De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 9
(1879)– [tijdschrift] Vlaamsche Kunstbode, De– Auteursrechtvrij
[pagina 337]
| |
Naar Afrika.
| |
[pagina 338]
| |
Kortom, onze kleine redekaveling maakte zóóveel effekt, het vaderlijk gevoel had op dat oogenblik zóó goed het besef van zijn douaniersplichtje verdrongen, dat de chef onze koffers gesloten liet. De kleine stad Tarifa heeft, als bouwtrant, nog geheel het arabiersch karakter. Een korte door wijngaarden overschawduwde boulevard, met allerlei beelden versierd. Door groen en bloemen heen ontwaart ge in 't verschiet, de prachtige Middellandsche Zee. 'k Heb langs de kust eene kleine wandeling gedaan, en het overheerlijke, dat ik langs die rotsen heb genoten, kan mijne pen onmogelijk beschrijven: een rotsblok van zoowat honderd meters misschien strekt zich hobbelig van af de kusten tot in zee; het water heeft die rots doormijnd, en bij wijlen door de kloven heen, die zich in ijzerharde massa afteekenen, spat met geweld het water als een fontein in de hoogte. Wat een verrukkelijk effekt, telkens er zoo, als diamanten en peerlen, een regen op de rotsen neèrstortte, op die donkerbruine rotsen, waar links en rechts enkele vlekken, als groen fluweel, in duizendvoudigen kleurenglans dooreen tintelden! | |
XXIV.Sevilla, 15 April, 1879.
Wij hebben Tarifa verlaten in een pestkoets. Brrr! nogmaals dat verwenscht ‘gewaggel en geschok!’ Wij troostten ons echter met de gedachte dat het ons laatste postkoetstochtje was: de rest onzer terugreis naar Antwerpen zouden we teenemaal per spoor kunnen afleggen. Ondanks zijne nijdige spaansche koetsier svloeken: caray! caramba! caray! tot zijne muilezels, afgewisseld met: arrré! arrré! anda! burrika!... toch wist onze postiljon gedurig tusschen vloeken en schreeuwen koepletten te zingen, als gorgelde hij zoo om zijne keel te verfrisschen. Het schijnt dat die lui meerendeels zelf hunne liedjes improviseeren, waarvan sommige zeker niet zonder poëzie zijn. Zoo werd door Theophile Gauthier ergens het volgende stroofje aangehaald, dat hij in Andalousië uit den volksmond opgenomen heeft: | |
[pagina 339]
| |
Son tus labios dos cortinas
De terciopelo carmesi,
Entre cortina y cortina
Niña dime, que si.
en welk hij volgenderwijze in 't fransch vertaalt: Tes lèvres sont deux rideaux
De velours cramoisi,
Entre rideau et rideau
Petite, dis moi oui.
***
Sevilla, met zijne zuivere straten, zijne breede openbare plaatsen, zijne voorgevels en aangename klare tinten, zijne talrijke balkons, proppensvol gegroeid van allerlei bloemen en slingerplanten, die soms een deel der vensterramen bedekken. Al die huizen hebben een patio of open voorpleintje. In 't midden eene fontein; daar omheen gewoonlijk kleine kolommen met bogen in arabierschen stijl. Die patio is van de straat afgescheiden door een ijzeren traliewerk, dat soms zoo fijn als kant is uitgewerkt. Merkwaardig is de plaats del Triumfo. Dààr vindt ge de twee prachtigste monumenten van Sevilla: den Alcazar en de Hoofdkerk. Voeg daar nog dadelijk bij de Giralda. Al wat rijkdom kan verzamelen aan bouwkunst, beeldhouwkunst, schilderkunst is wel voor een monument als de Hoofdkerk van Sevilla gebruikt geweest. Een der meesterstukken van Murillo kan men in die kerk bewonderen. De 37 kapellen, met hunne kostbare schilderijen en beeldhouwwerken, verdienen bezonderlijk de aandacht. De Giralda, die zoo beroemde toren, is een hooge vierkanten blok, als een minaret der Moskée. De Giralda heeft maar alleenlijk mijne aandacht getrokken om de keurige sieraadschildering die zich nog flauwkens op de muren afteekent. Maar de Alcazar! Wat een droom van Arabiersche versiering! Kolossale poorten, groote plaatsen van marmer, meesterlijk bewerkt, met allerlei sieraden; hovingen met prachtige marmeren kommen, waar tien eeuwen geleden de vrouwen der | |
[pagina 340]
| |
sultans zich in baadden, omringd van rozen, oranjebloemen en cypressen! Oh ja, het spaansch spreekwoerd zegt het wèl: Quien no ha visto Sevilla, no ha visto Maravilla.
