| |
| |
VIII. Hoofdstuk.
Aanhangzel. Van het I Stuk van
Pag. 133. tot het einde toe.
De Kunst om Vleesch, Visch, en Gevogelte
zo gezoden als gebraden voor te snyden, en voor te dienen, en welke de beste
stukken zyn om aan Vrouwen en aanzienlyke Gasten voor te dienen. Als mede om de
Servetten op een cierlyke wyze, en in allerhande figuuren te vouwen; door twee
groote koopere plaaten opgeheldert.
1. Algemeene Regels om in het voorsnyden waar te
neemen.
Wy spreeken hier niet van de Voorsnyders der Koningen en Vorsten,
dewyl dit werkje voornamentlyk ten nutte der Nederlanders geschreven wordt, die
hoe groot van staat of ryk bemiddelt weinig vermaak in dat lastige Ceremonieel
vinden.
Dat deeze Kunst nogtans een zeer nuttige zaak is, die geen
wellevend Man of Jongeling onbekent mag zyn, is een ontegenzeggelyke zaak: want
het is | |
| |
schandelyk, indien men verzogt word iets voor te snyden,
en men antwoorden moet, ik versta het my niet; of dat hy, dit onderneemende, zo
onzienlyk, verkeerd en morssig daar mede te werk gaat, dat men 'er misselyk van
word, gelyk maar al te dikmaals by ons geschied; en nog schandelyker is het
indien een Gast Heer dit zelf moet bekennen; want het geeft te kennen, dat hy
niet bequaam is om zyne Vrienden te dienen, maar dat Hy Hen genodigt heeft om
de mede-gasten zo wel als den Gast-Heer te dienen, wyl hy een der Gasten moet
verzoeken om voor te snyden. Om deeze Kunst wel te oeffenen, moet men acht op
de volgende Algemeene Regelen geeven.
1. De voorsnyder moet voor alles zorg dragen, dat zyne handen wel
schoon gewasschen, en de nagels kort gesneden en gereinigt zyn; want schoon men
met zyne handen, de spyze zelden of nooit moet aanraaken, zo is de zindelykheid
nootzaaklyk in dit geval.
2. Indien de Voorsnyder geen puntig, scherp mes, nog scherpe vork
heeft, zo staat het hem vry daarom te verzoeken, dewyl hy dit verzoek anders
niet volbrengen kan, gelyk het betaamd.
3. Hy moet een schoon Tafel-bord eischen, en zetten dat voor hem,
aan de linker-zyde, neder, om het Mes, de Vork en lepel, die hy tot Voorsnyden
gebruikt, daar op tusschen beiden neder te leggen.
4. Indien men by geval zyne handen nat maakt, zo moet men om geen
half vuyl servet of doekje vraagen om die daar aan af te veegen, onder
voorgeven dat men te zindelyk is om dit aan het schoone servet te doen; want
dit is geen beleeftheid of Compliment, maar een pasquil op de malle
zindelykheid | |
| |
van de Vrouw des Huisgezin; want aan een vuil servet
maakt men zyne handen veeltyds morssiger dan die te vooren waaren, het geen een
walging in de Gasten verwekt.
5. De Voorsnyder moet over eind staan, en in de schootel
Voorsnyden, dewyl men dit al zittende ze wel niet kan doen; en men zig willig
en yverig moet toonen om zynen Vrienden te dienen.
6. De Voorsnyder moet ongedekt zyn, en is het te koud daar toe, en
zyn de andere Gasten gedekt, of dat zyn lichaams gezondheid dit niet toelaat,
zo maakt hy daar een kort Compliment over; maar eer hy aan het Voordienen gaat,
zo buygt hy zig voor de Gasten, en dient dan voor zonder verder eenig
Compliment te maaken.
7. Indien het gezelschap groot is, en de Gast-Heer, of iemant der
Gasten, daar toe verzogt, begonnen heeft met voorsnyden; zo moeten andere
Heeren aanstonds hunnen dienst aanbieden om den Heer Voorsnyder te helpen; want
indien een der Heeren alleen moet Voorsnyden en Voordienen, zo word hy een
slaaf, en heeft geen tyd om iets met smaak te nuttigen, het geen tegens de
beleeftheid stryd om zulks toe te laaten.
8. Wort iemant verzogt iets voor te snyden het geen voor hem
staat, zo moet hy zulks aanstonds doen, zonder te zeggen ik versta het my niet,
want dat is zo veel als of hy bekenden, men heeft my geen goede opvoeding
gegeeven.
9. Als alle de aanzittende personen gedient zyn, zo mag de
Voorsnyder zig zelf bedienen, nemende van het geen in de schotel is overig
gebleven, hebbende hy de lekkerste beetjes overgegeeven, zonder | |
| |
iets van het beste voor zig te bewaaren, en dan gaat hy gerust zitten
eeten.
10. Indien een der Gasten de Voorsnyder om nog iets verzoekt, zo
moet hy aanstonds opstaan om aan zyn verzoek te voldoen: dan verzoekt hy om een
Tafelbord, Mes en Vork, van de geenen dien hy zal dienen; en zyn die gebruikt,
zo geeft hy het aan de Knegt of Meid die de Tafel bediend; en vordert een
schoon Bord, Mes, Vork of Lepel in de plaats, want nooit mag hy met zyn Mes,
Vork of Lepel, daar hy mede gegeeten heeft, het geen hy voordient,
aanraken.
| |
2. Van de leden der Vogelen.
Men moet de leden der Vogelen wel verstaan en kennen, zal men naa
behooren Voorsnyden; dezelve zyn voorgesteld, Plaat I,
Figuur I, en worden alhier en in de volgende plaaten aldus genaamt: 1.
De linker-zyde van den hals. 2. De regter-zyde van den hals. 3. Het
bovenste van de regter vleugel. 4. Het kleine gewrigt van de regter
vleugel. 5. Het onderste van de regter vleugel. 6. Het gewrigt van de
knie van de regter Dye. 7. Het bovenste van de regter Dye. 8. Het
onderste van de regter Dye. 9. De regter-zyde van het stuit-been of de
stuit. 10. De linker-zyde van de stuit. 11. De stuit of het Heilige
of stuitbeen. 12. Het gewrigt van de knie en de linker Dye. 13. Het
onderste van de linker Dye. 14. Het bovenste van de linker Dye. 15.
Het onderste van de linker vleugel. 16. Het kleine gewricht van de linker
vleugel. 17. Het bovenste van de linker vleugel.
| |
| |
18.
Het bovenste van de Maag. 19. Het onderste van de Maag. 20. De bril
van de Hals. 21. De kleine bril van de regter zyde. 22. De andere
kleine bril van de linker zyde. 23. De regter-zyde van de Romp. 24.
