Voortgang. Jaargang 3
(1982)– [tijdschrift] Voortgang– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 76]
| ||||||||||||||||||||
Ernst & Co.
| ||||||||||||||||||||
[pagina 77]
| ||||||||||||||||||||
A.C. Kruseman. Dat leidde tot de uitgave van verschillende werken van Huet: theologische geschriften, verhalenbundels en vertalingen; maar belangrijker is, dat Huet zijn adviseur werd op literair en theologisch gebied. In die functie oefende hij grote invloed uit op Kruseman, zozeer, dat de artistieke bloeiperiode van zijn uitgeverij viel in de jaren dat Kruseman met Huet omging. Behalve als adviseur werd Huet af en toe ingeschakeld voor het corrigeren van drukproeven. Zo nam hij bijvoorbeeld de correctie op zich van het grieks in de door Da Costa verzorgde grote Bilderdijkuitgave van 1856-1859. In de jaren '60 werd hun vriendschap geleidelijk minder, om in 1864 te eindigen na Huets kritiek in De Gids over het werk van S.J. van den Bergh. Van den Bergh, een oude vriend van Kruseman, werd daarin als dichter en als persoon gekraakt; dat ging Kruseman te ver en hij schreef Huet, dat hij niet langer zijn vriend en evenmin zijn uitgever wilde zijn. Het kopijrecht van boeken van Huet in zijn fonds aanwezig, verkocht hij aan andere uitgevers.Ga naar eind(8.) Toen Huet in 1873 over een eigen drukkerij kon beschikken, was hij dus geen leek in de uitgeverswereld. In de drie jaren dat hij in Ned.-Indië aan het hoofd van de firma stond, gaf hij ongeveer veertig titels uit. Veel vertalingen, door hemzelf of door zijn vrouw vertaald, die eerder in de Java-Bode of het Algemeen Dagblad van Nederlandsch Indie waren verschenen, en oorspronkelijk werk: kritieken, novellen en een essay over de gebroeders Van Haren; eveneens herdrukken van eerder in de krant gepubliceerde artikelen.Ga naar eind(9.) Verder gaf Ernst & Co. voornamelijk brochures uit, waarvan J.I. de Rochemont onder het pseudoniem Maurits de meeste schreef. De Rochemont was adjudant van gouverneurgeneraal J. Loudon. Met de Amsterdamse uitgever/boekhandelaar J. Noordendorp had Huet de afspraak, dat hij voor de verspreiding van de uitgaven in Nederland zou zorgen. Huet had op advies van E.J. Potgieter Noordendorp aangetrokken als ‘korrespondent’ van het Algemeen Dagblad van Nederlandsch Indie in Nederland. Dat wil zeggen dat Noordendorp Huets vertegenwoordiger in Nederland was, belast met de verkoop van advertenties en abonnementen en met de plicht belangrijk nieuws te telegraferen en Huet een geschikte - met het oog op de lezers van het dagblad - selectie van de nieuwe boeken en tijdschriften in Europa te sturen. Huet had weinig op met Noordendorp. Toen het Algemeen Dagblad van Nederlandsch Indie nog in staat van oprichting verkeerde, had Huet op advies van vrienden in Batavia de Delftse boekhandelaar W. Beets aangezocht als korrespondent.Ga naar eind(10.) Maar Beets bleek ten enenmale ongeschikt voor deze functie. Op aanraden van Potgieter nam Huet daarom Noordendorp in dienst, die tot dat ogenblik korrespondent van de Java-Bode was, maar weinig vertrouwen had in de mensen die sinds 1871 eigenaar van dat blad waren.Ga naar eind(11.) Huet kon echter over Noordendorp niet enthousiast raken: aan het opsturen van geschikte boeken en tijdschriften mankeerde er in zijn ogen van alles.Ga naar eind(12.) En als persoon kon hij hem nauwelijks velen: Kent gij het schrift van Noordendorp? Het winderige daarin schijnt eene afspiegeling van zijn wezen te zijn. Ik houd hem voor een pedant standje, wiens toon ik mij zal laten aanleunen ter wille van mijn blad, maar zonder ooit vertrouwelijk met hem te worden.Ga naar eind(13.) | ||||||||||||||||||||
[pagina 78]
| ||||||||||||||||||||
Zo'n samenwerking kon geen lang leven beschoren zijn. Het begin van de breuk tekende zich af in 1874. Aan het eind van het jaar daarvoor had Huet zijn twee delen Nieuwe litterarische fantasien uitgegeven, een bundeling van literaire opstellen die eerder verschenen in de Java-Bode en het Algemeen Dagblad van Nederlandsch Indie. Hij verzond een deel van de oplage naar Noordendorp voor de verkoop in Nederland, waar de belangstelling ervoor zo groot was, dat de uitgever G.L. Funke Huet het aanbod deed hem het kopijrecht ervan te verkopen, met de bedoeling zo gauw de eerste druk was uitverkocht een tweede te laten verschijnen.Ga naar eind(14.) Huet ging daarop in, verkocht voor f 1000.- aan Funke het kopijrechtGa naar eind(15.) en in 1874 verscheen bij Funke de tweede druk. Noordendorp was niet gelukkig met deze transactie, maar Huet verweerde zich tegen zijn klachten met te verwijzen naar het hoge percentage dat hij bedong voor elk verkocht exemplaar, zodat hij met het aanbod van Funke veel voordeliger uit was.Ga naar eind(16.) De overeenkomst met Funke beviel hem kennelijk, want op 31 juli 1876 verkocht hij hem voor f 5000.