt de positie van de vrouw inzet van maatschappelijke discussie. Opvallend is dat het op het sekseonderscheid gebaseerde beeld van de vrouw niet ter discussie komt te staan. Wel interpreteren de conservatieven en hervormingsgezinden het evolutionistische beeld verschillend. In de ogen van de conservatieven is de vrouw gedegenereerd: zij is, mede door de in- | |||||||||||||||||||
[pagina 125]
| |||||||||||||||||||
vloed van de vrouwenbeweging, geen ‘echte’ vrouw meer. Om ervoor te zorgen dat de samenleving weer gezond wordt, is een gezonde voortplanting noodzakelijk. Daartoe moeten vrouwen gezonde huwelijken sluiten en, vooral in moreel opzicht, weer gezond worden.Ga naar eind34 Dat kan alleen, als de vrouw haar zedelijkheid in de gezinssfeer cultiveert. De vrouw mag zich slechts binnenshuis ontwikkelen binnen de grenzen van wat als specifiek vrouwelijk geldt. Zo kan zij in de buurt komen van het ideaalbeeld van haar sekse. De hervormingsgezinden stimuleren de ontwikkeling van de vrouw buiten de gezinssfeer daarentegen wel. In hun ogen is de achterstandspositie van de vrouw de oorzaak van het verval van de zedelijkheid. De samenleving is vooral ziek in sociaal en zedelijk opzicht en het is juist op die terreinen dat de vrouw specifieke eigenschappen bezit. Volgens de feministen kan de vrouwelijke zedelijkheid zich op het gebied van onderwijs, filantropie en wetenschap ten volle ontplooien.Ga naar eind35 Vrouwen leveren zo een actieve bijdrage aan de gezondmaking van de maatschappij. In deze visie ontwikkelt het traditionele moederschap zich tot een soort ‘geestelijk’ moederschap.Ga naar eind36 | |||||||||||||||||||
Een kind van zijn tijdHet beeld dat Van Eeden van de vrouw heeft wijkt niet af van het maatschappelijke beeld in het fin de siècle. Sprekende voorbeelden hiervan zijn te vinden in zijn Dagboek. Al in 1882, als Van Eeden pas twee-entwintig jaar oud is, blijkt uit de beschrijving van een zekere mevrouw Schorer hoezeer zijn beeld van de vrouw overeenstemt met dat van zijn tijdgenoten:Ga naar eind37 Een vrouw in de volste zin van het woord. Een rijk gemoedsleven, veel gevoel, veel geest, goeden wil voor al het schoone en goede, maar weinig logica, weinig zuiverheid en geen philosophie.Ga naar eind38
Van Eeden heeft ontzag voor de vrouwelijke intuïtie, wijsheid, schoonheid, goedheid en vermogen tot lijden, maar hij verfoeit de negatieve kant van deze eigenschappen. Als de vrouw geen controle heeft over haar gevoel, blind op haar intuïtie afgaat en zich door het gemis aan zelfbewustheid egoïstisch en al te afhankelijk gedraagt, keurt hij dit af: ‘Een hinderlijk gezicht voor een man’.Ga naar eind39 Dat Van Eeden in de tijd dat hij Lioba schrijft niet wezenlijk anders over de vrouw denkt blijkt wel, als hij in 1896 zijn oordeel velt over de Franse schrijfster George Sand na lezing van haar boek Consuelo: Sand een echt vrouwen-genie. Ik verwar haar onwillekeurig met Bettina [Betsy van Hoogstraten]. Schitteringen van genialiteit, diepe wijsheid en onbegrijpelijk fijne intuïtie, en een totaal gemis aan evenmaat, eenheid, controle of conceptie. Het rammelt en verzint maar door, verliest zich in smakelooze | |||||||||||||||||||
[pagina 126]
| |||||||||||||||||||
moralisaties en bespiegelingen en praatjes, spreekt zichzelf tegen, merkt de eigen coherentie niet, weet zich niet te matigen en te beheerschen.Ga naar eind40
Vooral het verschil tussen het vrouwelijk en mannelijk intellect houdt Van Eeden bezig. Er bestaat een grote kloof tussen de mannelijke en vrouwelijke logica, die hem in zijn persoonlijke leven vaak hindert: Zie nu! hoe zij [Betsy van Hoogstraten] afgaat op haar intuïtie. Dat noemt zij zekerheid [...] Voor haar staat dit nu vast. Al gaf ik alle bewijzen, wiskunstige bewijzen van het tegendeel, het zou niet baten [...] En ze bedenkt het niet, ze overweegt het niet, ze ruikt het. O mijn goede God! hoe moet ik daartegen argumenteeren.Ga naar eind41
Om gelukkig samen te leven moet de kloof geslecht worden. De vrouw moet een iets ‘breder’ (mannelijk) begrip krijgen, terwijl zij toch op en top vrouw blijft. Van Eeden tracht dan ook telkens de intellectuele ontwikkeling van zijn geliefden te stimuleren. In de praktijk blijkt de verbreding van het begrip bij de vrouw echter een moeizame zaak. Net als een aantal van zijn tijdgenoten beschouwt Van Eeden de achterstandspositie van de vrouw als symptoom van de verziekte, gedegenereerde maatschappij. In zijn waardering van de zedelijkheid van de vrouw blijkt hij hervormingsgezind. Ook hij dicht de vrouw een zedelijke gidsrol toe: Want de vrouw draagt de moreele conscientie der menschheid. En haar intuïtief gevoel zal den stoot geven tot de groote bewegingen, eer het overleg ver genoeg gekomen is om die bewegingen noodzakelijk te verklaren.Ga naar eind42
Van Eeden keurt het echter af dat vrouwen op een ‘mannelijke’ manier veranderingen proberen te bewerkstelligen. In zijn ogen offeren vrouwen hun vrouwelijkheid op, als zij ‘artikelen schrijven, redeneren, vereenigingen stichten, vergaderingen leiden’.Ga naar eind43 De oplossing ligt in het cultiveren van de zedelijkheid in de huiselijke sfeer. Hierin is Van Eeden ronduit conservatief. | |||||||||||||||||||