De linker-zyde van de Romp.
| |
3. Ontlediging van een gebraden Hoen, op de Vork.
Zie Plaat I. Fig. 2.
Het gebrade Hoen, 't geen met de borst om hoog in de schotel legt,
draayt men dwars, zo dat het hoofd na de regter en de stuit na de linker-hand
gestrekt legt: dan steekt men de punt van het mes by den Hals in, ter plaatze
daar men die afsnyden wil, en de Vork steekt men in de stuit, keerende aldus
het hoen om, zo dat het met de borst onder komt te leggen; wanneer men het
begint aldus te ontleden, na dat men de Vork half wegen tusschen de vleugels
styf ingestooken heeft om de borst wel te vatten. 1. Houwt men den hals in
een kap af. 2. Keert het hoen op de linker zyde, en geeft eene half ronde
snede boven in den regter vleugel, waar door het bovenste gewrigt van een
gescheiden word. 3. Maakt dan de snede van de regter zyde om de regter
dye, bout of poot half los te snyden. 4. Dan maakt men de tegensnede aan
de regter vleugel, om die daar door van de Romp af te zonderen. 5. Hier op
volgt de tegensnede aan de regter bout van onderen op. Keert het Hoen dan op de
rechter-zyde om. 6. Maakt dan een halve ronde snede boven in de
linker-vleugel, om dat gewrigt van een te snyden.
| |
| |
7. Maakt
dan de snede van de linker-zyde om de linker bout half los te snyden. 8.
Dan maakt men de tegensnede aan de linker-vleugel, om die daar door van de Romp
af te zonderen. 9. Hier op volgt de tegensnede aan de linker bout van
onderen op. 10. Dit gedaan zynde zo ligt men met een halve ronde snede de
bril 'er af. 11. Snydt aan de regter-zyde het spier van de borst af.
12. En doet het zelve aan de linker-zyde. 13. Ligt 'er dan het regter
oxelbeen af. 14. En dan het linker oxelbeen. 15. Splyt de stuyt aan
de regter-zyde. 16. En dan aan de linker-zyde.
Eindelyk stoot men de Ribben aan tween; eerst aan de regter en dan
aan de linker-zyde; en men laat de Romp in de schotel leggen zonder die voor te
dienen.
| |
4. Op een andere wyze, indien het kleine Hoenders of zeer
jonge Kiekens zyn.
Volgens dezelve Figuur en tekens aldus ( )
hier gemerkt
1. Houwt den hals af. 2. (15) Splyt de stuyt aan de
regter-zyde. 3. (16) En dan aan de linker-zyde. 4. Snyd een snede van
(15) tot (3) dat de bout los is. 5. Zo ook de linker-bout, door een snede
van (16) tot (7). 6. Ligt 'er met een halve Ronde snede (10) de bril
af. 7. Snyd een snede van het rechter oxelbeen (13) tot (4) dat de regter
vleugel af is. 8. Zo ook aan de linker vleugel van (14) tot (8)
| |
| |
zo dat het oxelbeen, de vleugel en spier aan malkanderen blyven,
en dan laat men de Romp geheel, of verdeelt die in twee stukken.
| |
5. Ontlediging van een gebraden Hoen zonder Vork,
Volgens de voorige Figuur.
Schoon het Voorsnyden op de Vork het cierlykste is, zo is ieder
een daar niet bequaam toe, dewyl 'er veel behendigheid toe behoord, daarom mag
men het ook zonder vork doen, en dan gaat men op deeze wyze te werk. 1.
Houwt den hals af. 2. Geeft de snede van de bril (10). 3. Snyd van de
regter-zyde van de bril (17), langs het Borstbeen henen tot aan de opening van
de stuit en dan schuins na de regterhand tot (15). 4. Zo ook aan de
linker-zyde, van (18) tot (16). 5. Maakt dan aan de regter-zyde, in 't
midden, tusschen de regter-vleugel en regter bout een snede van (3) tot in de
gemaakte snede van (17) tot (15). 6. Zo ook aan de linker-zyde van (7) tot
in de gemaakte snede van (18) tot (16). 7. Keert het Hoen by de pooten om
daar men het by moet vast houden, en geeft een snede langs de scheiding van de
rug heenen, en knakt de ruggegraad met de punt van het mes. 8. Snyd 'er
dan de regter vleugel af van (2) tot (4). 9. Zo ook de regter-bout van (3)
tot (5). 10. Dan snyd men 'er de linker vleugel af van (6) tot (8).
11. Als mede de linker van (7) tot (9).
| |
| |
12. Ligt dan het
spier met het borst-been daar aan onder de bril 'er af. 13. Dan de bril
zelfs. 14. Snyd dan de stuit 'er af. 15. Eindelyk breekt men de Romp
daar die geknakt is af met de punt van het mes.
Indien men op de Vork ontleed, zo vallen de stukken door een. Dog
ontleed men zonder Vork, zo moet ieder stuk dat men afsnyd, rontom de rand van
de schotel in order geplaatst worden, de vleugels en bouten over malkanderen,
en de andere stukken tusschen beiden.
| |
6. Voordienen van een Hoen, na rato van de beste
stukken.
1. Het geen ter zyde van de stuit afgespleten is, met iets van het
spier. 2. De eene vleugel met wat van het spier. 3. De andere vleugel
met wat van het spier. 4. De bouten. 5. De bril met iets van het
spier. 6. Het overige spier. 7. De Romp, zo iemant daar een
liefhebber van is; want in het voordienen moet men eerst altoos met beleeftheid
vragen, waar iemant liefhebbery voor heeft; want den een bemint dit, en een
ander wederom iets anders, en het geen iemant best behaagd zyn voor hem de
beste stukken.
| |
7. Ontlediging van een Kappoen, zo met als zonder de Vork.
Zie Plaat I. Fig. 3.
1. Snyd een kruissnede door den hals van No. 1. tot 18. 2. En
een van No. 2 tot 19, zo dat den hals 'er af is.
| |
| |
3. Snyd de
linker-bout half wegen af. 4. Geeft de tegensnede dat 'er de bout af
is. 5. Snyd in het boven gewrigt van de linker-vleugel, half die vleugel
af. 6. Geeft de tegensnede, dat 'er de vleugel af is. 7. Snyd 'er de
rechter-bout half af. 8. Geeft de tegensnede dat 'er de bout af is.
9. Dan snyd men in het bovengewrigt van de regter vleugel dezelve half af.
10. Geeft de tegensnede dat 'er de vleugel af is. 11. Maakt een regte
snede aan de linker-zyde van de stuit. 12. Zo ook aan de regter-zyde.