***
Wij hebbben dus ook de beroemde Processie van Sevilla bijgewoond... Ik kan niet zeggen dat het juist de processie is, die het meest indruk op mij heeft gemaakt. Ik vond deze niet zoo buitengewoon en hare befaamdheid wel een beetje overdreven. Maar, wilt gij, als vreemdeling, de even beroemde Andalousche vrouwentypen leeren kennen, volg dan die Processie. 't Is een echte tentoonstelling van vrouwen: langs henen de huizen, op openbare plaatsen, in de ontelbare balkons, overal. Alles is proppensvol van moeders met dochters. Onder 't rooken eener cigaar volgen de heeren het muziekkorps dat de processie sluit; zij maken binnensmonds de eene of andere opmerking op de vele, vele schoonen, die u met hunne donkere oogen zoo flink in de oogen kijken. Drie maanden lang hadden wij de vrouw bijna niet anders gezien dan weggedoken in eene massa dekens; ik hoef u niet te zeggen, Vriend, hoezeer wij getroffen waren door al die bekoorlijke Eva's-dochters! Haar losse fiere gang, het schikken harer kleederdracht, b.v. dit verleidelijk mantieljeken waarin zij zich zoowat verborgen ‘schijnen’ te houden, hare ‘coiffure dans un beau désordre,’ zooals de franschman 't noemen zou, en dan de roos die daarin zoo lief te zwieren hangt, die mooie waaier, welke zij zoo bevallig open en toe slaan, dat hij 't effekt maakt van een gouden vlinder, die rond eene bloem fladdert... Och vriend, 't is meer dan genoeg om een jongen enthousiast het hoofd op hol te brengen!
***
Wie Sevilla bezoekt mag niet nalaten eens een kijkje in eene tabaksfabriek te wagen. - 6200 vrouwen, oude en jonge, ziet ge daar vlijtig cigaren en cigoretten maken. In die verschillige fabriekzalen, met groote bogen, staan ontelbare tafels, waar aan elke zoowat een tiental vrouwen zitten. Als | |
[pagina 341]
| |
groepeering maakt dat een tafereel uit, dat wel een genre schilder inspireeren zou. Wat ge verder daar al vindt, in zoo'n fabriek, dat is vrij zonderling: potten, pannen, groote uit strooigevlochten korven, een heel keukengerief! dat alles ligt daar rond eene tafel opeen gedrongen; somtijds ook eene wieg, waarin een blootgewoelde zuigeling aan 't spartelen ligt... Curieus! Fabriekmeisjes, die wezentlijk den naam dragen van Carmen, en waarvan sommige, volgens 't uitzicht te oordeelen, wellicht meer dan één karakteristiek trekje gemeens hebben met de beruchte Carmen uit Bizet's lieve opera. Die meisjes zitten daar in hun rood of geel kostuum, de haren wild dooreen gefronsd, waarin altoos eene roos prijkt. Onder haren schalken blik, en nu en dan half schaterlachend, laten zij de vlugge vingeren over het tabaksblad glijden, et voilà! op één oogwenk is de cigaar gemaakt. Die meisjesrepubliek is daarbij zeer streng in orde gehouden; men kan gerust en kalm - als men geen Don José is? - tusschen al die fonkelende oogjes heen wandelen. Het Museum van Sevilla bevat bijzonder prachtige stukken o.a. eene gansche zaal van Murillo! Ook eenige meesterwerken van Zurbaran. Doch, ik wacht liever tot ik met mijn reisverhaal in Madrid kom, om u alsdan over de Spaansche schilderschool te spreken. Voor we 's anderendaags naar Grenade vertrokken, hebben wij eenen Volksdans willen bijwonen. Dien populairen dans noemt men baile flamenco. Hij heeft veel overeenkomst