Een negentiende-eeuwse dameLioba zou in het fin de siècle niet misstaan. Er bestaat een nauwe band tussen haar verschijning en haar karakter. Haar harmonieuze verschijning roept immers gedachten op aan goedheid en tederheid. Bovendien denkt zij gevoelsmatig en blijkt uit haar onbezonnenheid haar subjectiviteit. Verder tonen Harald en Fastrade overtuigend haar beïnvloedbaarheid aan: de eerste krijgt haar zonder veel moeite mee en de tweede kan haar invloed gemakkelijk laten gelden. Van nature is Lioba deugdzaam en kuis en vooral in de zorg voor bloemen en dieren komt haar vermogen tot het geven van liefde tot uitdrukking. | |||||||||||||||||||
[pagina 127]
| |||||||||||||||||||
Net als in de ogen van de negentiende-eeuwers verschillen in Lioba man en vrouw duidelijk van elkaar. Al bij de eerste ontmoeting zijn er aanwijzingen dat Harald en Lioba niet op dezelfde manier reageren. Als Harald Lioba voorstelt om het klooster te verlaten, valt het verschil tussen zijn beredeneerdheid en haar gevoelsmatige reactie op. Lioba raakt in vervoering bij het idee dat haar wensdromen vervuld zouden kunnen worden, maar weet niet wat zij moet doen: ‘Hoe moet ik dempen / dit oproer door u roekloos aangestookt’?Ga naar eind44 Harald bekijkt de zaak praktischer en doet haar, alles overziende, een redelijk voorstel: Maar nu dit vreemd mirakel is geschied - / ik eenzaam, kinderloos, gij onder druk / van opgedrongen niet erkenden plicht, / ik met de macht en ongestild begeer, / gij met schoone gestalte⌢en zacht gemoed, / met teeder hart, dat ik zoo weinig vond - / bei door een wonden vogel saamgebracht, - / wilt gij nu niet in lichte vrijheid treden, / wonen bij mij, en zien 't ruim leven aan / een tijd, tot 't al verheldert, en gij weet / waar liggen moet voortaan uw rechte pad?Ga naar eind45
Eenmaal gehuwd spelen de levens van Lioba en Harald zich af in twee verschillende werelden. Waar Harald zich met staatszaken bemoeit en zijn rijk verdedigt en uitbouwt, speelt Lioba's leven zich af in de privé-sfeer. Als man van de wereld is Harald zich bewust van zijn positie. Dat is ook de reden waarom hij Lioba's onbezonnen jammerklacht over haar kinder- loosheid afkeurt: Betoon u vroed en waardig, koningin, / Naar uwen staat. / 'k Versta u, maar met spijt, / om 't leed voor u en mij, en om de dwaasheid / en onbetaamlijkheid der klacht. - Nu zwijg.Ga naar eind46
Harald blijkt een redelijk man. Niet alleen de manier waarop hij zijn opvolging bespreekt, maar ook zijn reactie op Lioba's bekentenis dat haar ziel hem ontrouw was getuigen van in- en overzicht. Hij acht Lioba onschuldig en beseft tegelijkertijd zelf ook niet vrij van schuld te zijn. Hij heeft haar immers met ‘glans van rozen en juweelen-licht’ verleid.Ga naar eind47 Pas als Lioba aan zijn sterfbed vraagt of Tancolf mag komen, is het gedaan met zijn begrip. Geheel in stijl vergeeft hij haar echter na zijn dood alsnog. Ook Tancolf is anders van aard dan Lioba. Hoewel hij zich in eerste instantie verheugt over het zielsverbond en zich neerlegt bij Lioba's besluit dat hun liefde niet lichamelijk kan zijn, vindt hij het onbegrijpelijk dat zij na de dood van Harald niet voor een leven met hem kiest. Tijdens de ruzie komt Van Eedens persoonlijke preoccupatie met het onbegrip tussen man en vrouw letterlijk aan de orde: ‘daal uit uw hoogte en begrijp!’. Dat het onbe- | |||||||||||||||||||
[pagina 128]
| |||||||||||||||||||
grip wederzijds is blijkt uit het antwoord van Lioba: ‘Zijt gij het, Tancolf, die mij vraagt te dalen? / [...] stijg tot mijn hoogten en begrijp’.Ga naar eind48 Naast de overeenkomsten tussen de vrouw Lioba en het beeld dat men in het fin de siècle van de vrouw had, is er ook een opvallend verschil. Hoewel Lioba's wezen in het teken van de liefde staat, betreft dat in eerste instantie de liefde voor de natuur. Daarna volgt het ideaal van het moederschap zonder dat daar specifiek liefde voor een man aan te pas komt. Pas na de ‘verheldering’ richt zij haar liefde op een man (Tancolf) en verbindt haar kinderwens aan de liefde. Omdat de relatie beperkt blijft tot zielsliefde, realiseert zij het ideaal van het negentiende-eeuwse moederschap echter niet. | |||||||||||||||||||
De lijn wordt doorgetrokkenVan sensibiliteit tot vergeestelijkingDe contemporaine maatschappelijke opvattingen over de vrouw worden in de literatuur van het fin de siècle gereflecteerd. Het beeld van de vrouw in het realistische proza dat Van Dijk onderzocht heeft vertoont veel kenmerken die afgeleid kunnen worden van het beeld van de vrouw, zoals dat uit contemporaine, wetenschappelijke publicaties naar voren komt. De vrouw is in intellectueel opzicht de mindere van de man, laat zich leiden door haar gevoel en is kinderlijk, emotioneel en subjectief. Hoewel zij zich soms immoreel gedraagt, kan dit haar eigenlijk niet verweten worden; zij weet immers niet beter. Haar gevoeligheid voor indrukken ontaardt in overgevoeligheid. Zij is opofferingsgezind en laat het welzijn van anderen prevaleren boven dat van haarzelf. Net als in de maatschappelijke visie op het leven van de vrouw vormt in het proza het huwelijksleven met het daaraan verbonden moederschap de levensvervulling van de