Vlissings redens lust-hof, beplant met seer schoone en bequame oeffeningen
(1642)–Anoniem Vlissings Redens lust-hof– AuteursrechtvrijVlissings redens lust-hof, beplant met seer schoone en bequame oeffeningen. Iacob Iansz Pick, Vlissingen 1642
DBNL-TEI 1
Wijze van coderen: standaard
-
gebruikt exemplaar
exemplaar Universiteitsbibliotheek Gent, signatuur: H 102
algemene opmerkingen
Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van VVlissings redens lust-hof, beplant met seer schoone en bequame oeffeningen in de eerste druk uit 1642.
redactionele ingrepen
fol. ***1v: op deze pagina staan grote accolades die meerdere regels overspannen. Dit is in deze digitale versie niet weer te geven, daarom wordt op elke betreffende regel de accolade met de woorden die er op volgen herhaald.
fol. A3r: born → bron: ‘'t Is uyt de bron der Liefd, daer 't al in al uyt spruyt’.
fol. G1r: alllene → allene: ‘Sijn Ampt en sijn beroep bedient en pooght allene’.
fol. N2v: waerachight → waerachtigh: ‘'t Heylsaem Ghebedt tot Godt, bevonden is waerachtigh’.
fol. R4r: ghevalllen → ghevallen: ‘Siet eens wat David dee, doen hy ghevallen hadt’.
fol. V1r: DDen → Den: ‘Den Coninck Salomon, Die heeft tot Godt ghebeden’.
fol. 4Xr: prickrl → prickel: ‘Hun loff'lijck' wandelingh kan elck een prickel wesen’.
fol. Ee2r: hebbn → hebben: ‘De Eng'len hebben (tot behoudt’.
fol. Ff2v: Goot → Groot: ‘Groot maken mach’.
fol. Ff3r: nyt → uyt: ‘Daer uyt geleydt heeft, en getogen’.
fol. Ff3v: Steme → Stemme: ‘Stemme: Psalm 103. Ofte/ Gelooft zy Godt die my heeft uytverkoren’.
fol. Gg2r: mensch → wensch: ‘Ick wensch u voorspoet’.
fol. Gg2v: armen → ermen: ‘Gescheurt, gewont, in ermen’.
fol. Mm2r: de ontbrekende strofenummers 3 en 5 zijn toegevoegd’.
fol. Nn2r: verciet → verciert: ‘Het is de beste deucht die niet en is verciert’.
fol. Nn3r: hieer → hier: ‘Siet hier een waer Patroon ons Salichmaker heeft’.
fol. Oo2v: woodt → woordt: ‘Vrage, uytgegeven by Prins en Deeckens vande Camer van Retorica, de Blau Acoley, binnen de stad Vlissingen, onder het woordt, Den Geest ondersoeckt al’.
fol. Oo3r: hebbben → hebben: ‘Voor God, en hebben 't lant en den Gods-dienst al vooren’.
fol. Oo3v: Baeuwe → Blaeuwe: ‘HEt Blaeuwe Acoley, door des geest ondersoeken’.
fol. Oo3v: daet → daer: ‘Die neem ick tot antwoordt: Want ick bid siet eens daer’.
fol. Pp1v: souden → sonden: ‘Om sonden grof en groot van Adam en sijn kind'ren’.
fol. Pp3r: brencht → brenght: ‘Hy heeft het selve lief, het brenght hem vreughde met’.
fol. Vv2v: Lnye → Knye: ‘Knye-werck, Op de regel, 't Is 't werck van Godes geest, te roepen Abba Vader’.
fol. Vv4v: roopen → roepen: ‘Knye-werck, Op den Regel: 't Is 't werck van Godes geest, te roepen Abba Vader’.
fol. Yy2v: Alau → Blau: ‘Dies wy Blau Acoleyen’.
Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten.
[fol. *1r]
Tot Vlissinge,
By Iacob Iansz Pick, Boeck-verkooper op de Beurs. Anno M D C XL II.