met dien der arabische vrouwen uit Laghouat. Minder stil, merkelijk meer beweging. - In een drinkhuis, op een soort van estrade zitten in een halven cirkel geschaard acht vrouwen en twee mannen. Eenige tonen der guitarre weerklinken, en eene der acht vrouwen richt zich met eene zekere fierheid op, en begint te trappelen, daarbij met armen en handen te werken, als moest ze tegen geesten worstelen. De overige ‘dames executanten’ van 't tooneel begeleiden dat gebaardenspel, door gezang en handgeklap... Op eens wordt alles stil en de danseres begint met veel smaak den eigentlijken dans! Een | |
[pagina 342]
| |
niet onaardige verleidelijke dans! Na een korte pooze wordt er op nieuw gezongen en in de handen geklapt... Dàn wordt het bij de danseres wildheid en losheid van vreugde, hare bewegingen worden zoo gezwind en fantastisch, onder dit oorverdoovend gejuich der aanwezigen, dat het niet om zeggen is.
***
Tijdens de feesten in Sevilla had er een Stierengevecht plaats. Nog iets eigenaardig Spaansch. Natuurlijk zouden wij dat gaan zien, ten minste si el tiempo lo permite; maar.. het weder liet het niet toe. Verbeeld u, vriend, dat die altijd blauwe lucht, waar nooit een donker wolkje zich aan 't firmament vertoont, - nu eens bij uitzondering, fel betrokken was! Geheel buiten den regel was het slecht weer en - het stierengevecht was uitgesteld... Wij moesten wachten. | |
XXV.Grenade, 15 April.
Wij zijn uit Sevilla gestoomd langs henen den Guadalquivir, die door prachtige bloemenrijke weiden heenstroomt, ‘(dwars door een bloementapeet’ zouden de poëten zeggen; - ‘slecht gras!’ zegt bij ons de boer, ‘er wast teveel onkruid tusschen.’) - Ik sluit mijne paranthesis en zal u zeggen, vriend, dat wij op 16 Maart in Grenada aankwamen, de stad waar we den Alhambra, dit wereldberoemd Moorsch paleis, zouden kunnen doorloopen en bewonderen. Grenada bevalt mij in meer dan één opzicht beter dan Sevilla. De straten der laatstgenoemde stad zijn wat al te regelmatig. Hier in Grenada is de stad tusschen bergen ingesloten en teenemaal langs bergen opgebouwd. Dat geeft aan die straatjes, met balkons vol bloemen, iets meer schilderachtigs. De Alhambra dat beroemd paleis, welk zich daar, boven op eenen heuvel, zoo majestatisch op de heldere lucht (want voor 't oogenblik, God lof! is de lucht helder) afteekent; verder ontzaglijke bergen wier toppunten met sneeuw zijn bedekt, terwijl het beneden in de stad echt zomerweèr is. | |
[pagina 343]
| |
Onnoodig u te zeggen, vriend, dat wij boven op den heuvel meermaals den Alhambra - die lievelingsplaats van wijlen Regnault - hebben bezocht. U beschrijven wat er in die torens en in die verschillige zalen zooal bemerkenswaardigs is, dat zal ik niet wagen. Veel, zeer veel indruk heeft het op mij gemaakt. Sommige plaatsen nogtans, die ik reeds lang door photographie kende, hebben mij hier illusiën ontnomen. Zoo onder andere de Leeuwenplaats; deze scheen mij hier maar drommels klein!... Maar dàt is nevenzaak. Bij herhaalde omwandeling in den Alhambra is het algemeen effekt betooverend schoon. Vooral bij helderen zonneschijn dan is het een echt paleis der Duizend en éénen nacht. In al die talrijke zalen speelt de zon, soms met wisselenden kleurenglans, op dit kantwerk van