Vlissings redens lust-hof, beplant met seer schoone en bequame oeffeningen
(1642)–Anoniem Vlissings Redens lust-hof– Auteursrechtvrij
[Folio P4r]
| |
Op den Regel: Geluckigh is het Land, daer sulcke Volck'ren woonen.
MEn acht somtijts een land van Godt te zijn gezegent,
Om dat daer rijckdom is en alle kost'lijckheydt:
Maer so een Land is wel met Hemels douw beregent,
Daer menigh vroome ziel malkander in bejegent.
Want daer Geloof' en Liefd' noch dagelijcks wort verbreyt,
En ande're deughden meer: waer af mach zijn gheseyt:
Dat's 't ciersel van een Land, dat zijn de hooghste trappen,
Om komen tot een eer die eeuwigh niet en schept.
Dit is de rechte wegh, dit zijn de wetenschappen,
Om al de hooge drift en wijsheyt t'overstappen
Van menigh werelts Mensch, en Heydensche Poët.
Wat mach een Philosooph van groote wijsheyt snappen,Ga naar margenoot+
Sijn reden is maer wind, al weyd' hy noch soo breet.
Maer daer de Wijsheyt is met vreese Gods bekleet,Ga naar margenoot+
En Christelijcke deucht, daer mach sy haer vertoonen:Ga naar margenoot+
Dit's 't edelst' inden Mensch dat ick te noemen weet:
Geluckigh is het Land, daer sulcke Volck'ren woonen.
Geluckigh was het Land doen Israel tot KoningGa naar margenoot+
Den vromen David had', en Salomon gheleert,
Die kost'lijck bouwen liet des Heeren Huys en Woningh.Ga naar margenoot+
Hoe was het Volck verblijdt op den dagh van sijn kroningh.
Hoe vreed'saem hebben sy de Landen gheregeert,Ga naar margenoot+
Daer teghen Achab boos het gantsche Landt omkeertGa naar margenoot+
En maeckte dat het Volck vreemde Godsdient aennamen:
O! overgheven dwaes die selfs sijn Rijck onteert:Ga naar margenoot+
Een slecht Godtsaligh Man sou so een Vorst beschamen.
Doch Godt die zy gedanckt wy hebben al te samenGa naar margenoot+
Noch goede Overheyt, hier in ons Vaderlandt:
En Leeraers na ons hert, of schoon de Wolven quamen,Ga naar margenoot+
Sy Weyden evenwel de Schapen met verstant.Ga naar margenoot+
Dees' weldaedt hebben wy van Godes milde hant,Ga naar margenoot+
Die ons begaven sal met meer wijse personen:
Om sijnes Wijnberghs wil die hy hier heeft gheplant:
Geluckigh is het Land, daer sulcke Volck'ren wooen.
| |
[Folio P4v]
| |
Waer vrome lieden zijn, daer toont hem Godt seer goedigh,
Selfs aen een Heydens Volck dat na hem niet en vraeght.
Ga naar margenoot+Dit bleeck een Potiphar, die is geweest voorspoedigh,
En kreegh om Iosephs wil een Rijckdom overvloedigh.
Ga naar margenoot+Den voorspoet (over hem) om Iacob, die hy plaeght
Ga naar margenoot+Met sijn veranderingh, en boos verwijt van reeden,
Godt zegent Iacobs Huys, die hem Godtvruchtich draeght,
Ga naar margenoot+Dat hy kreech machtich Vee, als sijn Voor-Ouders deden.
Ia om der vromen wil, behoed' Godt Land, en Steden,
Ghelijck van Sodoma, Gomorra, wort verklaert:
Doen Abraham, voor haer behoud'nis heeft ghebeden,
Ga naar margenoot+Om thien Rechtveerdighe had' God haer noch ghespaert
Lanckmoedigh is de Heer die 'tvroom ghetal bewaert,
Ga naar margenoot+Dit gentsche Werelts rond wil hy om haer verschoonen,
Tot dat hy voor sijn Geest, en Woort, hier zijn vergaert:
Ga naar margenoot+Geluckich is het Land daer sulcke Volck'ren woonen.
't Is wel een heer'lijck Land daer dees Princ'lijcke helden,
Wat veel te vinden zijn, die derven teghen gaen:
De Werelt en het Vleesch, die haer van oudts af quelden:
En Satans listich rijck, met alle sijn ghewelden.
Christ'lijcke Ridders sijn 't die dit ter neder slaen,
Ga naar margenoot+Het is een heylich Volck, dat soo is aenghedaen,
Ga naar margenoot+Met al de Waep'nen Gods: jae sijn gewijde klercken.
't Konincklijck Priesterdom, dat eeuwich sal bestaen,
Ga naar margenoot+Men vintse minst' op 't Velt, maer veel meer inde Kercken.
Sy laten als een licht schijnen haer goede wercken
Ga naar margenoot+Onder 't verdraeyt gheslacht: dies elck God prijsen moet,
Ga naar margenoot+Men kan uyt al haer doen, Geloov', Hoop, Liefde, mercken.
Welck wy 't Blaeu Ackoley, Oock wenschen tot een groet,
Ga naar margenoot+Wiens Geest het al doorsoeckt, en slechts behoud het goet.
God door Liefd boven al wil u ghenadigh kroonen,
Gelijck hy heeft belooft sijn Wijngaert-rancken soet:
Geluckich is het Land daer sulcke Volck'ren woonen.
Liefd boven al. Weest Eendrachtich. |
|