13. En een dwars-snede met de punt van het mes, dat de stuit 'er af valt.
14. Snyd aan de linker-zyde nog een snede bij het borstbeen. 15. Zo ook
aan de regter-zyde. 16. Wederom aan de linker-zyde nog een snede. 17.
Ook zo aan de regter-zyde; dog indien de Kappoen niet groot is, vergenoegd men
zig met aan wederzyde een snede te maaken. 18. Ligt 'er de bril af met
twee schuinse sneden. 19. Ligt 'er ook het linker oxel of sleutelbeen
af. 20. Zo ook het regter. 21. Dan stoot men de Ribben aan
tween. 22. Steekt dan het mes van binnen tusschen het borst en het rugge
been, en scheid dezelve van malkanderen. 23. Zet dan het mes bezyden de
Vork dwars op het ruggebeen, en breekt het zo midden door.
| |
| |
| |
8. Voordienen van een Kapoen en wat de beste stukken
zyn.
1. De eene vleugel met de zystukken van de stuit. 2. De
andere vleugel met wat spier. 3. De bril en de stuit. 4. De
borst-spier met eenige ribbetjes. 5. De eene bout na den anderen.
| |
9. Ontlediging van een Kalkoen, op of met de Vork. Zie
I plaat Fig. 4.
Een Kalkoen indien hy jong en klein is ontleed men altoos op de
Vork; dog indien dezelve groot is, zo ontleed men ze met vork en mes in de
schotel, en men doet aldus:
1. Men hakt hem den hals af. 2. Snyd beide de pooten af,
indien 'er die aan zyn, legt ze op een Tafel-bord, en geeft ze van de Tafel af;
dog in zeer jonge Kalkoenen kan men die aan de bouten vast laaten. 3. Snyd
het uiterste of kleinste gewrigt van de reger vleugel af. 4. Zo ook van de
linker-vleugel. 5. Doorsnyd het bovenste gewrigt van de linker-bout.
6. Dan snyd men de bout half los. 7. Men moet van de bout, indien dezelve
zeer vleeschzig is, het vleesch tot op het been afsnyden. 8. Maakt dan de
tegensnede, die de bout geheel los maakt. 9. Dan draait men de stuit na de
regter-hand toe, en men doorsnyd het bovenste gewrigt van de regter-bout.
10. Dan snyd men de bout half los.
| |
| |
11. Ook het vleeschzigste
van de regter bout. 12. Dan de tegen snede die de bout geheel los
maakt. 13. Keert de stuit om hoog en geeft ter linker-zyde een snede.
14. Zo ook ter regter zyde. 15. Maakt een snede om de linker bout van de
stuit los te maken. 16. Zo ook ter regter zyde. Steekt dan het mes
tusschen de spleet en het borstbeen, en stoot het afgesnedene dus na
beneden. 17. Maakt dan de stuit los door twee te zamenlopende sneden.
18. Geeft ook eene snede in 't bovenste gewrigt van de regter vleugel. 19.
En maakt met een tegen snede die vleugel los. 20. Geeft ook een snede in
het bovenste gewrigt van de linker vleugel. 21. En een tegen snede om ook
die vleugel af te snyden. 22. Maakt in de borst een lange snede. 23.
Zo ook aan de andere zyde. 24. Geeft nog een snede beneden de borst.
25. Als mede aan de andere zyde. 26. Snyd het spier met dunne schuinse
sneedjes van het borstbeen af. 27. Zo ook aan de andere zyde. 28.
Ligt het vette vleesch van de voorborst af met een of twee sneden. 29.
Maakt het regter oxel of sleutelbeen los, en wil het niet gelukken, dewyl de
Kalkoen wat oud is, zo steekt de punt van het mes onder het borstbeen door, en
buigt het hegt na u toe, dan gaat het los. 30. Doet zoo ook aan de andere
zyde.
| |
| |
31. Splyt de Ribben in tween. 32. Stoot dan het
borst-been van de vork af. 33. Maakt een kruis boven op de rug om die te
breken. 34. Zo ook van onderen.
Indien de Kalkoen groot is, en men vermoed dat 'er omtrent de
helft van zal overblyven, zo ontleed men alleen de eene zyde, en laat de andere
helft in de schotel leggen, is veel ordentelyker, dan de geheele schotel met
stukken en brokken te vervullen.
| |
10. Voordiening van een Kalkoen, en wat de beste stukken
zyn.
1. De eene vleugel na den andere, en by ieder legt men wat
borstspier. 2. Beide de stukjes ter zyden de stuit. 3. De
borstbeentjes. 4. De eene bout na den ander. 5. Het afgesnedene van
de bouten, met de voorborst en wat spier. 6. Het borstbeen, met een stukje
van de voorborst.
| |
11. Ontlediging van een Entvogel op de vork. Zie Plaat
I. Fig. 5.
Neemt de Entvogel op de vork en keert de stuit naa de regter-hand,
en dan begint men aldus te snyden. 1. Snyd de regter bout half af. 2.
En geheel af door een tegen snede. 3. Snyd de regter vleugel half af.
4. En geheel af door een tegen snede. 5. Snyd de linker bout half af.
6. En geheel af door een tegen snede. 7. Snyd de linker vleugel half
af.
| |
| |
8. En geheel af door een tegen snede. 9. Wringt de
stuit wat om hoog en geeft 'er van de eene zyde een snede in. 10. Zo ook
aan de andere zyde. 11. Snyd ze af door een dwars snede. 12. Snyd met
twee snede het borst-vleesch van 't borstbeen, aan de eene zyde af. 13. Zo
ook aan de andere zyde. 14. Ligt met een half ronde snede de bril af.
15. 16. En breekt de sleutelbeenen af: dan stoot men de Ribben in tween; men
steekt het mes tusschen de borst en 't ruggebeen, en scheidt het af, en men
snyd het ruggebeen midden door.
| |
12. Voordiening van een Entvogel en wat de beste stukken
zyn.
1. De eene bout met een der zystukjes van de stuit. 2. De
andere bout met een zystukje. 3. De bril en de stuit. 4. Het vleesch
van de borst. 5. De eene vleugel na den ander.
| |
13. Ontlediging van een Faisant op de Vork. Zie Plaat
I. Fig. 6.
1. Kapt de hals met een kap af. 2. Breek 'er de pooten
af. 3. Geeft de boven snede aan de linker bout. 4. Maakt met de tegen
snede de bout los. 5. Geeft de boven snede aan de linker vleugel. 6.
