De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 9
(1879)– [tijdschrift] Vlaamsche Kunstbode, De– Auteursrechtvrij
[pagina 452]
| |
De Driejaarlijksche Tentoonstelling
| |
[pagina 453]
| |
op nu ik voor de schilderij van den verdienstelijken heer J. Jacobs sta. Dààr ook zie ik die zee met golven die ik al zoo vele jaren op het doek gezien heb. De zee geeft toch waarlijk genoeg verscheidenheid van kleur; zij is als het ware een kamelëon, en kan men iets bedenken dat met meer afwisseling het dichterlijk gevoel opwekt dan het zeegezicht? Wij verlaten de bruissende zee om wat te mijmeren bij het schaduwbeeld van den molen op de schilderij van den heer Moerenhout (Antwerpen). Men kan het ook bij het nachtelijk stadsgezicht van den heer Leemans (Antwerpen), bij het landschap van den heer Douzelle (Berlijn), waarin zoo geheimzinnig het lampje in den hut brandt, en bij de terugkeer van de markt, door den heer Hareux van Parijs, eene schilderij die wel wat beter geplaatst had kunnen worden. Ook verdient hier nog te worden aangehaald het maanlicht-effect van den heer Nordgreen van Dusseldorf. | |
Het portret.Bij het binnentreden der Tentoonstelling wordt men spoedig uitgelokt om een levensgroot damesportret (ten voeten uit) van onzen verdienstelijken historieschilder den heer Karel Ooms van Antwerpen te bewonderen. Het is een deftig schilderstuk, schoon van kleur, keurig van teekening en sierlijk van ordonnancie. Een tweede damesportret (kniestuk) van denzelfden jongen meester, is even belangwekkend, vooral zeer harmonisch van kleur. Met zeer veel distinctie geeft ons de heer J. Van Beers Jz. het zittende portret van den jongen Karel V; met eenige bijzaken, waarvoor men den jeugdigen artist niet genoeg lof kan toezwaaien. De uitdrukking van het tengere koningskind is voortreffelijk; de kleur van het geheel, alhoewel vreemd, is aangenaam en vol harmonie; de compositie is keurig en de teekening van portret en bijzaken is even uitmuntend. Er ligt over die schildering een aristocratisch waas, dat eenen grooten indruk op den toeschouwer maakt... Wanneer ik nu het kunstgevoel van mij afschud en mij | |
[pagina 454]
| |
zelven voor een oogenblik verander in een kouden redeneerenden Archeoloog, dan is die foliant die bij de jongen Prins op den voorgrond ligt, een doorn in mijn oog; want dat boek is vast door een boekbinder van de 18de eeuw gebonden en komt niet uit de bibliotheek van Karel V. Volgaarne vergeef ik echter den heer Van Beers dat klein anachronism; want het boek, al ligt het daar wat vóór zijn tijd, is zoo flink geschilderd! De heer Van Havermaet van Antwerpen heeft drie portretten tentoongesteld, schoon van coloriet en vol leven; vooral het damesportret is uitmuntend. Het schoone portret van den heer Vely van Parijs is waarlijk treffend. Ook dat van den heer Alex Struys (Weimar) is zeer verdienstelvk, zooals ook de portretten van de heeren Delfosse, Charlet, Neuckens, Vinck en vooral Joors van meer dan gewoon talent getuigen. Het ruiterportret van den heer Abry (Antwerpen) is mede zeer prijzenswaardig. Goed van kleur en flink geschilderd. Het is eigentlijk meer dan een portret: er ligt iets dichterlijks in dat schilderstuk. Die grijze lucht, de sombere kleuren van het ruiterbeeld zijn geheel in harmonie met de gevoelvolle opvatting van den schilder, die het verlies van zijnen vader (generaal Abry) heeft willen herdenken en immortellen aan zijne voeten strooit. Het spijt mij dat ik het zeggen moet, maar de portretten van den zoo gunstig bekenden heer Delin van Antwerpen geven mij veel minder bevrediging. Gemis aan harmonie in toon en kleur. Het portret van H.H. de Gravin van Vlaanderen is al te veel door schitterende kleuren omgeven, waardoor het gelaat niet genoeg spreekt. Zoo is het ook met dat van den heer Burgemeester van Antwerpen; de menigvuldige versieringen op het kleed van den magistraat werken ongunstig, en het portret heeft daardoor te veel van zijne waarde verloren. Bij den heer Hermannsthal, een knappe duitsche portretschilder, is evenzoo het kleed van een marineofficier gegaloneerd; doch zulks doet dààr geen nadeel aan 't gelaat. - Veel minder beviel ons het sombere gelaat van Napoleon I in de schilderij van den heer Monchablon; het is als uitdrukking | |
[pagina 455]
| |