vrouw. Waar de wetenschap echter een positief beeld schept van dit huwelijksleven, ontstaat in het proza een somber beeld. Omdat de liefde haar enige drijfveer is, is de vrouw kwetsbaar. Vaak kan zij niet goed omgaan met liefdesperikelen en is zij niet kritisch in haar partnerkeuze. De aanbeden geliefde krijgt niet zelden de status van verlosser, ‘iemand die alles goed zal maken’.Ga naar eind49 In het proza stellen veel vrouwen de toekomst te rooskleurig voor en nemen hun toevlucht tot wensdromen, als de realiteit tegenvalt. Vaak heeft de vrouw neiging tot illusievorming over de liefde. Af en toe neemt de illusie pathologische vormen aan en beheerst dan het gedrag: De personages leven en handelen voor kortere of langere tijd in een imaginaire wereld, hetgeen tot pijnlijke misverstanden aanleiding geeft.Ga naar eind50 | |||||||||||||||||||
[pagina 129]
| |||||||||||||||||||
‘Leven’ lijkt soms synoniem met ziekte en lijden. De vrouwelijke lichamelijke gesteldheid is bron voor ondefinieerbare kwalen. De kwalen vormen een verwijzing naar de psychologische gesteldheid van de vrouw: zij kan niet overweg met het haar tegenvallende leven. Lijden voert in het uiterste geval tot de dood, natuurlijk of door zelfmoord. De vrouw is vaak ‘bekend met en geïnteresseerd in zaken van gene zijde’.Ga naar eind51 Soms staat de dood in het perspectief van de verlossing. Qua uiterlijk en fysiologie maakt Van Dijk een grove tweedeling in ‘sensibele’ en ‘aardse’ vrouwen. In de sensibele vrouw herkennen we het nerveuze temperament.Ga naar eind52 Bij haar staat het geestelijke leven centraal en ze beschikt over een ‘rijk ontwikkeld zenuw- i.c. gevoelsleven’.Ga naar eind53 Extra zenuwen vormen een verwijzing naar de psychische eigenschappen emotionaliteit en sensitiviteit. Deze vrouw heeft hartstochtelijke gevoelens en vaak een lichamelijk liefdesverlangen. Verder is zij nerveus, kwetsbaar en gevoelig voor schoonheid. De beschrijving van het lichaam is meestal beperkt tot kenmerken die verwijzen naar haar geestelijk leven, zoals ogen en een fijne bouw. Over het algemeen komt zij uit een hoger (burgerlijk) milieu. In de metaforiek wordt zij vaak vergeleken met een bloem. De aardse vrouw vormt het spiegelbeeld van de sensibele. In haar overheerst het sanguinische temperament. Ze is minder op het geestelijke georienteerd en geestelijk ook minder begaafd. Haar fysiologie - volle vormen en ‘goed in het vlees zittend’ - wijst op zinnelijkheid, gemoedelijkheid en gezelligheid. Zij is gezond en moeder bij uitstek, maar neigt naar oppervlakkigheid en zelfvoldaanheid. We vinden haar vaker in een lager, volks milieu. De vrucht is een veel voorkomende metafoor voor dit type. Rond de eeuwwisseling wordt het proza in toenemende mate beïnvloed door het maatschappelijke idealisme, dat een weerwoord zoekt op het voor velen onbevredigende materialisme. Het idealisme uit zich onder andere in het ideaal van de zielsliefde, dat een houvast lijkt te kunnen zijn in het ‘doelloze, door God vergeten leven’.Ga naar eind54 De zuivere liefde van ziel tot ziel lijkt het menselijk bestaan zin te kunnen geven. Ze opent de deuren naar ‘het goddelijke’, het mysterie achter de werkelijkheid. Kemperink omschrijft de zielsliefde in Het verloren paradijs, De literatuur en de cultuur van het Nederlandse fin de siècle (2001) als volgt: Liefde is een macht die bezit neemt van de mens en hem ten slotte voert naar wat hij ervaart als zijn bestemming. Liefde brengt vervulling. Zij zet het bestaan in een nieuw licht waardoor de mens zich ermee verzoenen kan [...] Eén ding staat voorop. Het gaat hier om de Liefde met een hoofdletter, Liefde die de ene ziel tot de andere doet spreken.Ga naar eind55 | |||||||||||||||||||
[pagina 130]
| |||||||||||||||||||
Tegenover de zielsliefde staat de seksualiteit, die er maar moeilijk mee te verenigen is. Als seksualiteit al deel uitmaakt van de liefde, wordt deze gelegitimeerd door de zielsliefde. In het algemeen staat in het proza de strijd tussen ‘ziel en zinnen’ centraal, waarbij de zedelijkheid van de vrouw vaak tegenover de zinnelijkheid van de man geplaatst wordt. Onder druk van dit dualisme ontstaat in het proza het beeld van de ‘vergeestelijkte’ vrouw, een ‘uitvergroting’ van de sensibele vrouw.Ga naar eind56 Werd de zedelijkheid van de vrouw eerder verbonden met de rol van echtgenote of moeder, nu lijkt de vrouw er zonder meer de belichaming van. Opvallend is de positieve waardering voor haar psychologische eigenschappen. Gevoeligheid is nu een teken van geestesadel en naïviteit wijst op reinheid. Ondanks haar onwetendheid heeft haar ziel op ondoorgrondelijke wijze toegang tot het hogere. Door haar aard is de vrouw ongeschikt voor het werkelijke leven. Zij leeft in een geestelijke, hogere binnenwereld, terwijl de man in de lagere, zinnelijke buitenwereld vertoeft. Haar uiterlijk is zo mogelijk nog bleker, verfijnder en gewichtlozer dan dat van de sensibele vrouw.Ga naar eind57 Het kost weinig moeite om in deze vrouw het type van de ‘femme fragile’ te herkennen, dat in het fin de siècle zowel in de literatuur als in de beeldende kunst veelvuldig voorkomt.Ga naar eind58 | |||||||||||||||||||