Maakt met de tegen snede de vleugel los. 7. Geeft de boven-snede aan de
regter bout. 8. Maakt met de tegen snede die bout los. 9. De
stuit-snede aan de eene zyde.
| |
| |
10. Aan de andere zyde.
11. Maakt met een dwars-snede de stuit los; de zystukjes van de stuit met eene
afstootende. 12. Geeft de boven snede aan de regter vleugel. 13.
Maakt met de tegen snede die vleugel los. 14. 15. Maakt aan wederzyden van
de borst twee lange snede, en snyd 'er dunnetjes het spier tusschen beiden
uit. 16. Ligt 'er de bril af. 17. 18. Slaat de sleutelbeenen stukkent
en maakt ze los. 19. Splyt de Ribben, en stoot het borstbeen van de
vork. 20. Snydt het Ruggebeen met twee kruissen in stukkent.
| |
14. Voordiening van een Faisant en wat de beste stukken
zyn.
1. De bouten, den een na den ander, met wat borst-spier. 2.
De eene vleugel na den anderen. 3. De twee stukjes ter zyden de stuit, met
wat spier. 4. De bril met de stuit. 5. De sleutelbeentjes met het
borstbeen.
| |
15. Ontlediging van jonge kleine Duiven of Watersnippen in
twee stukken. Zie Plaat I. Fig. 2.
1. Geeft een snede (a) van het gewrigt der regter vleugel af,
schuins over, en door het borstbeen, getekent......... 2. Geeft de
tegensnede (b) aan de linker zyden van onder op, en scheidt de Duif dus in twee
stukken.
| |
| |
| |
16. Op een andere wyze, die grooter zyn, in vier stukken.
Zie Plaat, I. Fig. 7.
1. Splyt de stuit op. 2. Geeft een snede van die spleet na
het regter boutje. 3. Zo ook aan de linker zyde. 4. Snyd van de
linker zyde door het borst been schuins na boven. 5. Geeft een snede van
boven de regter vleugel, en scheid de vier stukken van een.
| |
17. Ontlediging van Houtsnippen, Patryzen en heele jonge
kiekens. Zie Plaat I. Fig 8.
1. Geeft een snede van onder de regter bout af tot boven de linker
vleugel. 2. Zo ook aan de andere zyde. 3. Maakt men een dwars-snede
over de borst; en men verdeelt ze aldus met drie sneden in zes stukken.
| |
18. Klein gevogelten, hoe men dat ontleeden
zal.
Zo men Leeuwerikken, Vinken of diergelyk klein gevogelten heeft,
zo dient men die ongesneden voor; of men steekt 'er eenige aan een lange vork,
en men snyd die met een schuinse snede in twee stukken, gelyk wy van de jonge
kleine Duiven No. 14. gezegt hebben, het geen men op al het klein gebeenten kan
toepassen.
| |
19. Ontlediging van een Haas in de schotel. Zie Plaat
2. Fig. I.
In deeze Figuur word een Mes vertoond, om de Haas in twee deelen
te scheiden; dit is geschied om | |
| |
aan te toonen, dat veele menschen
het onderste van een Haas alleen braaden, en het bovenste stooven; als mede dat
men een Haas aldus moet doorsnyden, indien men hem op de vork wil ontleden; en
dan steekt men 'er de vork van boven in; dog de wyze van voorsnyden is het
zelve, daarom spreeken wy van een geheele Haas, het zy die gebraden of in een
pastey gebakken is. 1. Breekt de Ruyge Loopers af, en geeft ze van de
Tafel. 2. Men maakt twee lange snede langs het Ruggebeen heen. 3. Dan
maakt men verscheidene dwars-snede op de rug en lendenen, om het vleesch 'er af
te ligten; dog de Liefhebbers van de Jagt knypen 'er dit vleesch af met de duim
en voorste vinger. 4. Breekt het hoofd af. 5. Dan de regter agterste
looper. 6. Dan daar na de voorste linker bout. 7. Vervolgens de
agterste linker looper. 8. Dan de voorste regter bout. 9. Ligt 'er de
staart af; en breekt 10. De Romp in zo veele stukken als het u
behaagd.
| |
20. Voordienen van een Haas, en wat de beste stukken
zyn.
1. Eerst het eene been en dan het ander. 2. De Nieren met wat
vleesch van de Lendenen. 3. Het vleesch van de Lendenen. 4. De eene
looper na den anderen; dog indien 't een zeer gevoede Haas is, snyd men 'er wat
van 't dikke vleesch af. 5. Het Ruggebeen.
| |
| |
| |
21. Ontlediging van een Gans. Zie Plaat 2. Fig.
2.
1. Indien de Gans gevuld is, zo snyd de stuit open en haalt 'er
het vulsel uit met een lepel. 2. Snyd het bovenste lid van de regter bout
af. 3. Snyd de regter bout van boven half af. 4. Geeft de tegen
snede, dat die bout los is. 5. Draait dan de gans om, dat de stuit na de
linker zyde komt en snyd het bovenste lid van de linker bout af. 6. Snyd
de linker bout van boven half af. 7. Geeft de tegen snede, dat die bout
los is. 8. Maakt de onderste snede van de regter vleugel, tot aan de
bril. 9. Als mede van de linker vleugel, mede tot aan de bril. 10.
Snyd het gewrigt van de regter vleugel door. 11. Als mede van de linker
vleugel; en keert dan de stuit om hoog. 12. 13. Geeft twee sneden aan
wederzyden van de stuit. 14. Snyd een kruis in de borst en aan de
stuit. 15. Maakt aan de linker zyde van onderen een snede, tot de onderste
snede van de linker vleugel toe. 16. Zo ook aan de andere zyde. 17.
18. Maakt eenige sneden op de borst, en ligt 'er het spier af. 19. Snyd
met een halve ronde snede 'er de bril af. 20. Loost de sleutelbeenen; en
doet met het overige gelyk wy van de Kalkoen gezegt hebben.
| |
| |
| |
22. Voordienen van een Gans, en wat de beste stukken
zyn.
1. De vleugels met het eerste lid der pooten. 2. De stukjes
ter zyden de stuit met wat spier. 3. De bouten. 4. De bril met de
stuit. 5. De sleutelbeentjes met de rest van 't spier. 6. Het
borstbeen. 7. Van het vulsel word by ieder voordiening een gedeelte
omgedeelt.
| |
23. Ontlediging van een Konyn.
1. Snyd het Konyn midden door, ter plaatze daar het Mes in de
Haas, in de 2de Plaat Fig. I. verbeeld staat: Eerst van het voorste
deel. 2. Snyd of breekt liever de regter poot af. 3. Dan de linker
poot. 4. 5. De Ribben ter regter en linkerzyde. 6. 7. Snyd men de Rug
met twee sneden door, en men verdeelt alles; dan het agterste deel. 1. De
Regter poot. 2. De linker poot. 3. Het dikke vleesch van de regter
bout. 4. Het dikke vleesch van de linker bout. 5. 6. Scheid de regter
en linker bouten van het heupe been. 7. 8. De rest van de bout tot aan de
staart, breekt men 'er af. 9. Alle het overige word heel gehouden.
| |
24. Op een andere wyze.
Zomminge menschen snyden het Konyn niet midden door, maar draaijen
het de kop af, en snyden dan gelyk wy gezegt hebben.
| |
| |
| |
25. Voordienen van een Konyn: en wat de beste stukken
zyn.
