| |
De Driejaarlijksche Tentoonstelling
van schoone kunsten te Antwerpen (1879).
Slot.
Stadsgezichten.
Oud-Delft bij helderen zonneschijn, van den heer Klinkenberg ('s Hage) is een uitmuntend tafereeltje. Zeer natuurlijk weêrspiegelen die schilderachtige huisjes in het water van de gracht, en goed getroffen is het zonlicht-effekt op de geveltjes. Rotterdam van denzelfde, is niet zoo gelukkig wat de samenstelling aangaat, echter is het zon-effekt daarin ook zeer schoon; doch ik geloof dat de horizon wel wat hoog genomen is: daardoor is er niet genoeg diepte in deze schilderij.
Het havengezicht van Le Tréport door den heer Rob. Mols (Antwerpen), maakt op eenen grooten afstand gezien een zeer gunstigen indruk; dàn zijn de massas van kleuren goed in harmonie. Van naderbij beschouwd, verliest deze schilderij door de détails, die niet schilderachtig zijn. Dit ligt in het onderwerp dat Mols gekozen heeft, en doet daarom geen afbreuk aan zijn algemeen erkend talent.
| |
| |
De Markt te Goslar, van den heer Springer (Amsterdam) is zeer verdienstelijk als kleur en ook als teekening. - Minder gunstig is het gezicht in Antwerpen door den heer J. Ruijten; het is een gemoderniseerd gedeelte der stad dat hij gekozen heeft, volstrekt niet in overeenstemming met den prachtigen toren der kathedraal. Onze nieuwere bouwtrant is overigens het penseel van den kunstenaar onwaardig! - De heer Stroobant (Brussel) verplaatst ons aan het Kanaal van Brugge, voor den achtergevel van St-Jans hospitaal. De weêrspiegeling van het gebouw in het water is vol waarheid, de kleur krachtig en schoon. - Het gezicht in de hoofdkerk van Toledo door den heer Maswiens (Leuven) is eene verdienstelijke schilderij. Men kan zien dat zij getrouw naar de natuur geschilderd is. Het zon-effekt is treffend en de architekturale teekening zeer juist. (Deze schilderij had waarlijk eene betere plaats verdiend). Ten slotte zij vermeld de Vischmarkt te Groningen, van den heer H. Mesdag ('s Hage), een prachtig tafereel.
| |
Bloemstuk en stilleven.
Meer dan honderd schilderijen van deze categorie zijn in den Salon tentoongesteld, en dit pleit juist niet voor de groote verbeeldingskracht en het dichterlijk gevoel onzer hedendaagsche artisten. Bloemen, vruchten, en meer andere voorwerpen, met smaak en gevoel van kleur bijeengebracht, zijn wel is waar nuttige studiën, die wel aangenaam zijn voor het oog, doch niets te denken overlaten. Wij zien die dingen dagelijks in 't leven, en somtijds bij toeval nog al schilderachtig te zamen gevoegd en verlicht; doch wie zal een stuk kaas, een brood, de rest van een ontbijt tot zijn genoegen op de tafel laten staan?
En toch blijven die zaken maar altoos schilders uitlokken. En zijn eenmaal die brokken van een maaltijd op het doek afgebeeld, dan hangt men die met prachtlijst in den Salon. - Waarom? - Ik geloof dat het voor een kenner voornamentlijk de kleur is die boeit. - Dat men bloemen schildert en blijft schilderen, begrijp ik nog, die zijn altijd aangenaam voor het
| |
| |
gezicht, door hunne sierlijke vormen en prachtige kleuren. Maar koolen, rapen, wortelen, koperen ketels en dergelijke zaken meer, zijn toch in natura zoo aantrekkelijk niet!