- het kopijrecht van praktisch alle literaire artikelen, die hij tot dan toe in het Algemeen Dagblad van Nederlandsch Indie had gepubliceerd, en bovendien: Voorts magtig ik genoemden heer Funke om al mijne litterarische opstellen, later in bovengenoemd Dagblad of eenig ander Indisch orgaan verschijnende, naar zijn keuze over te nemen; en verklaar ik hem eigenaar van zulke opstellen tegen een honorarium van zestig gulden per vel, berekend naar het formaat van den Gids.Ga naar eind(17.) Toen hij dit schreef, was Huet net terug uit Indië; op 10 maart 1876 was hij uit Batavia vertrokken en in juli kwam hij in Nederland aan.Ga naar eind(18.) Met deze machtiging maakte hij een eind aan zijn uitgeversactiviteiten. Eerder al had hij de vennootschap met H. Ernst ontbonden, op 31 december 1875. Vanaf dat moment was Huet de enige eigenaar van de zaak, die overigens niet van naam veranderde.Ga naar eind(19.) Op 8 januari 1876 was Huets neef J. L'Ange Huet in Batavia aangekomen en nadat hij twee maanden was ingewerkt, durfde Huet hem de verantwoordelijkheid voor de redactie van de krant en de firma overlaten. Maar Huet had kennelijk geen zin om samen met hem de uitgeverij te blijven beheren. Dat zou ook moeilijk geweest zijn: vanuit Parijs, waar Huet na zijn terugkeer was gaan wonen, een uitgeverij in Batavia besturen. Vandaar wellicht dat hij met Funke in zee ging. Wel continueerde L'Ange Huet de verschillende activiteiten van de firma Ernst & Co., maar hij deed dat nagenoeg zelfstandig.Ga naar eind(20.) De medewerking van Huet bestond sinds zijn terugkeer uit het sturen van literaire en andere artikelen en overzichten van het Europese nieuws - ‘Europesche brieven’ onder het pseudoniem Fantasio - en het Franse nieuws. Huets repatriëring betekende ook de definitieve breuk met Noordendorp. Zijn nieuwe korrespondent werd met ingang van 1 januari 1877 W.C. de Graaff, boekhandelaar te Haarlem.Ga naar eind(21.) Huet heeft bijna drie jaar een eigen uitgeverij gehad: van april 1873 tot maart 1876. In die periode gaf hij een veertigtal boeken uit. Een groot deel van dat bestand werd gevormd door de deeltjes uit de zogenaamde Reisbibliotheek, een reeks die voornamelijk bestond uit vertalingen van buitenlandse literatuur, die voor het geringe bedrag van 50 cent werden verkocht. De Reisbibliotheek was alleen bedoeld voor | ||||||||||||||||||||
[pagina 79]
| ||||||||||||||||||||
IndiëGa naar eind(22.), met als gevolg dat van die reeks in Nederland praktisch geen deeltje meer te vinden is. Wel in Indonesië: in het Museum Pusat in Jakarta bevindt zich een complete reeks, waarvan de meeste nummers nog in het oorspronkelijke omslag, onder signatuur XL 189. Na het vertrek van Huet werd deze reeks door L'Ange Huet nog een jaar voortgezet. Van 1 oktober 1875 tot 25 februari 1876 gaf Huet het tijdschrift La Lorgnette, journal artistique et littérair, franco-hollandais uit. De redacteur was de heer Berger-Deplace. Het verscheen twee maal per week en was met name bestemd voor de bezoekers van de opera in Batavia. In september 1875 had I. van Kinsbergen een Frans opera-gezelschap aangetrokken als vaste bespeelster van de Bataviase schouwburg.Ga naar eind(23.) Daar haakte dit tijdschrift op in. De redactie ervan was gevestigd in het kantoor van Ernst & Co.Ga naar eind(24.) Alle uitgaven van Ernst & Co. waren bestemd voor de handel, op één na: Eens dichters vriendschap, een bundeling van een paar gedichten van Potgieter die betrekking hebben op zijn vriendschap met de familie Huet. Het was een uitgave ter herdenking van Potgieter, die kort daarvoor overleden was, en bedoeld als verjaardagscadeau voor Huets zoon Gideon. Een paar exemplaren van dit luxe uitgevoerde boek waren bestemd voor vrienden.Ga naar eind(25.) De uitgeverij Ernst & Co. was met name gericht op het uitgeven van literatuur. In Ockeloens bibliogafie van boeken en tijdschriften uitgegeven in Ned.-Indië van 1870-1937 zijn deze uitgaven merkwaardig genoeg niet opgenomen.Ga naar eind(26.) Hieronder volgt een chronologische lijst van uitgaven, zoals die valt op te stellen op grond van advertenties in het Algemeen Dagblad van Nederlandsch Indie van 4 april 1873 tot 10 maart 1876. | ||||||||||||||||||||
In 1873
| ||||||||||||||||||||
[pagina 80]
| ||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||
In 1874
| ||||||||||||||||||||
In 1875
| ||||||||||||||||||||
[pagina 81]
| ||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||
In 1876Tot 10 maart, de dag dat Huet uit Indië vertrekt, verschijnt er niets. Vanaf die datum draagt J. L'Ange Huet de verantwoordelijkheid voor de uitgeverij. |
|