De liefde met de grote LDe liefde speelt een prominente rol in het leven van Van Eeden. Tot 1900 geldt zijn liefde, naast zijn vrouw Martha van Vloten, nog enkele andere vrouwen. Vooral de relaties met zijn jeugdliefde Henriëtte Ortt en, tijdens zijn huwelijk, met de getrouwde Betsy van Hoogstraten, hebben een grote invloed op Van Eeden. Opvallend is het platonische karakter van de relaties. De idealist in Van Eeden houdt er een hoge liefdesopvatting op na; hij kiest voor de Liefde met de grote L. Alleen de liefde van de ene tot de andere ziel kan leiden tot het opperste geluk, het paradijs of God. Het blijkt echter niet eenvoudig om het ideaal van de zielsliefde in praktijk te brengen. Altijd liggen de zinnen op de loer, die de reine liefde bedreigen. In zijn relatie met Henriëtte voert Van Eeden een interne strijd tussen ziel en zinnen. Zijn seksuele gevoelens voor Henriëtte geven hem het gevoel haar reinheid te ontheiligen en hij probeert ze dan ook te onderdrukken. Bij Betsy van Hoogstraten ontdekt Van Eeden de ‘zuiverende’ liefde, maar het onderdrukken van de seksualiteit leidt tot verdriet en onbegrip. De strijd tussen ziel en zinnen woedt niet alleen in Van Eeden, maar ook in Betsy en legt flink beslag op de relatie. De vrouwen uit het leven van Van Eeden keren terug in zijn werk. Vooral zijn platonische geliefden dienen om het ideaal van de zielsliefde uit te dragen. In een aantal werken uit het laatste decennium van de negentiende eeuw | |||||||||||||||||||
[pagina 131]
| |||||||||||||||||||
blijkt hoezeer de vrouwen uit Van Eedens leven, zijn vrouwelijke personages en zijn hoge liefdesopvatting met elkaar verbonden zijn. In Ellen, Een lied van de smart (1891) spreekt de dichter in lyrische zangen zijn geliefde Ellen toe, die hem de ware liefde openbaart. In haar ziet hij ‘de blauwe vonken van God's heil'ge liefde’.Ga naar eind59 Ellen verlangt naar de dood en om aan dat verlangen tegemoet te komen, verlaat de dichter haar. Nog voor haar dood komt de dichter tot het inzicht dat God ‘een God van lijden is, en niet van lust’.Ga naar eind60 Ellen leidt de dichter naar een hoge liefdesopvatting: door het lijden kan Gods liefde bereikt worden. Na haar dood geeft de dichter zich over aan het ‘gezegende lijden’, waarna hij rust zoekt in het zielsleven. Ellen is een prachtig voorbeeld van een vergeestelijkte vrouw. Dat we hier niet te maken hebben met een levenslustige dame blijkt uit de manier waarop de dichter haar toespreekt: Bleeke roos! in 't dor droefgeestig land / Kwijnend op droef gebogen stengel, - bloem!Ga naar eind61
Zij verbeeldt het lijden dat (hogere) liefde is: ‘“Schoonst” Incarnatie van God's eigen Leed’.Ga naar eind62 Ze is rein en teer en in hoge mate etherisch; zij bestaat bijna niet. De dood voert haar naar een hoger leven en dat is maar goed ook, want in de realiteit kan zij onmogelijk bestaan. Ellen kan verbonden worden met Betsy van Hoogstraten. Van Eeden noemt haar Ellen in zijn dagboek en het lijden (omdat hun liefde niet lichamelijk mag zijn) vormt een essentieel onderdeel van hun relatie. Ook in Johannes Viator (1892) treffen we het type van de sterk vergeestelijkte vrouw aan. Johannes beschrijft zijn liefdesleven als een reis van zeven dagen met als eindbestemming de ware liefde. Op de eerste dag ontmoet hij Marjon. Ze is een etherische figuur en moet dat blijven: Leef hoog en onbereikbaar. Alleen geweten, nimmer beroerd. Wees in hoog, zuiver lichtblauw boven mij, de blanke essence mijner reinheid.Ga naar eind63
Marjon heeft echter ook een zuster: een groote vrouw. Die was zwaar, met groote ronde armen - over elkaar geslagen. Haar haar was donker en glanzig, gladgeplakt. Een dik wijf.Ga naar eind64
Waar Marjon de incarnatie van de goddelijke liefde vertegenwoordigt, staat haar zuster, het prototype van de aardse vrouw, voor de zinnelijkheid. Johannes' reis voert langs de liefdes vanaf zijn vroege jeugd. Het liefdesleven blijkt een strijd tussen de verrukkingen van de zielsliefde (Marjon) en | |||||||||||||||||||
[pagina 132]
| |||||||||||||||||||
de aantrekkingskracht van de zinnelijkheid (haar zuster). Uiteindelijk leert hij op de zesde dag de ware liefde kennen. De goddelijke liefde verenigt het goede en het kwade, het hogere en het lagere van de liefde. De zielsliefde wordt ingegeven door de goddelijke liefde en op basis van die zielsliefde is de aardse (zinnelijke) liefde gerechtvaardigd. In Johannes Viator staat de strijd tussen ziel en zinnen centraal, die Van Dijk in het proza van het fin de siècle signaleert. Hier staat de ‘femme fragile’ tegenover de ‘femme fatale’. De zusters vertegenwoordigen de tegenstrijdige verlangens die Johannes zelf heeft: het verlangen naar de zielsliefde en de seksuele begeerte. In de geliefden die de revue passeren zijn de vrouwen uit het leven van Van Eeden te herkennen, inclusief Henriëtte, Betsy en Martha. Het lijkt erop dat Van Eeden hier het gevecht tussen ziel en zinnen dat zich in hem zelf afspeelt verbeeldt. De interne strijd wordt beslecht in het voordeel van de zielsliefde, maar de seksualiteit wordt onder bepaalde omstandigheden getolereerd. Het latere Van de koele meeren des doods (1900) gaat over het leven van Hedwig de Fontayne. In haar zijn opnieuw