1. De twee achterbouten. 2. En by het overige voegt men
altoos iets van de Lendenen.
| |
26. Ontlediging van een Speenvarken. Zie Plaat 2.
Fig. 3.
Zet het Speenvarken met het hoofd na de linker zyde.
1. Steekt de vork in het regter Neusgat, en tild het hoofd wat op,
en hakt met een houw, den hals door, dat de kop van de Romp af valt, en legt
het hoofd op een schoon tafelbord. 2. Snyd de regter agter-poot af.
3. Dan de linker agter-poot. 4. Vervolgens de regter voor-voet. 5.
Dan de linker voor-voet. 6. Maakt de Ribben aan de regter zyde, met een
snede langs de rug los van agteren. 7. Doet dit van 's gelyken aan de
linker zyde. 8. Snyd de buik van onderen geheel open. 9. Maakt eene
snede tot onderen toe, om de ribben aan de linker zyde van het voor eind los te
maken. 10. Dit doet ook aan de regter zyde. 11. Maakt een snede tot
onderen toe, om de ribben aan de linker zyde van het agter eind los te
maken. 12. Doet dit ook de regter zyde. 13. Verdeelt de ribben aan
wederzyden, maar laat 'er twee of drie aan malkanderen. 14. Maakt eenige
snede aan wederzyden in 't agter einde, en ligt 'er het vleesch af. 15.
Snyd de staart af, en legt ze by de kop. | |
| |
Dewyl het zwoort gebraden zynde zeer hard is, en men het niet mag
schenden, zo prikt men zulks eerst met het Mes daar men snyden wil, dan heeft
het geen zwarigheid: Ook moet men nooit geen Speenvarken braden, dan het geen
nog zuigt, dog bequaam is om gespeent te worden; want zo het eenige daagen
reets niet meer gezogen heeft, dan zal het zwoord, het vleesch, los laten, dat
niet cierlyk staat.
| |
27. Voordienen van een Speenvarken; en wat de beste stukken
zyn.
1. Het vleesch van den hals, en 't geen by de agterste voeten
zit. 2. De Ribben. 3. De voorvoeten. 4. Het vleesch van het voor
en agter einde. 5. De kop nog staart word niet rond gepresenteerd; ten
ware een der gasten dat verzogt, als een liefhebber 'er van zynde.
| |
28. Ontlediging van een wild Zwyns-Hoofd.
1. Het zwoord van de regter wang schild men 'er af, en men laat
het van onderen vast, zo dat het aan de zyde blyft leggen. 2. Zo doet men
ook aan de linker wang. 3. Snyd eenige dunne stukjes van den hals. 4.
Zo ook aan de andere zyde. 5. Snyd het vleesch van beide de kinnebakken
tot het been toe af. 6. Ligt 'er de ooren af, en snyd eenige stukjes van
het vleesch dat 'er onder zit.
| |
| |
| |
29. Voordienen van een wild zwyns Hoofd; en wat de beste
stukken zyn.
1. De stukjes van den hals. 2. Het vleesch dat aan de
kakebeenen zit. 3. Het vleesch dat men onder de ooren van daan gesneden
heeft.
| |
30. Ontlediging van een Kalfs-kop.
1. Steekt de vork van agteren in de kop, en snyd een kruis over
het voorhoofd, en ligt 'er het vel af. 2. Ligt de herssenpan op met de
punt van het mes, en legt het been op een Tafelbord: Schept met een lepel de
herssens schoon uit, en doet die op een ander bord; strooid 'er wat zout en
peper op, en doet 'er saus over heen, en geeft dit bord aan een ander om
aanstonds voor te dienen. 3. Snyd dan het regter en vervolgens het linker
oor af, en verdeelt ieder oor in twee stukken. 4. Schild het vel van de
kakebeenen schoon af. 5. Snyd het vleesch agter de kakebeenen naa den hals
toe af. 6. Wrikt de kakebeenen los, en legt ze by de herssepan op een
bord. 7. Snyd de Tong uit en verdeelt ze in stukjes. 8. De snuidt
snyd men een vinger breedte af. 9. Maakt de ooren rondom een weinigje los,
en stoot het been daar de melk tanden in zitten 'er uit. 10. Neemt de
oogen 'er uit. 11. Maakt het been los daar de hoorens uit groeijen en legt
dat by de herssen pan. 12. Dan steekt men het mes tusschen de tanden van
| |
| |
de vork, en men wringt zo alles aan stukkent, en de beenen daar
uit genomen, en op het bord by de andere geplaast zynde, laat men die weg
neemen.
| |
31. Voordienen van een Kalfs-kop, en wat de beste stukken
zyn.
1. De Harssens. 2. Het klierige dat aan de hals zit. 3.
De Tong en Oogen. 4. Het vleesch van de melk-tanden. 5. Het vleesch
van het kakebeen. 6. De ooren.
| |
32. Ontlediging van een Lams-voorboutje.
Steekt de vork by de bout in, en dan begint men aldus. 1.
Snyd men de bout geheel onder het gewrigt van het overige los, en men strooid
tusschen beiden wat zout, wryft het wat op malkanderen en legt het gelyk het
ongesneden lag. 2. Neemt dan het stuk daar de Ribbetjes in zyn, en snyd
'er langs heen het knorzel vleesch af. 3. Snyd dan het vleesch boven de
Ribben in het langs af, en verdeeld het in stukjes. 4. Dan snyd men over
dwars 'er de Ribben af, dat 'er altoos niet meer dan twee Ribben aan
malkanderen blyven zitten. 5. Snyd dan behoorlyke stukjes van het vleesch
dat nog aan de bout zelve zit.
| |
| |
| |
33. Voordienen van een Lams-voorboutje, en wat de beste
stukken zyn.
1. De Ribbetjes. 2. Het vleesch dat men boven de ribben af,
en in stukjes gesneden heeft. 3. De stukjes die men van het boutje heeft
afgesneeden. 4. De stukjes van het knorzel vleesch.
| |
34. Ontlediging van een Lams-achterboutje.
Keert het boutje met het lid onder, en steekt de Vork in het
dikste vleesch. 1. Snydt dan het opperste en onderste lapje 'er af.