wat overdreven. Jammer ook dat de parijsche schilder den achtergrond zoo valsch van kleur geschilderd heeft. Dat zon-effekt geeft mij den indruk van bengaalsch vuur. Dat ook is sterk overdreven en daardoor mist men het bedoeld dramatisch effekt. Spreken wij nu nog over de kinderportretten van den heer Emiel Claus (Antwerpen), die al reeds genoegzaam bewijzen heeft gegeven dat hij een talentvol portretschilder is. Dezen keer heeft hij veel moed getoond, want hij heeft iets ondernomen waarvoor menig penseel zwichten zou. Twee kindertjes in de open lucht, in het volle daglicht, en tusschen gras en bloemen geplaatst, zoo iets is ontzettend moeijelijk terug te geven. Ik moet bekennen dat de heer Claus, voor eene eerste poging, deze moeijelijkheid, flink is te boven gekomen. Op compositie en teekening valt daarenboven weinig of niets aftewijzen; vooral de bloemen op den voorgrond zijn sierlijk gegroepeerd en natuurlijk geschilderd. Wat de groep boomen op den achtergrond betreft, mijne meening is, dat zij wel wat krachtiger had kunnen wezen. Dààrdoor zouden de lieve kinderfiguurtjes des te beter zijn uitgekomen. | |
Het genre.Ik ben waarlijk ontevreden dat ik die vreemde benaming van genre niet in de Nederlandsche taal kan overbrengen. Het woord genre beteekent soort, dus het Genre is een soort van schilderijen maar... men zal bekennen dat de uitdrukking zeer onbepaald is! Wat verstaat men in de schilderkunst door genre? Ik geloof dat men daarmeé voornamentlijk bedoelt ‘schetsen uit het dagelijksche leven’. Genretafereelen zijn als het ware wat de novellen in de letterkunde zijn. - Maar eene juist passende uitdrukking voor Genre ken ik toch in 't Nederlandsch niet. Er zijn in de Antwerpsche Expositie tal van merkwaardige genrestukken. Hoe gemoedelijk schetst ons de heer H. Bource (Antwerpen) het leven der Scheveningsche visschers! Wij zijn er als geheel in verplaatst; wij staren met die brave lieden ook op | |
[pagina 456]
| |
den horizon, om te zien of er nog geen scheepje opdaagt, dat de blijde terugkomst van den man, den vader of den broeder aankondigt. Een oogenblik later brengt ons de heer Bource op een intiem plekje in het familieleven der visschers. Behouden ligt het schip aan den oever, rijk beladen met visch. Le uitdrukking zijner figuren is zoo juist getroffen, dat men moet deelen in het geluk van dien man, die zijne vrouw en zijn oude moeder terug ziet en zijn kindje met zoo veel liefde op den arm draagt. Wij deelen ja ook in het geluk van die twee verloofden, die zoo hartelijk bij de terugkomst elkander ontmoeten, en wij hebben een weinig medelijden met het meisje dat wat jaloersch naar het gelukkige paar omziet. Beide tafereelen, vooral de Terugkomst is diep gevoeld, schoon van teekening en kleur. Juist is de woelende zee teruggegeven en natuurlijk tintelt de zon door de fijn bewolkte lucht. In één woord de heer Bource is niet slechts een talentvol schilder, hij is tevens dichter; hij is een Conscience met zijn palet. De heer Smith-Hald van Parijs, brengt ons aan de kunsten van Noorwegen. Het is winter. Eenzaam staat de moeder met haar kindje op den arm, aan den besneeuwden oever, te turen op de menigvuldige visschersbooten die terug komen. Meesterlijk is het water geschilderd. Er is eene onbeperkte diepte in dit schilderstuk dat verder harmonisch van toon is. De heer Struys wekt bij den toeschouwer het medelijden op. Eene arme vrouw welke, onder hare kap verscholen, het geld telt om te zien of het toereikend is tot het koopen van een stukje vleesch, voor haar en haar kind, een stukje van die massa vleesch, dat daar in den slachterswinkel ten toon hangt en hare hongerige maag pijnlijk aandoet. Ziedaar een aandoenlijk tafereel. Moeder en kind drukken zeer treffend de grievendste armoede uit. De heer Struys is schilder, dichter en denker. De Tentoonstelling brengt ons in àlle toestanden des levens en herinnert ons nu eens aan Beets dan eens aan Dickens. Zie, daar brengt ons de heer David Col van Antwerpen, in eene recht vrolijke stemming, onder het gezang der kanarie- | |
[pagina 457]
| |
vogelen. Hoe goed luisteren die deftige liefhebbers! hoe juist is de uitdrukking bij elk der aanwezigen! Ondanks die menigvuldige blauwe vogelkooitjes, waarmede de wand bedekt is, heeft de heer Col eene prijsbare stilte en harmonie van kleuren en lijnen in zijn tafereel weten te bewaren. Ook zijn stadgenoot de heer G. Portielje, wekt de lachspieren op, met Daags na den veldslag. Vol natuur en waarheid, die dommelende en geeuwende drinkebroêrs! Keurig is de teekening en krachtig de kleur. - Met lof moet ik melding maken van de schilderij des heeren E.J. Boks van Antwerpen: De verklikkende bloemruiker, geestig opgevat en naar waarheid geschetst. - Ook De Bruiloft, van den heer Herbo (Brussel), verdient in dit opzicht geprezen te worden. De