versiering, en toovert effekten zóó verrukkelijk schoon, dat ge als aan den grond genageld, daar op een enkel hoekje uren lang zoudt blijven staren. Of er stof is voor een schilder! En of er gebruik wordt van gemaakt!... Zoodra men zich aan 't teekenen zet, komt een der guides en leidt u tot al de plaatsen waar Fortuny en Regnault dit en dat hebben gemaakt. Het schijnt dat Fortuny vier jaren lang dat prachtig monument heeft bestudeerd. Het dichtbewassen bosch dat zich rond die reuzensterkte uitstrekt, levert door zijn klimmen en dalen zeer schoone liggingen op. Ook de boorden der rivier Genil vormen eene zeer aangename wandeling. Eenige dagen zijn wij in Grenada gebleven. - Terwijl ik een zekeren morgen naarstig in een van die stijgende straatjes voor mijnen schilderezel zat, klopte mij onverwachts iemand op den schouder: een jonge kanfrater Senor Juan del Valle, bracht mij bij zijnen meester in een groot en flink gestoffeerd atelier. Senor Juan de Guzman stond juist gereed om een wandeling te doen. Mannelijk schoon stond hem het spaansch kostuum: die almaviva met donker rood gevoejerd, die grijze hoed met breede randen. Deze laatste teekende zich op zijn gitzwart haar heerlijk af. Guzman is een krachtige jonge zwarte type. | |
[pagina 344]
| |
Hij sprak geen woord fransch en uw dienaar bitter weinig spaansch! Maar toch, het ging nog al; daarbij zijne eerste woorden stelden mij reeds bij mijne voorstelling volkomen met hem op mijn gemak: - ‘Usted pintor, jo pintor, dos amigos,’ dat was alles voor 't moment, en meer dan genoeg. Wat is mij de tijd in 't gezelschap van dien jongen meester aangenaam voorbij gesneld... Ha ja, ik moet u verder een grapje vertellen dat wij te zamen hebben bijgewoond. Op een der schilderachtigste plaatsen der stad zat ik, met mijnen nieuwen vriend señor Guzman, eene studie aan 't maken, en wel in een heerlijk stadstuintje dat uitzicht gaf op de bergholten waarin de Gitanen of bergbewoners huisvesten. Net gelijk in Valencië, een heele troep kijkers en kijksters om ons heen. Bij al die Dolorès, Carmen's, Joséfa's Encarnacion's, Concepcion's, Ascension's heerschte er echter veel eerbied voor den schilder. Mijne liefste wandeling was wel dit kwartier der Gitanen. 't Is volgens mij, als woningen en als type van volk, het zonderlingste wat Grenada bezit. Terwijl wij daar zoo in de brandende zon zaten te schilderen kwam er op eens zoo 'n heel dozijn naakte kleine kinderen, spiernaakt - net zooals moeder natuurze eens ‘de wereld in’ zond - om ons heen in 't zand spelen. Die spartelende mollige armpjes en beentjes vormden waarlijk een lief groepje! Misschien bij den eersten oogslag een beetje al te eentonig; doch als men lang die kleine kinderzwerm, welke zich daar met echten kinderlust in 't grijsachtige stofzand wentelde, door malkaar rollen en bollen zag, zoo was dit een tafereeltje, uitstekend van fijnheid in zijn tinten en lijnen... Onder 't smoren eener cigarette lieten wij onze studie ter plaats, om eens een toertje tusschen die spelonken der Gitanen te doen, die altijd een hoekje belangrijks opleveren. Hier is het een schoone Gitane - ofschoon wel wat slordig - die, onder 't zingen van een Andalouzenlied, het waschgoed slaat en open hangt, dààr eene andere wier coiffuur in de opene lucht door hare vriendin wordt opgeschikt; verder de maaltijd van eenen muilezeldrijver die in 't lommer zijn broodje knauwt, meest in gezelschap van zijne dochter. Voor achtergrond ziet ge muil- | |