2. Snyd van uw vork af na beneden toe, het dikste vleesch eerst in dunne
sneedjes. 3. Keert het dan om en snyd daar ook op dezelve wyze het dikste
vleesch af.
| |
35. Voordienen van een Lams-achterboutje, en wat de beste
stukken zyn.
1. Die stukjes welke het gepast met vet doorregen zyn, acht men de
besten. 2. Dan die daar wat veel vet aan is. 3. En eindelyk de
magersten.
| |
36. Ontlediging van een Schapen voorbout, of uitgesneden
schouder van een Schaap.
Keert de bout met het lid onder, en steekt de vork in 't dikste
vleesch; en draait hem dan om met de vork na beneden of over dwarsch. 1.
Snyd van boven af dwarssneden zo verre het been zulks toelaat.
| |
| |
2. Maakt dan een halve ronde snede over langs dat 'er die
dwars-sneden uitvallen. 3. Keert dan de bout om, en maakt ook aan de
andere zyde, in het dikste vleesch, eenige dwars-sneden. 4. Maakt dan ook
een halve ronde sneede overlangs, dat 'er die dwarssnede mede uitvallen.
5. Geeft dan een snede van ondere het schouwderblad daar het plat is. 6.
Als ook een of twee sneden boven op het schouwder been, en ligt 'er het vleesch
af. 7. Ligt 'er dan met een dwarssnede het schouwder blad uit. 8.
Snyd verder al het vleesch van de beenen af; en legt de beenen op een
Tafel-bord, en geeft ze weg van Tafel.
| |
37. Op een andere wyze, indien 'er Ribben aan
zyn.
Als 'er de ribben aan zyn, zo snyd men dezelve eerst na
malkanderen af, en dan snyd men de bout gelyk gezegt is; dog anderen ligten 'er
eerst het schouwder-blad uit, en snyden dan de Ribben met het vleesch na
malkanderen af, dat zindelyker is, maar daar behoord veel behendigheid toe, om
het vleesch niet te schenden.
| |
38. Voordienen van een Schapen-voorbout; en wat de beste
stukken zyn.
1. 2. 3. 4. &c. De snede aldus getekend houd men voor de
beste; maar 6. windt het, indien de bout zeer vet is, en anders niet.
| |
| |
| |
39. Ontlediging van een Schaapen-achterbout.
Steekt hier uw vork niet by de bout, maar van achteren in, en
1. Snyd de staart af. 2. En vervolgens eenige dwarsstukken. 3. Maakt
een snede over langs dat 'er die uitvallen. 4. Snyd de schenkel af, na dat
gy de bout hebt omgekeerd. 5. Snyd dan eenige dwarssnede van de schenkel
af na de vork toe. 6. Snyd dezelve met een halve ronde snede over langs
af, dat die dwars-sneden 'er uit vallen. 7. Snyd dan verder al het overige
vleesch van de beenen schoon af, en geeft het been van de Tafel.
Dog wil men dit zonder vork ontleden, zo laat men 'er de schinkel
aan vast blyven tot het laaste toe, om het boutje daar by vast te houden; en
dan kan men het byna zo zindelyk doen, als met een vork.
| |
40. Voordienen van een Schapen achterbout, en wat de beste
stukken zyn.
Het vleesch daar de vork in steekt wort in 't gemeen eerst
gepresenteert, ten waare het te vet was, dan hout men meer van het vleesch dat
aan het been zit; voor het overige is 'er weinig onderscheidt in.
| |
41. Ontlediging van een Kalfs-borst.
1. Snyd men 'er het voorste lipje af. 2. Snyd in 't langs
door het krokebeen, een groot stuk omtrent twee of drie vingeren breed daar van
af, en verdeeld het zelve in bequame stukjes.
| |
| |
3. Dan snyd
men het buitenste vleesch van de Ribben af. 4. Eindelyk langs de Ribben
heen.
| |
42. Voordienen van een Kalfs-borst, en wat de beste stukken
zyn.
1. De stukjes daar het krokebeen in is. 2. Het driekante
stukje dat, zonder been, voor aan zit. 3. Dan het vleesch by de
Ribben.
| |
43. Ontlediging van een Harte of Rhee-bout.
1. Snyd 'er de ruige loper af, en geeft ze van de Tafel. 2.
Maakt een lange snede, van de schenkel af, over de bout heen, regt uit. 3.
Geeft dan boven op, in 't dikke vleesch, dwars-sneden, zo dat ze los zyn.
4. Ligt het bruin gebraden vleesch aan de andere zyde daar ook af. 5.
Maakt een lange snede aan de andere zyde over de bout heen, regt uit. 6.
Geeft dan ook boven op, in 't dikke vleesch, dwars-sneden, zo dat ze los
zyn. 7. Dan keert men de bout om, en snyd het vleesch op dezelve wyze aan
die zyde af.
| |
44. Voordienen van een Rhee-bout en wat de beste stukken
zyn.
Alles is hier van by na even goed, daarom kiest men die stukken
uit, welk het beste gebraaden zyn, als het lekkerste.
| |
| |
| |
45. Ontlediging van een Ham.
Indien het zwoort los gemaakt is eer de Ham op de Tafel komt, zo
ligt men het zelve daar van af; anders snyd men door het zwoord heen: en men
steekt de vork boven het kruisje in het vleesch. 1. Zo de Ham redelyk vet
is, zo begint men die in 't midden uittesnyden. 2. Indien ze heel vet is,
zo snyd men boven tegen de schenkel daar het magerste, en onder aan daar het
vetste is: dog de Ham moet zeer dun gesneden zyn.
| |
46. Voordienen van een Ham, en wat de beste stukken
zyn.
1. Die in 't midden uitgesneden zyn, behaalen den prys. 2.
Dan wat van 't vette van vooren, en het magere van achteren. 3. Het
kruisje, dat veelen boven alles, als het warm is, beminnen.
| |
47. Ontlediging van een Kreeft. Zie 2 Plaat. Fig.
4.
1. 2. Breekt de regter en linker schaar af; legt die een voor een
op uw hand, die wat hol houdende, en slaat die met de rug van het mes
open. 3. Snyd het agterste van de staart af. 4. 5. Geeft aan
wederzyde van de staart een snede, en ligt 'er het middelste stuk schil
af. 6. 7. Breekt de zyd-pooten aan weerskanten af. 8. Ligt dan de
bovenste schaal geheel behendig op, zonder het binnenste te schenden. 9.
Snyd het bovenste van de kop weg.
| |
| |
| |
48. Op een andere wyze. Volgens 2 Plaat. Fig.
4.