eerste verdenking, van denzelfden artist, doet veel genoegen. Nu zullen wij spreken van sommige schilders, welke ons van die kleine, gemoedelijke schetsjes uit het leven voor oogen brengen, zooals onze gevierde novellist Cremer die uit zijne pen laat vloeien. De heer Heyermans (Antwerpen) brengt ons in den huiselijken kring bij een ouden soldaat, die zijne lotgevallen bij Waterloo vertelt. Treffend is de uitdrukking van nieuwsgierigheid, waarmêe de huisgenoten naar de vertelling luisteren. De heer Emiel Claus verplaatst ons, op een warmen zomerdag, te midden der Vlaamsche graanvelden en laat er een troepje scholieren, jongens en meisjes, al spelende naar de dorpsschool gaan. Die figuurtjes zijn uitmuntend van teekening. 't Is een schoon tafereeltje. Nu ik van den heer Claus spreek, die onlangs in den Kunstbode het bewijs gegeven heeft dat hij ook met de pen de indrukken der natuur weet terug te gevenGa naar voetnoot(1), wil ik hierbij melding maken van zijn | |
[pagina 458]
| |
tafereel: Marokaansche Muziekanten. Alhoewel wij over die verre streken niet persoonlijk kunnen oordeelen, toch kan men zeer goed zien dat die zonderlinge typen met ernst naar de natuur geschilderd zijn. Met een prachtig coloriet brengt ons de heer Cap (Antwerpen) in het atelier van een' schilder (M. Cap zelf) op het oogenblik dat deze bezig is er voor zijne kinderen eene vertooning van 't Jan-Klaassen-spel te geven. Het contrast van den indruk bij de kinderen is zeer gelukkig. De angst van het kleine kindje, alsook de inspanning waarmede de andere kinderen op Jan-Klaas turen, alles is zoo natuurlijk als 't zijn kan. Een prettig genrestukje dat alleszins de eervolle onder-onderscheiding verdient, die daaraan is te beurt gevallen, daar Z.M. de Koning de schilderij van den heer Cap heeft aangekocht. De talentvolle nederlandsche genreschilder Verveer van 's Hage geeft ons een geheel anderen indruk. Hij laat ons zien dat het in 't leven der Hollandsche visschers niet altijd ‘couleur de rose’ is. Die twee twistende vrouwen aan het strand zijn zeer gelukkig getypeerd en het bange gelaat van den ouden man is daarmêe in goed contrast. Verveer's schildering is zooals gewoonlijk schoon van kleur. Weer een gansch ander tafereel uit het dagelijksche leven geeft ons de heer Alf. De Bergh van Antwerpen. Het onderwerp is niet zeer nieuw: ‘een jong landmeisje dat naar de stad vertrekt’; maar 't is goed bewerkt, zoowel wat de teekening als wat de samenstelling betreft. Diep gevoeld en met talent geschilderd, is het herstellende meisje van den heer Oehmichen van Dusseldorf. Vergeten wij niet melding te maken van den heer Bles van 's Hage. Zijn tafereel getiteld Frankrijk overwonnen door Holland, is eene geestige koffijhuis-scène. - Even goed is de schilderij van den heer Bisschop van Rotterdam: Och, hoe sprekend! Intieme oogenblikken in het huiselijk leven geven ons de heeren Farasyn, Verhas en Neuhuys. - Niets voor Coco van den eerste is goed van teekening, maar de omtrekken zijn wel | |
[pagina 459]
| |
wat scherp. De gedwongen houding van het kinderfiguurtje scheen ons ook wat overdreven. - Oneindig beter beviel ons de Ontroostbare van Verhas. Even uitmuntend van teekening als van uitdrukking. Hoe ongelukkig is het kleine kindje en hoe zacht moederlijk kijkt het meisje dat het kind op de armen draagt. Verhas is een meester in dit vak. - Le repas de Bébé van Neuhuys is harmonisch schoon van kleur en doet aan Israëls denken. Een woord van welverdienden lof aan de twee schilderijen van den heer Stobbaerts van Antwerpen. Kloek en gezond realism! - Stobbaerts is vooral een knap colorist. De landelijke tafereelen der heeren Woutermaertens van Kortrijk, Mali van Munchen, en Ceramano van Barbizon, hebben ons veel genoegen gedaan. - De reeds zoo gunstig bekende Melkboerin van den heer Jan Van Beers vindt hier zooveel succès als in Parijs. Het is eene flinke schildering die even flink geteekend is. Hierdoor wordt eens te meer bewezen dat de jonge Van Beers alle genres talentvol weet te behandelen. Het spijt mij dat de plaats ontbreekt om hier nog meer andere verdienstelijke genre-schilders te bespreken. Ik kan echter niet nalaten nog even melding te maken van de heeren: Gilbert (Parijs): De koopvrouw in wild; - Braeckeleer (Antwerpen): Binnengezicht eener smis; - Verhaert (id.): De kopergieter; - Gonzalès (Parijs): De Impressario; - Tyck (Antwerpen): De geleerde; - Albr. Dillens (Brussel): Eene oude smis te Etterbeek; - en ten slotte: Gussow, Gerard, Plattner, Dauge en Plumot.
(Wordt vervolgd.) Moderatus. |
|