[pagina 345]
| |
ezels, moedeloos het hoofd bijeen gestoken... Zóó is er op elken stap iets eigenaardigs, vooral voor eenen schilder. Bij onze terugkomst op de plaats onzer studiën, hebben we eens hartelijk gelachen met onze kindergroep. - Men vertelt van den Vlaamschen schilder en dichter Karel Van Mander, (XVIde eeuw), dat hij nog kind zijnde aan een zijner kameraadjes, die van zijn Meeken wat veel ‘kletsen’ kreeg (en wel op zeker lichaamsdeel, dat destijds gewoonlijk voor de kletsen bestemd scheen,) een zonderling uitgevonden dienst bewees. Hij schilderde namelijk den jongen op dat interessant lichaamsdeel een verschrikkelijk monster!... En toen het vergramde Meêken den kleinen bengel weer eens de broek had afgestroopt om te ‘repeteeren’ was zij (zoo luidt de legende) in onmacht gevallen. De kleine is in 't vervolg voor altijd van de kletsen bevrijd geweest. Welnu, vriend Gust, 'k heb hier menigen ‘Karel Van Mander’ ontmoet. In ons afwezen hadden die naakte bengeltjes, met de vingers in de kleuren van ons palet geboterd, en zoo op hunne rozige, dikke buikskens, etc., allerlei onbegrijpelijke schetsen gemaakt!! Toen ze ons zagen afkomen verdwenen ze vlug gelijk konijntjes uit de Duinen, die hunne holten invluchten. Alleen hoorden wij uit die donkere woningen een helsch gekijf, - 't gekijf van de moeders opstijgen. | |
XVI.Madrid 8 Mei.
Den 8den hebben we dat bekoorlijke Grenada verlaten; onze kunstvriend Simoni was nog altoos in Tlemçen. - Al wat wij voorbijsnelden: bosschen met olijfboomen, heuvelen met arme huttekens, soms weelde naast armoê, maar dat alles in eene zee van bloemen, dat was allerboeiendst. Dien zelfde dag kwamen we in Cordova. De hoofdstad van het oud Moorsch Keizerrijk. Alles wat ge daar ontmoet, zijn wèl gedenkstukken van het groote tijdstip der Araben. In al die straatjes is het doodstil. Het grootste gebouw van Cordova is de Moskée. Verbeeld u eene zaal van 27 meters lengte op | |
[pagina 346]
| |
137 breedte: een bosch van kolommen tot aan de bogen welke de gewelven ondersteunen. Dat treft u bij 't binnenkomen: al die kolommen zijn in kostbaar marmer, jaspis en porfier. Allen zijn gelijk, maar zij zijn met zóóveel zorg gebeeldhouwd, dat geen twee kapiteelen als beeldhouwwerk aan elkaar gelijken. Ongelukkiglijk heeft men te midden der Moskée eene hoofdkerk gebouwd, die zeker wel prachtig is, maar veel beter op eene der openbare plaatsen der stad passen zou. Het koor der hoofdkerk is meestertijk gebeeldhouwd en eene zonnestraal die op dien blauwachtige eik en op die reuzenboeken speelt geeft daaraan veel dichterlijks. De frescoschilderingen zijn van Cesar Arban Carbasia, in den trant der school van Leonardi de Vinci, en verbeelden de martelaren van Cordova. Zeer breed en kunstvol. Van Cordova tot Madrid is de landstreek weinig belangwekkend. | |