veel vrouwen uit het leven van Van Eeden te herkennen. Hedwig is in eerste instantie een sensibele vrouw. Niet alleen is zij liefdevol en gevoelig, maar ze kent ook perioden van droefgeestige ingekeerdheid. Haar uiterlijk wordt bepaald door de ‘fijne bewerktuiging’ die ze van haar moeder heeft geërfd. Haar ziel voelt zich aangetrokken tot het hogere en zij roept bij mannen gedachten op aan het goede. Ook haar neiging tot overdrijving, doodsverlangen, illusies en krankzinnigheid passen in het beeld van de sensibele vrouw. Hedwigs zinnelijkheid valt hierbij uit de toon. Als jonge vrouw bekoort zij mannen en schept daar behagen in. Voortdurend wordt Hedwig heen en weer geslingerd tussen het hogere en het lagere, de platonische en de lichamelijke liefde. Haar aseksuele, burgerlijke huwelijk met Gerard is een regelrechte ramp. Maar ook de relatie met Ritsaart, die gebaseerd is op zowel geestelijke als lichamelijke liefde, loopt slecht af. De neerwaartse spiraal eindigt in een Parijs' hospitaal waar zij inziet dat zij door het afsterven van haar egoïsme de ‘koele meeren’ kan bereiken: zij vindt rust en God.Ga naar eind65 Uiteindelijk blijkt een tot God gericht leven te prefereren boven de zielsliefde en de liefde die gecompleteerd wordt door de seksualiteit. De ontwikkeling die Hedwig doormaakt is er een van vergeestelijking. Het is opvallend dat haar ziel na de ommekeer zuiverder is dan ooit, ook al moet zij ook dan op haar hoede blijven voor haar zinnelijke, egoïstische verlangen. Op grond van de triomf van de zedelijkheid rekent Van Dijk haar tot de vergeestelijkte vrouwen uit het proza van het fin de siècle, met de kanttekening dat het dualisme van ziel en zinnen zich hier niet alleen voordoet in de maatschappij, maar ook in het personage zelf.Ga naar eind66 | |||||||||||||||||||
[pagina 133]
| |||||||||||||||||||
Al met al blijkt uit de drie besproken werken dat de vrouwelijke personages van Van Eeden vaak een vergeestelijkt karakter hebben. Net als in het realistische proza vervullen zij een gidsrol met betrekking tot de zielsliefde. Ook de strijd tussen ziel en zinnen vindt men terug in het proza van Van Eeden. Zijn werk lijkt de arena te zijn, waarin hij zijn persoonlijke strijd voor het behoud van de zuivere zielsliefde uitvecht. | |||||||||||||||||||
Een typisch product van het fin de siècleEen aantal overeenkomsten tussen het beeld van de vrouw in het contemporaine proza en Lioba vloeit voort uit het feit dat beide sterk beïnvloed zijn door de opvattingen die men in het fin de siècle over de vrouw had. Deze overeenkomsten, zoals de suprematie van het gevoel en de liefde als levensvervulling, spreken voor zich. Er zijn echter ook minder voor de hand liggende punten van overeenkomst, waaruit blijkt dat Lioba als vrouwelijk personage in een naturalistische of realistische roman geen gek figuur zou slaan. Net als veel vrouwen in het door Van Dijk bestudeerde proza, is Lioba bepaald niet kritisch in haar partnerkeuze. Als ze met Harald meegaat, weet ze eigenlijk alleen maar dat hij koning en weduwnaar is. Eén gesprek is voldoende om haar over te halen om zijn vrouw te worden. Haralds pleidooi dat zij haar verlangen naar een kind niet moet negeren brengt haar aan het twijfelen of het leven als non wel haar ware bestemming is. Deze twijfel wordt nog vergroot door de verleiding van het ‘rijke leven’ op een kasteel. Als Harald er dan nog aan toevoegt dat zij aan het hof ‘veel bloeme’ en vogels' kan verzorgen en wie weet ‘prinslijker schat’, is het gedaan met haar weerstand.Ga naar eind67 Niet de persoonlijkheid van haar toekomstige echtgenoot, maar de mooie vooruitzichten zijn doorslaggevend voor haar partnerkeuze. Harald krijgt, zoals veel mannen in het realistische proza aan het einde van de negentiende eeuw, de status van verlosser. Al tijdens de eerste ontmoeting zegt Lioba dat zij bij het zien van zijn indrukwekkende gestalte een ‘reddend godsgezant’ dacht te aanschouwen.Ga naar eind68 In haar ogen redt hij haar van het kloosterleven. Als zij eenmaal samen zijn, verwacht Lioba dat hij haar ook van haar kinderloosheid zal verlossen: ‘Hij zal het [de kinderloosheid] vàn mij [Lioba] nemen’.Ga naar eind69 Zelfs als Lioba bekent dat haar ziel naar Tancolf uitgaat, is Harald haar redder. Als hij haar ten overstaan van de edelen onschuldig acht, dankt Lioba haar ‘mantel van genade⌢en van geloof’ en vraagt hem of zij hem mag genezen.Ga naar eind70 Ook illusievorming is Lioba niet vreemd. Haar kinderloosheid wordt een obsessie. Zij ziet hoe alle dieren zich schijnbaar moeiteloos voortplanten en begrijpt niet dat zij kinderloos blijft. In haar slaap wiegt zij het kind, dat in de werkelijkheid maar niet wil komen. De obsessieve wensdromen over het kind beheersen haar gedrag. De dromen zijn geen werkelijkheid, maar zij | |||||||||||||||||||
[pagina 134]
| |||||||||||||||||||