1. 2. 3. 6. 7. verder niet, doet men als boven gezegt is. 10.
Snyd een lange snede door de kop en staart heen, en deelt de Kreeft aldus in
twee deelen.
| |
49. Ontlediging van gebraden Karper, groote Baars,
Braassem, &.c.
1. Snyd de rug op, en ligt met de punt van 't mes en de vork, de
ruggegraad 'er uit zonder de Vis te schenden, en legt het dan weer op een.
2. Snyd de staart af. 3. Geeft dan 3, 4, 5. sneden over dwars, om de Vis
te verdeelen.
De stukjes digst aan 't hooft zyn de beste van allerlye
Visschen.
| |
50. Ontlediging van een Snoek.
Legt de kop van de Snoek na uw linkerhand, met de buik na u toe,
en 1. Snyd het uitterste van de staart af. 2. Drukt dan de rug sterk
tegen de buyk aan, zo gaan de graaten los. 3. Maakt dan het hooft behendig
los, zonder de rugge graad te schenden, dan kunt gy met het hoofd, de geheele
graat 'er uit haalen. 4. Snyd de graat van het hoofd af, en legt ze op een
Tafelbord om weg te laaten neemen. 5. Legt dan de kop en staart daar die
van te vooren aan de vis vast zat. 6. Snyd dan met een snede, de rug of
buyk van onderen tot boven toe open.
| |
| |
7. Legt de Vis van
malkander, en strooit tusschen beide een weinigje peper en zout, en giet 'er
wat limoen-sap binnen in, en legt ze weer toe. 8. Verdeeld het lyf dan in
vier, vyf of meer deelen, na dat de Vis groot is.
| |
De kunst.
Om Servetten op een cierlyke wyze,
en in allerhande Figuuren te vouwen.
51. De gronden hier van zyn.
1. Vouwt een fyn servet, want groove servetten zyn 'er niet goed
toe, het zelve in de lengte uitleggende, zodanig heen en weder op malkanderen
dat de hoeken en kanten naauwkeurig over malkanderen komen.
2. Wil men een vierkanten figuur maaken, zo legt men het servet in
de breedte, en men handelt op dezelve wyze: Zie 2 Plaat Fig.
5.
3. Maakt dan op ieder vouw kneepen, gelyk een Visgraat, dog draag
zorg dat ze alle van eender groote zyn, daar het zeer op aan komt, want alle de
tanden moeten in malkanderen konnen sluiten; en hoe kleinder hoe beeter, daarom
moeten dit de Juffers doen, die gemeenlyk dunder vingers dan de Mannen hebben,
en het zelve zindelyker behandelen: Zie Plaat 2. Fig. 6.
4. Dan gaat men voort met die kneepen te maaken op alle de vouwen,
tot den einde toe. Zie Plaat 2. Fig. 7.
5. Dog wil men hier figuuren van maaken die | |
| |
rond
zyn, dan doet men best, in plaats van spitse punten, halve maantjes op dezelve
wyze te maaken.
| |
52. Op wat wyze men de Tafellakens vouwt.
Op de een en andere wyze handelt men met de Tafellakens, die men
in vieren, achten, of zestienen vouwt; en alle de vouwen op dezelve wyze
knypende, maakt cierlyke Figuuren, als men het open legt om de Tafel daar mede
te dekken; dog het cierlykst is, dat men in 't midden van het Tafellaken een
groote Roos maakt met ronde kneepen als halve maantjes, dog op de andere
vouwen, voor al aan de hoeken, maakt men puntige knepen, als een Visgraat.
| |
53. Op wat wyze de Servetten der Gasten gemeenlyk gevouwen
worden.
Schoon men wel en veeltyds gewoon is, Haantjes, Hennetjes,
Pelikanen, en andere figuuren daar veel moeiten aan vast is, voor een Bruidegom
en Bruid te vouwen, zo doet men zulks nooit voor de overige Gasten, maar dan
vouwt men derzelver servetten op de volgende wyze.
1. De gemeenste wyze is, dat men een Frans stuivers brood op het
Tafelbord legt, daar men dan het servet met een spitse kant naa boven toe over
heen zet, daar geen kunst toe nodig is.
2. De twede wyze daar meer moeite aan vast is, geschied volgens
Plaat 2. Fig. 8, en word aldus gevouwen:
Spreidt uw servet geheel uit op een schoone tafel, vouwt het zo
dat het regt vierkant blyft, op deeze wyze. | |
| |
Vouwt 'er dan een kruis in a, b, c, d. Neemt dan de hoek
e. en vouwt ze na g. zo dat het punt e, tegen het midden
van de vouw of boven verbeelde streep g, aankomt. Neemt dan de hoek
h, en vouwt ze na i, zo dat het punt e. tegen het midden
van de vouw of boven verbeelde streep i, aankomt, zo bekomt gy boven een
punt a. Vouwt dan het punt a, tegens b, het middelste van
de onderste linie dan is het Servet half toegeslagen. Neemt dan de hoek
c, en vouwt die agter om tegens k. Neemt dan de hoek d, en
vouwt die agter om tegens m, zo bekomt gy een vierkante ruit n,n,n,
b. want de middelste n, moet men zig verbeelden dat in het
middelpunt van het kruys staat, het geen alhier niet netter heeft konnen
verbeeld worden, en de aan wederzyden van onderen uitstekende hoeken o,
o, vouwt men mede agter om, gelyk in deeze Figuur verbeeld staat; als het
servet aldus gevouwen is zo zet men het in de pars niet alleen op dat het
servet vlak op het bord zoude leggen, maar ook op dat de vouwen daar zeer
scherp in zouden staan, het geen cierlyk is.
3. De derde wyze geschied volgens Plaat 2. Fig. 9.
en word aldus gevouwen. Vouwt uw servet in een net vierkant op deeze wyze:
| |
| |
Vouwt dan dit vierkante servet op deeze wyze. Maakt een vouw in
het midden a, b. Maakt vervolgens over dwars drie vouwen, als 1ste c,
d, 2de e, g. 3de h, i. Neemt als dan de hoek k. en
vouwt ze agter om tegens m. Neemt dan de hoek l, en vouwt ze ook
agter om tegens m, zo bekomt gy een scherpe punt in a. Neemt dan
die scherpe punt a, en vouwt die van vooren om tegens m. zo
bekomt gy twee nieuwe hoeken o, en p. Neemt vervolgens de hoek
p, en vouwt ze tegens q; en de hoek o, tegens r.