Madrid, 15 Mei.Voor ik u van Madrid spreek, wil ik u ons uitstapje naar Toledo vertellen. Zoodra men aan de brug van Alcantera komt is het uitzicht van Toledo waarlijk majestueus. De Tage, die beneden langs de op rotsen gebouwde versterklngen stroomt, die moorsche torens, die zwartachtige hooge muren, enfin die eeuwenoude blok huizen en paleizen, die gansche aanblik wekt bij den vreemdeling een diepen indruk op. Wanneer ge langs die versterkingen van gothieken, romeinschen en arabischen stijl wandelt, ziet ge zuidwaarts in de vlakte nog de puinen van een Romeinschen Circus. Dààr was het in vroegere tijden stad, thans zijn het daar velden. Een groep van 4,000 schapen wemelde langs de schoone boorden van den Tage. En zeggen dat één ‘Grand d'Espagne’ zoo'n veertig kudden zuid en noord loopen heeft! De gothieke Hoofdkerk is een der bezonderste monumenten van Spanje. Tooverachtig is het effekt van de 750 vensters in geschilderd glas, die op alle kanten duizende tinten weerkaatsen. Een prachtige plafondschildering in de Sacristij mag men niet nalaten te gaan bewonderen. 't Is het werk van Giordano, geboren te Napels. | |
[pagina 347]
| |
Het Klooster San Juan de los Reyes met zijne half tot puinen vervallen gaanderijen en zijne kostbare pilaren, is zeker wel het rijkste model van de zuivere gothieke kunst. Die speling van het zonnelicht tusschen wijngaarden en olijfboomen, langsheen die gaanderijen, was overheerlijk. Daarnevens zijn wij eens eventjes bovengeloopen in het Museum. Wat er alleen mijne aandacht heeft gaande gemaakt, is een tafereel van Ribera verbeeldende de Heilige Familie. Het kindje Jezus, fijn rozig van kleur, zoo natuurlijk mogelijk, rust op de schoot zijner moeder. De sterk zwarte tint, die Ribera gewoonlijk in zijne schaduwen gebruikte, is hier minder zwaar, en houding en schildering is volle natuur. Waarom wordt zulk tafereel zonder lijst aan een gekalkten muur vastgenageld?... Boven de poort van eene ouderwetsche afspanning zag ik het borstbeeld van Cervantes: ‘Un gran genio, Señor!’ riep een voorbijganger mij toe. Inderdaad, dààr heeft de diepe denker gewoond. En met belangstelling heb ik den ‘patio’ waar de schrijver van Don Quichotte zijne uren sleet, eens nauwkeurig en als met godsdienstigen eerbied in oogenschouw genomen. *** Wij zijn langs Aranguez, het koninklijk Buitengoed - maar weinig bezonders, - terug in Madrid gekomen. Ik acht het volkomen overbodig u het uitzicht van Spanjes hoofdstad te beschrijven, met hare lange breede straten en gebouwen, net als men er in onze bekende noordersteden vindt. Wat ik natuurlijk het eerst ben gaan bezoeken, dat is het buitengewoon rijk Museum van Schilderijen... Schoon, wonderschoon! Velasquez alléén heeft daar niet minder dan 60 tafereelen. Wat al meesterstukken hij daar hangen heeft kan ik niet opnoemen. Toch, Vriend August, wil ik u een staaltje geven van 't geen ik lang aandachtiglijk heb bestudeerd. Van Velasquez bezonderlijk moet ik noemen: Balthasar Carlos. Die kleine bengel te paard is overheerlijk geschilderd. Het delicate van het vleesch in het kinderkopken, dan dat rijk koninklijk kostuum, die houding, dat alles vormt een kunstjuweeltje dat wereldbewondering verdient. | |
[pagina 348]
| |