zijn wel ‘wáár’.Ga naar eind71 Net als in het realistische proza dat Van Dijk onderzocht heeft, komt het ook hier tot een ‘pijnlijk misverstand’: na de openbare klacht ontstaat er verwijdering tussen beide echtelieden. Verder is ook het verband met de dood en het perspectief van de verlossing aanwezig. Het tijdloze liefdesuur met Tancolf ziet Lioba als een voorproefje op het leven na de dood. Nu hebben zij slechts ‘één seconde de lichtdoorstraalde poort des Doods’ doorschouwd en daar moeten zij het tijdens hun aardse leven mee doen.Ga naar eind72 Na het overlijden van Harald heeft Lioba niets meer op aarde te zoeken en verlangt ze naar de dood. Dan pas wordt zij verlost van haar wroeging en is de lichamelijke trouw aan Harald veilig gesteld. Maar bovenal kan het zielsverbond met Tancolf dan volledig zijn beslag krijgen. Natuurlijk zijn er ook verschillen met het proza dat Van Dijk onderzocht heeft. Het ligt voor de hand dat Lioba na haar huwelijk, in tegenstelling tot de negentiende-eeuwse vrouwen in het realistische proza, haar ontplooiing niet vindt in het (burgerlijke) huishouden. Ook binnen de hofhouding voert zij geen huishoudelijke taken uit. Als aankomend nonnetje benut Lioba haar liefdevolle capaciteiten in de verzorging van bloemen en dieren. Uit de tekst blijkt niet expliciet dat Lioba zich na haar huwelijk nog bekommert om flora en fauna, maar waarschijnlijk is het wel. Immers, aan het einde van het drama beschuldigt Fastrade Lioba ervan dat zij Tancolf rustig laat lijden tijdens zijn duel met Hemming, terwijl zij wel ‘de bloemkens’ kust, de ‘vliegjens redt’ en ‘wonde vogelkens beschermt en pleegt’.Ga naar eind73 In tegenstelling tot veel vrouwen in het door Van Dijk bestudeerde proza wordt Lioba wel degelijk ‘immoreel’ gedrag verweten. Niet voor iedereen geldt het excuus dat zij ‘niet beter weet’. Horic en de zijnen beschuldigen Lioba van overspel en stellen haar zelfs verantwoordelijk voor de dood van Harald. Zij tonen geen enkel medelijden en vinden haar tederheid en goedheid verraderlijk; zij is juist ‘week’ en ‘valsch’. Hoewel ook bij Harald en Tancolf het onbegrip soms groot is, vergeven zij Lioba wel. Harald vergeeft haar zelfs ná zijn dood. Tancolf verontschuldigt Lioba tijdens hun ruzie. Zij kan hem eigenlijk niet kwetsen: ‘Een kind in koortsdroom krenkt de moeder niet, / wat het ook zeg’.Ga naar eind74 Opvallend is de beperktheid van Lioba's liefdevolle gaven en opofferingsgezindheid. Hoewel zij het wel probeert, is zij niet in staat Harald te genezen en haar liefde voor Tancolf op te geven. Maar ook voor Tancolf offert zij zich niet op. Zij is niet bereid haar belofte van lichamelijke huwelijkstrouw los te laten en een leven met Tancolf te beginnen. Alleen voor haar eigen ideeën is zij bereid zich op te offeren. Lioba is ontegenzeglijk een sensibele vrouw. Haar geestelijke leven staat op de voorgrond en de beschrijving van haar uiterlijk met de nadruk op fijne | |||||||||||||||||||
[pagina 135]
| |||||||||||||||||||
bouw, ogen en stem verwijst naar dat geestelijk leven. Haar onschuld wijst op reinheid en haar gevoel voor schoonheid blijkt uit de liefde voor de natuur. Ook de hartstochtelijke gevoelens en het lichamelijke liefdesverlangen ontbreken niet. Verder is zij net als veel sensibele vrouwen van hoge afkomst, al komt zij natuurlijk niet uit een burgerlijk milieu. Tenslotte is de metaforiek typerend: een ‘droomerige kloosterbloem’.Ga naar eind75 Kenmerkende overeenkomsten zijn er ook met het proza waarin de hoge liefdesopvatting centraal staat. Niet alleen in de wereld waar Lioba deel van uitmaakt, maar ook in Lioba zelf vindt strijd tussen ziel en zinnen plaats. Zij heeft bovendien karakteristieken van de vergeestelijkte vrouw. Zo is haar goedheid vooral in de ogen van haar geliefden onbetwist; zij staat ‘zoo dicht bij 't Goed’ dat zelfs haar zonden nog goed schijnen.Ga naar eind76 Haar intuïtieve omgang met het hogere brengt haar dicht bij het hogere zelf. Tancolf bewondert haar om haar ‘fijn maar zoo eenvoudig ziels-bewegen, uw [van Lioba] wezen is zoo wichtloos, zoo bijzonder, het schijnt van zelf en zonder vrees gestegen’.Ga naar eind77 De zedelijke gidsrol dient vooral Lioba zelf. Nadat zij zichzelf heeft leren kennen, leidt haar verworven inzicht op het gebied van de trouw haar door de misère naar de verlossing. Het drama eindigt met de absolute vergeestelijking in zicht. In vergelijking met de andere vrouwen in Van Eedens werk uit het laatste decennium van de negentiende eeuw heeft Lioba het meeste weg van Hedwig. Beiden zijn vrouwen van vlees en bloed, al hebben zij een vergeestelijkte kant. Net als bij Hedwig vindt de strijd tussen ziel en zinnen ook in Lioba zelf plaats. Beiden zitten in een neerwaartse spiraal en komen tot inkeer. Het grote verschil is dat Hedwig de ‘koele meeren’ al vóór haar dood bereikt, terwijl Lioba haar zielsrust pas verkrijgt bij haar dood. Ook Lioba kan verbonden worden met een geliefde van Van Eeden. Alles wijst in dit geval in de richting van Betsy van Hoogstraten. Niet voor niets noemt Van Eeden Lioba de kristallisatie van ons beider leven [van Betsy en Van Eeden zelf]. Gezuiverd, gestyliseerd, gecondenseerd, tot een sterk, schoon geheel.Ga naar eind78
Ook een aantal verhaalgegevens verwijst naar Betsy. Net zoals Lioba getrouwd was met de oudere Harald, toen haar relatie met Tancolf begon, was Betsy getrouwd met een oudere man, toen zij een platonische relatie aanging met Van Eeden. En net als Harald kwam ook haar echtgenoot tijdens de relatie te overlijden. Verder kostte het ook Betsy moeite om de lichamelijke trouw aan haar man te bewaren. Tot slot is het opvallend dat Betsy al in 1889 een kind wilde van haar zielsgeliefde: | |||||||||||||||||||