Neemt dan de hoek s, en vouwt die agter om tegens g; en vouwt de
hoek t, mede agter om tegens e. Neemt dan de twee hoeken
e, en g, en vouwt die van onderen tegen malkanderen, zo dat 'er
een scherpe punt in m, komt. Zet dit zo in de pars, en keert het servet
anders om als gy het op 't Tafelbord legt, dan hebt gy de gezegde Figuur 9.
4. De vierde wyze geschied volgens Plaat 2. Fig. 10.
en word aldus gevouwen. Vouwt uw servet in een net vierkant op deeze wyze:
| |
| |
Maakt dan een kruisvouw over dwars in het midden, a, b, c,
d. Neemt de hoek a, en vouwt ze tegens e. Neemt de hoek
b, en vouwt ze tegens e. Neemt de hoek d, en vouwt ze
tegens e, zo bekomt gy vier nieuwe hoeken g, h, i, k. Neemt de
hoek g, en vouwt die agter om tegens e. Neemt de hoek h,
en vouwt die agter om tegen e. Neemt de hoek i, en vouwt die
agter om tegens e. Neemt de hoek k, en vouwt die agter om tegens
e, dan bekomt gy de gezegde Figuur 10. en parst dit servet styf
om vlak te leggen, is zeer cierlyk.
5. De vyfde wyze geschied volgens Plaat 2. Fig. 11.
en word aldus gevouwen. Vouwt uw servet in een net vierkant op de bovenstaande
wyze: | |
| |
Maakt dan een kruis-vouw over dwars in het midden a, b, c,
d. Neemt de hoek d, en vouwt die agter om tegens e. Neemt de
hoek c, en vouwt die agter om tegens e, zo bekomt gy vier nieuwe
hoeken g, h, i, k. Neemt dan het punt a, en vouwt het van vooren
tegens b. Neemt de twee punten a, b, die nu op malkanderen
leggen, en vouwt die agter om tegens e. Neemt dan de hoek k, en
vouwt die mede agter om tegens e. Neemt eindelyk de hoek i, en
vouwt die ook agter om tegens e, dan bekomt gy de gezegde Figuur
11. Dit servet, aldus gevouwen zynde, parst men styf, en men laat het een
nacht in de pars staan; en men zet het op zyn eind, met de punt na booven, op
het Tafelbord gelyk zulks alhier verbeeld word. | |
| |
NB. Aangaande de verbeeldingen die wy hier, ten dienste der
Leezers om zo veel klaarder te zyn ingevoegd hebben, zo moet men zig verbeelden
dat de letters die rontomme of in het midden staan, altoos de hoeken of
middelpunten der streepen aantoonen, het geen door den Drukker onmogelyk net
verbeeld konde worden; dog indien men met een weinig oplettendheid, het zelve
met een stuk papier probeerd, eer men zulks op de servetten in 't werk steld,
zo zal het gemakkelyk genoeg vallen.
| |
54. Op wat wyze de Servetten, in een Hennetje dat in een
Mande zit, of in een Pelikaan gevouwen worden, het geen tot voorbeelden van
allerhande diergelyke Figuuren dienen kan.
1. Om hier omtrent wel te slagen zo moet men eerst de
grondbeginzelen, volgens Fig. 5. Fig. 6. en Fig. 7.
volgens het geen wy daar van gezegt hebben, de Servetten zo net weeten te
vouwen dat de plooijen volmaakt in malkanderen passen.
2. Boven dien zo moet men de naald en draad hier omtrent te hulpe
neemen, want zonder het zelve kan dit onmogelyk gedaan worden, gelyk men zeer
ligtelyk kan begrypen.
3. Eindelyk moet men een goede aftekening van de figuur die men
maaken wil voor zig hebben; en dan verder hier mede handelen gelyk wy nu zeggen
zullen.
4. Als het servet volmaakt wel volgens de grondbeginzelen geplooyt
is, en men by voorbeeld de Figuur 12 wil maaken, zo legt men het eene
einde van dit gevouwen servet op zyn kant, met de puntige vouwtjes om hoog, in
het ronde drie of vier hoog, | |
| |
trekt dan de vouwtjes wat wyd van
malkanderen om een mandje of nesje te verbeelden, en naait het dan rontom wel
vast, dat alles zo blyft staan. Neemt dan het overige en bind het te zaamen in
't midden van het mandje, en maakt van het eene einde de borst, hals en kop, en
van 't ander einde de staart; aan het lyf en de borst haald men de plooijen
uit, en naayd ze zo vast, maar na de staart toe moet men die hoe langer hoe
vaster in een naaijen. Zo ook aan den hals; en eindelyk neemt men de eene hoek
daar men de kop en bek van maakt, alles zeer wel vast hegtende, dat het niet
los komt te gaan.
5. Wil men de Figuur 13. maaken, zo maakt van de eene zyde
van het Servet trapjes vier a vyf hoogte, dog buigt het Servet zodanig dat gy
de vier hoeken boven aan blyft behouden. De hoeken van die zyde daar de trapjes
van gemaakt zyn, als de kortste zynde, gebruikt men tot de vleugels, die wyd
uit haalende, en van onderen als een waaijer in naaijende; van het ander einde
maakt men de staart, die mede aan het eind lang en breed uithaalende, en van
boven tegen het lyf innaajende. Maakt dan van het ander einde de hals en kop,
dog de hals moet men om een Pelikaan te maaken wat rond naaijen; en de bek moet
men met de naald en draad formeeren gelyk het gezegt is. Wat nu de verbeelde
straalen bloed, die als uit zyn borst komen om zyne jongen te voeden aangaan,
hier toe neemt men eenige draaden rode zyde, die men aan de borst hegt, en
langs de trapjes na beneeden hangen.
6. Op deeze wyze kan men allerhande Figuuren van een, volgens onze
gelegde gronden, gevouwt servet maaken, mits men een goede figuur van het geen
men maaken wil voor zig heeft leggen; want | |
| |
alles moet met de
naald en draad daar na gefatsoeneerd worden. Dog laat men dit alles zo
breedvoerig verhandelen als men wil, het kan niet klaarder onderwezen worden,
dan wy dit gedaan hebben; en niemant moet denken dat hy dit aanstonds goed zal
doen, want daar behoord een nette behandeling en veelvuldige Oeffening toe, die
door het doen en de ondervinding moet verkregen worden; en het is genoeg dat wy
de gronden, volgens dewelke men deeze handeling verkrygen kan, klaar hebben
aangetoond, en meerder kan men van ons in dit geval niet vorderen; en onzen
wensch is dat zy die dit begeerig zyn te doen, daar wel in slaagen en veel
vermaak in scheppen mogen, als zynde een zoet tyd verdryf, daar men by
voorvallende gelegentheden gebruik van kan maaken.
---
|
|