Ik wil niet zeggen dat daarom deze schilderijen geene belangstelling verdienen, verre van daar; maar dat zij toch verre beneden de overige ogvattingen in de schilderkunst staan, zoo als het Historiestuk, het Landschap, het Zeegezicht en het zoogenaamde ‘Genre’. Wanneer nu aan het Bloemstuk of Stilleven een denkbeeld gehecht is, ja! dan verhoogt het veel in waarde, dan kan men daarbij denken, dan wordt het eene schepping van den kunstenaar, dan spreken die bloemen eene taal. Maar helaas! geene enkele compositie van dien aard was er op de Antwerpsche Tentoonstelling te vinden!..
Het stilleven van den heer Verhoeven-Ball van Antwerpen, is schoon van ordonnantie, doch de kleuren zijn niet zeer in harmonie. - Integendeel, allerliefst van kleur zijn vruchten en wild van den heer L. Schaefels (Antwerpen). Dit kan ook gezegd worden van de stillevens des heeren R. Mols.
Het Nagerecht, van den heer Camille Muller (Parijs) is dunkt mij, wel wat overdreven van coloriet, het is anders een verdienstelijk schilderstuk, waarin het denkbeeld van een weelderigen overvloed voortreffelijk is uitgedrukt. Overigens breed geschilderd. - Met uitstekend veel waarheid is het groepje Azaleas door Mejufvrouw Booms, ('s Hage) teruggegeven. Flink en breed getoetst zijn die enkele Pruimen, door den heer Hareux (Parijs) zonder pretentie op het doek gebracht, en uitstekend zijn de zeevisschen van den heer Victor Gilbert (Parijs). - Veel genoegen deden De Vruchten en Bloemen van den heer Lemmens (Antwerpen) en het Stilleven van den heer Hombron (Brest).
Met lof moeten nog vermeld worden de Viooltjes van den heer Bellis (Brussel), het Stilleven van den hcer Ch. Peeters (Gent) en de Rhododendrums van den heer Capeinick (Gent) alsook het Stilleven vnn den heer Marcette (Spa). Minder natuurlijk schenen ons de Bloemen van den heer Robbe (Brussel). Mevrouw Mesdag van Houten van Brussel heeft een verdienstelijk stilleven gezonden, en de heer Petit, van
| |
| |
Parijs, een heerlijke groep Chrysanthemen. - Alhoewel ze niet tot deze categorie behoorden, wil ik hier ook nog melding maken van de flink gepenseelde Honden der heeren Joors van Antwerpen en de Pratere van Brussel. Ook is het tafereel van den heer Maes van Contich, Eene hen met hare kiekentjes, een lief kabinetstukje.
| |
Beeldhouwkunde.
De jonge slavin van den heer Ch. Geefs van Brussel is een schoon gemodelleerd marmerbeeld, waarvan ons echter de houding niet zeer ‘gracieus’ voorkomt.
Zeer verdienstelijk is het marmeren borstbeeld (portret) van den heer Fraikin (Brussel). De reeds gunstig bekende heer Mignon heeft uit Parijs eene schoone groep in brons gezonden, voorstellende een Stierengevecht.
Een woord van lof, verdienen de twee marmeren beeldjes van den heer J. Joris (Antwerpen): Vlieg maar weg en het kind met de tol. - De moederlijke zorg, een groep in pleister van den heer J. Lambeaux, is met veel talent geboetseerd. - De heer Calvi (Milaan) heeft een schoon kinder-borstbeeld tentoongesteld. - Zeer gunstig werden verder opgemerkt de Orion van den heer Van Hove (Parijs), Abel, van den heer Hambresin (Brussel), Chloë, van den heer Vasselot (Parijs), het borstbeeld van de H. Maagd, van den heer Palinck (Antwerpen), het Naderen van het onweder van den heer Duwaerts (Antwerpen) en de Kinderlijke voorkeur, van den heer van Biesbroeck (Gent).
| |
Gravuren en Aquarellen.