[pagina 136]
| |||||||||||||||||||
Zij [Betsy] zeide dit: ‘Het mag niet. Maar in mij is de gedachte, dat mijn hoogste zaligheid zou zijn een kind te hebben van jou [Van Eeden]’.Ga naar eind79 | |||||||||||||||||||
Een vrouw naar het hart van Van EedenGebleken is dat zowel Van Eedens visie op de vrouw als de manier waarop hij zijn vrouwelijke hoofdpersonages vorm heeft gegeven thuishoren in het fin de siècle. Het is daarom niet verbazingwekkend dat Lioba in een groot aantal opzichten niet zou misstaan in de samenleving aan het einde van de negentiende eeuw of in een realistische roman uit die tijd. In sommige opzichten zijn er echter duidelijk verschillen tussen Lioba en dé negentiendeeeuwse vrouw. Het zijn deze verschillen die de uniciteit van Lioba bepalen. Het meest voor de hand liggende verschil ligt in de historiciteit van Lioba. We hebben hier immers te maken met een nonnetje uit de middeleeuwen. De achtergrond van het drama is onderzocht door Marianne Los. Volgens haar is het personage gebaseerd op het leven van drie nonnen in wier leven Van Eeden zich verdiept had: Leoba (710), Hrostvita (1000) en de heilige Teresia (1515-1582).Ga naar eind80 Lioba's naam, haar genezende gave, haar contacten met het hof en haar verlangen naar een ridderlijk leven zouden hieruit verklaard kunnen worden. Toch past ook de belangstelling voor de nonnen bij het fin de siècle. Veel idealisten kwamen bij hun zoektocht naar een antwoord op de in hun ogen verwetenschappelijkte, verziekte samenleving tot de conclusie dat de intuïtie méér dan de ratio naar ware kennis leidt. Zij beschouwden het mysterie van het leven als een vast gegeven en voelden zich in dit opzicht verwant met de middeleeuwers. Het persoonlijk (intuïtief) ervaren van het mysterie zou volgens de idealisten leiden tot ‘wezenlijk weten’. Met behulp van dit ‘weten’ zou men, in tegenstelling tot de wetenschappers, grote levensvragen kunnen beantwoorden. De nieuwe inzichten laten ook in de literatuur hun sporen na. Na een periode waarin men verhalen zo objectief en realistisch mogelijk in de derde persoon had weergegeven, gaven steeds meer schrijvers de intuïtie, het mysterie en de subjectieve ervaring een grotere plaats in hun werk. Het leidde tot de bloei van subgenres als sprookjes, legenden, neoromantische, historische vertellingen en ik-verhalen.Ga naar eind81 De specifieke belangstelling voor de middeleeuwen kwam ook tot uiting in de literatuur, bijvoorbeeld in de drama's van Maeterlinck. In het licht van deze ontwikkelingen is Lioba een typisch product van het fin de siècle: het drama speelt zich af in de middeleeuwen, is deels gebaseerd op historische figuren (de middeleeuwse nonnen), heeft een hoog ‘neoromantisch’ gehalte en is toch gelieerd aan de persoonlijke leefwereld van de auteur. | |||||||||||||||||||
[pagina 137]
| |||||||||||||||||||
Een ander opvallend verschil is dat Lioba haar liefde in eerste instantie niet op man of kind richt, zoals de vrouw in het fin de siècle pleegt te doen. Haar liefde voor de natuur lijkt afkomstig van Van Eeden zelf. Zo schrijft hij in zijn Dagboek naar aanleiding van een wandeling: Het rustgevende van die gezonde kinderlijke belangstelling, en dat oude jeugdgevoel, van toen ik wandelde en alleen om vogels en bloemen dacht.Ga naar eind82
Het zegt veel over de openingsscène in de kloostertuin en maakt duidelijk hoezeer Lioba bij aanvang van het drama nog een kind is. De liefde voor vogels en bloemen is reëler dan de liefde voor man en kind. In Lioba vinden we ook gevoelens en gedachten terug die Van Eeden zelf had ten opzichte van Betsy van Hoogstraten. Het verlangen naar Tancolf dat Lioba aan het ziekbed van Harald overvalt en het inzicht dat haar bewuste wil het verliest van de wil van haar dieper wezen komen overeen met Van Eedens verlangen naar Betsy en zijn eigen inzicht hieromtrent: Mijn verlangen is ondragelijk, dag en nacht. Het voelt of mijn moreele kracht, mijn wil tot goed zijn er door ondermijnd wordt. Nu zij mij alleen gelaten heeft komen de verschrikkelijkste gedachten. Vooral sterk is in deze tijd een gevoel van omgekeerd berouw, van spijt dat ik zoveel geluk voorbij heb laten gaan, uit wil tot goed zijn, - Ik betreur alles wat ik had kunnen hebben als ik minder idealist geweest was.Ga naar eind83
Het is opmerkelijk dat het argument van de trouw door Van Eeden gehanteerd wordt, als Betsy haar verlangen naar een kind uitspreekt: ‘Ik moest wapens zoeken in flauwe, zakelijke argumenten: “de menschen, de moeielijkheden” - en eindelijk deze abstractie: “de trouw”’.Ga naar eind84 In Lioba is het Lioba die én het kind wil én het besluit neemt haar lichaam niet aan Tancolf te geven. Zo bezien is niet alleen het drama Lioba de ‘kristallisatie van hun beider leven’, maar Lioba zelf de kristallisatie van Betsy en Frederik. Tot slot is de thematiek bepalend voor de ontwikkeling van Lioba. De ‘ondertitel’ van Lioba geeft het thema duidelijk aan: Drama, Van Trouw. De kwestie van de trouw is vaak als volgt uitgelegd: ben je nog wel trouw, als je niet vreemd gaat, maar wel een ander begeert? Het antwoord van de buitenwereld is duidelijk: Horic en de zijnen achten Lioba schuldig aan ontrouw. Maar zo simpel ligt het niet. Als lezer bekruipt je het gevoel dat Lioba onrechtvaardig door de buitenwereld wordt bejegend. Horic en de edelen stellen immers hun eigen belang, de macht over het rijk van Harald, voorop. In Lioba gaat het om de strijd tussen twee idealen: de huwelijkstrouw en de Liefde met de grote L. Als je de ideale liefde definieert als de zuivere zielsliefde die seksualiteit uitsluit en de lichamelijke huwelijkstrouw beschouwt | |||||||||||||||||||