Het portret van Esopus. Dona Mariana de Austria, (hoe is het mogelijk zoo een lief kindje in een kleeding als een ballon te steken!) Los Borrachos. Die jonge Bachus en zijn drinkebroêrs leven op het doek. Echt bachanaal zonder walgelijk te zijn. Groepeering en costumeering alles vol distinctie, alles even meesterlijk! Los Hilanderas. (De Spinsters.) Christus aan het Kruis. Wat aandoenlijk tafereel! En dan zou men nog zeggen dat Velasquez weinig gevoel heeft. Bezie dan dien Christus! Met meer diepte van gevoel kan men dit godsdienstig onderwerp wel niet afschetsen. Overal bij Velasquez veel uitdrukking en waarheid; men ademt in zijne tafereelen. In zijne portretten straalt u het leven in zijn volle frischheid tegen. - ‘'t Is een klepper, die Valasquez!’ gelijk men te Antwerpen zegt. Ook Ribera is in dit Museüm rijk vertgenwoordigd, en wel met 57 tafereelen, onder anderen: San Bartolomé. La Santisima Trinidad. - Wat vastheid van toets als van teekening. El martirio de San Bartolomé. - Dààr is Ribera in zijn element. Ook in zijn Prometeo is het brutale van de worsteling wonderschoon. Prometeo is tweemaal natuurgrootte. Verder, Murillo, met 44 schilderijen: Zijne Hemelvaart, heeft veel verhevene zoete uitdrukking. Om eene andere manier van Murillo te leeren kennen, bewonderde ik Sacra familia, een treffend huîselijk tafereel. Daar is zoo iets Ribera in. Titiaan, met 42 tafereelen: Die groote meester wist het naakte der Venus onbegrijpeschoon weer te geven. Als kontrast heeft men op een zijntafereel Prometheus door eenen arend verscheurd. Ruw en wild, flink gehorsteld! Zijne Salomé is in dit kostuum een perel: de uitdrukking is echter misschien niet gansch die van eene Salomé. | |
[pagina 349]
| |
De Santa Margarita, met groen kleed, en bloote armen en beenen, vertoont zich op een donker landschap. Allerprachtigst! Sommige oude meesters maakten nog al dikwijls hunne bergen, zeeën en luchten drommels zwart, en zóó komt het dikwijls voor, alsof het figuur op eene sombere plaats geplakt is. De Graflegging is een nog al geheimzinnig tafereel dat veel indruk maakt. Ofrenda à la diosa de los amores. Wat aaneenschakeling van beentjes en armpjes! Een wezentlijke tour de force, die fijn gelukt is. Tintoretto, met 33 tafereelen van een buitengewoon sterk koloriet. Véronèse, met 21. Pracht van kostumen, heerlijke kleur, grootsche groepeering, juiste uitdrukking. Jesus tusschen de Doctoren. Buitengewoon rijk ‘als mise en scène.’ Aan het hevig geel rood en groen geeft hij eene warme stille tint, die overheerlijk harmonieert! Giordano met 67. De alegoria de la Paz. Dit tafereel verbeeldt Rubens in zijn werkhuis, met allegoriën om hem heen. De vrouwen hebben wél de tijpe der vlaamsche vrouwen van Rubens. Poussin met 20 tafereelen. Onze Vlaamsche meesters hebben daar eene rijke collectie meesterwerken: De groote Rubens niet minder dan 65 schilderijen, Nogtans vind ik in dit groot getal er gééne die met de ònze uit Antwerpen kunnen kampen. 't Is hier eene prachtige gelegenheid om die twee reuzen der schilderkunst: Titiaen en Rubens te bestudeeren voor hunne naaktheden. La Bacanal van den eerstgenoemde heeft eene onbeschrijflijke fijnheid van tinten. In Andromeda y Perseo van Rubens is alles met plannen in breede tonen bijeen gesmeerd. Een der merkwaardigste tafereelen uit het Museum heet De Ninfas sorprendidas por los satiros. Die wulpschheid en | |
[pagina 350]
| |