Onder de teekeningen met waterverw (aquarellen) hebben bijzonder mijne aandacht getrokken die van de heeren Seghers (Antwerpen) Llovera (Brussel) en Lünd (Londen), al waren die van den laatstgenoemde wat in 't donker geplaatst.
Met evenveel belangstelling verwijlde ik voor het projekt eener teekening voor muurschildering in de St-Anna kapel te Praag, door wijlen onzen diepbetreurden stadgenoot J. Swerts. Verder ontmoette ik flinke teekeningen van den
| |
| |
heer Mellery van Brussel, benevens etsen en kopergravuren van de heeren Michiels, (Antwerpen) Steynen, (Antwerpen) J. Demanez, (Brussel) Danse, (Bergen) en A. Elsen (Antwerpen).
| |
Bouwkunde.
De bouwkundige teekening van den heer Th. De Groof van Antwerpen. voorstellende het Starrenhof (kasteel te Cappellen) vind ik zeer verdienstelijk. Ook die van M.F. Smet van Antwerpen, zijnde twee projecten, het eene voor een Oudmannenhuis en het andere voor een Hotel der Posterijen. Ook de teekening voor muurschildering in de kerk van Schilde, door den heer F. Vinck (Antwerpen), verdient met lof vermeld te worden.
***
Nu zou ik. alvorens dit beknopt overzicht te sluiten, nog wel lust gevoelen om eene rubriek te bespreken, die eigenlijk niet tot het programma onzer Tentoonstelling behoort, namelijk de... ‘Caricaturen’.
In deze categorie staat echter de heer E. Manet van Parijs geheel alleen. En geen wonder! 't is wel de eerste maal dat ik Caricaturen op eene onzer tentoonstellingen heb aangetroffen... Niet dat ik geen liefhebber van caricaturen ben: ik bewonder het talent van een' George Cruishank, een' Robert Seymour, een' John Leeck, een' Grandville, een' Cham en meer anderen; doch caricaturen zenden op eene ernstige tentoonstelling van beeldende kunsten, dàt noem ik spotten met de kunst en met 't publiek.
Welnu, de ultra-realisten mogen 't mij vergeven, maar de ‘schilderijen’ van hunnen chef-d'école, den heer Manet, zijn ware ‘caricaturen’. Zeker, men kan daarin wèl zien dat Manet talent bezit en veel, dat hij teekenen geleerd heeft, en ik wil aannemen dat hij ook schilder is; maar even waarschijnlijk komt het me voor, dat meer dan één aanhanger van het stelsel-Manet dergelijke richting zal te baat nemen omdat hij zich voor ernstigafgewerkte schilderijen te zwak gevoelt.
| |
| |
Moeielijk valt het te beslissen, wie in deze zonderlinge vertooning op onze Tentoonstelling het meest te laken is: ofwel Manet, ofwel de Inrichtings-commissie, die, naar ik vernomen heb, eene buitengewone uitnoodiging zond aan den Franschen hoofdman dezer bespottelijke richting?! Ik geloof echter dat, bij de opening der pakkisten en bij het verschijnen van Manet's ‘kunstgewrochten’, de teleurstelling op het gelaat van de leden der Commissie niet weinig zichtbaar was! - En wat heeft men ermêe gedaan? In stede van dergelijke buitensporigheden af te wijzen, heeft men daaraan nog een soort van eereplaats gegeven, terwijl men zoo vele echt verdienstelijke schilderstukken zóodanig heeft geplaatst dat het voor 't publiek onmogelijk was die te beoordeelen... Ik kan toch in de verste verte niet veronderstellen, dat de leden der Commissie van Schoone Kunsten te Antwerpen, aanhangers van Manet's school zijn geworden... Moest dat wezen, dan loopen wij gevaar dat er over drie jaren, geheele zalen met ‘kunststukken à la Manet’ vol gehangen worden, aangezien er met deze methode in dat tijdverioop nog al wat te produceeren is!
Moderatus.
|
|