[pagina 138]
| |||||||||||||||||||
als dé huwelijkstrouw, blijven beide idealen overeind. Lioba blijft Harald lichamelijk trouw en is tegelijkertijd in staat het zielsverbond met Tancolf in stand te houden. Haar dood maakt een einde aan het dilemma. Het lichaam is niet meer en het zielsverbond kan probleemloos voortgezet worden. Mijn inziens moeten zowel het ideaal van de huwelijkstrouw als de ideale liefde echter ruimer gedefinieerd worden. De huwelijkstrouw omvat in eerste instantie ‘het verbond van lijf en ziel’. Als Lioba het zielsverbond met Tancolf sluit, raakt het ‘verbond van lijf en ziel’ ten opzichte van haar echtgenoot beschadigd. Lioba zegt het zelf: haar ziel was Harald niet trouw. Wat rest is de lichamelijke huwelijkstrouw. Ook de ideale liefde omvat in eerste instantie meer dan de zuivere zielsliefde zonder seksualiteit. Niet de zuivere zielsliefde, maar de zielsliefde die vervolmaakt wordt door de lichamelijke liefde en uiteindelijk resulteert in een kind is het ultieme ideaal. Want is het zielsverbond waar Lioba voor kiest niet ‘second best’? Lioba's echte wens is toch een kind van Tancolf? Op het moment dat Lioba besluit haar lichamelijke huwelijkstrouw aan Harald te bewaren, wordt het ideaal van de liefde afgeroomd tot de zuivere zielsliefde. Zo bezien delven beide idealen in Lioba het onderspit. Lioba's huwelijk met Harald krijgt een knauw en haar grootste wens, een kind van Tancolf, wordt niet vervuld. Lioba kiest de gulden middenweg. Haar keuze voor de lichamelijke huwelijkstrouw aan de ene kant en het zielsverbond aan de andere is niets anders dan een compromis dat zij nodig heeft om met zichzelf te kunnen leven. Onder druk van de strijd tussen de huwelijkstrouw en de ideale liefde ontwikkelt Lioba zich tot een vrouw, die zich in onverzettelijkheid en explicietheid onderscheidt van het beeld van de vrouw in de maatschappij en literatuur van het fin de siècle. In 1927 zei Kalff al dat Lioba ‘voor een vrouw te openhartig met haar verlangens is’ en hij beschouwt haar dan ook als ‘draagster van 's dichters mannelijke moeilijkheden’.Ga naar eind85 Hoewel Van Eeden in zijn visie op het huwelijk hervormingsgezind was, heeft de verplichting van de huwelijkse trouw hem danig parten gespeeld. Het onderdrukken van de hartstocht in de relatie met Betsy van Hoogstraten kostte Van Eeden moeite.Ga naar eind86 Als hij niet getrouwd zou zijn geweest, zou het waarschijnlijk tot lichamelijke intimiteit met Betsy zijn gekomen. Bovendien hebben we gezien hoe ‘de trouw’ hem ervan weerhield om Betsy's kinderwens te vervullen. Het lijkt dan ook geen boude bewering, dat in het personage Lioba Van Eedens strijd tussen de verplichting van de huwelijkstrouw en de wens tot lichamelijke intimiteit met zijn vriendin wordt uitgevochten. | |||||||||||||||||||
[pagina 139]
| |||||||||||||||||||
Lioba blijkt met handen en voeten gebonden aan het fin de siècle. Niet alleen vertoont zij overeenkomsten met het maatschappelijke beeld van de vrouw in het fin de siècle, dat sterk beïnvloed werd door de wetenschap, maar ook met het beeld van de vrouw uit de contemporaine literatuur. In haar herkennen we een sensibele vrouw met vergeestelijkte trekken. Zij vertoont gelijkenis met het type van de ‘femme fragile’. De verschillen ten opzichte van het beeld van de vrouw in de maatschappij en de literatuur liggen in Lioba's historiciteit, de vermenging van ervaringen van Van Eeden en Betsy van Hoogstraten en de thematiek van de trouw. Ze zijn bepalend voor Lioba's uniciteit. Toch zijn ook deze elementen tijdgebonden; ze horen bij de persoon van Van Eeden in het fin de siècle. We hebben hier te maken met een eigentijdse dame uit het fin de siècle in een dun historisch jasje. Ze is met verve opgemaakt door het persoonlijk leven van Van Eeden en zijn idee van de trouw spookt haar voortdurend door het hoofd. Dat Lioba als vrouwelijk personage in een middeleeuwse setting met een hoog ‘neoromantisch’ gehalte in vele opzichten toch beschouwd moet worden als een negentiende-eeuwse dame uit het fin de siècle, roept de vraag op in hoeverre dit ook opgaat voor bijvoorbeeld de vrouwelijke personages uit het werk van Maeterlinck. Het is wellicht interessant om te onderzoeken in hoeverre deze personages gerelateerd kunnen worden aan de maatschappelijke opvattingen over de vrouw in het fin de siècle en het beeld van de vrouw in het contemporaine, realistische proza. | |||||||||||||||||||
[pagina 142]
| |||||||||||||||||||
Bibliografie
| |||||||||||||||||||
[pagina 143]
| |||||||||||||||||||
|
|