vlugheid in de saters bij die groep naakte vrouwen, is meesterlijk getroffen. In het Madridsch Museum heb ik ook een wonderschoon landschap van onzen Rubens aangetroffen: eene ondergaande zon in een bosch. Vol dichterlijke bezieling en majestueus van aanblik. Zijn El Jardin de Amor schijnt mij minder dan de voorgenoemde. Van Dyck, met 21 schilderijen. Een schoon portret der gravin de Oxford, alsook dit van Hendrik Liberti, organist van Antwerpen. Dit jong gelaat in volle licht is sprekend. Jordaens, met 8. Los despororios de Santa Catalina de Alejandria is een schitterend vlaamsch koloriet. El juicio de Salomon. De koning en de moeder, twee prachtige figuren. Buitengewoon merkwaardige tafereelen van dezen meester bezit het Museum der Spaansche hoofdstad. Teniers, met 52. De rookers. Die vier boerkens aan 't praten, onder 't smoren van een smakelijk pijpken. Dit binnenhuisje getuigt een waar gelukkig leven. Le roi boit, - Fiesta campestre, - Operacion quirurgica, en bijzonderlijk de Fiesta y comida de Aldeanos is het prachtigste wat ik tot heden van Teniers gezien heb. Een ferme schildering, verrassend van natuurwaarheid. Dan hebt ge nog Wapenen, een groot tafereel. De voorwerpen zijn natuurgrootte en het flikkerend metaal is puik gepenseeld. Breugel. 53. Dààr heb ik hem leeren kennen, onzen Breugel! Los cuatros elementos, - La vista, - El oido, - El olfato, - El gusto, - El tacto, enz. enz. zijn wonderlijke schilderijen. Bloemen, wapenen, insekten, chinoiserie, juweelen, zijn als fijne juistheid in de uitvoering waarlijk verbazend. Verschillige stukken van Adriaen Brauwer, La conversacion. Wat Brauwer ons daar in het diepe van die woning laat zien, is zoo delicaat gepenseeld als geestig opgevat: die twee ouwkens welke tusschen potten en pannen, de boerinnekens bij de kin vatten, zijn waarlijk schalk vertolkt. | |
[pagina 351]
| |
Devos. Caceria de Ciervos, en ciervo acosado por la jauria. Die honden zijn wel degelijk in al hunne woede. 't Is of hun blaffen en huilen u in de ooren klonk. Een meesterlijk portret van Albert Dürer, insgelijks een van Holbein hetwelk waarlijk sprekend is. Raphael, Michel-Angelo Leonardi de Vinci, enfin schier la wat men kan uitdenken, wat de oude meesters betreft, is dààr ten toongesteld. Hier verder opnoemen, wat mijne aandacht trof, dat mag ik niet: het zou wel driemaal mijn bestek in den Kunstbode innemen. *** Dààrom zal ik u thans een woordje schrijven over het bekende Spaansche Stierengevecht. Wij hebben er hier toch een willen bijwonen; maar ik hoop wel geen tweede maal ooggetuige te zullen wezen van een zoo terugstootend als gruwzaam tooneel. Ofschoon ge zeker reeds meer dans één flink beschreven stierengevecht hebt gelezen, toch wil ik u mededeelen, Vriend August, wat ik daarvan - veelal vol verontwaardiging - heb gezien. De Cirk was proppensvol en het binnenkomen der Banderilleros, Picadores en TorerosGa naar voetnoot(1), blinkend van zilver en goud, was als een scéne uit de Middeleeuwen. Op het teeken der klaroen kwamen de ruiters, rijk uitgedoscht, met een veertigtal mannen de renbaan binnen en groetten zijne Hoogheid prins Rodolphe van Oostenrijk. Na die ceremonie bleven er alleen twee ruiters (picadores) en eenige banderilleros in het strijdperk; de moorddadige strijd ging beginnen. Een zware deur werd geopend en een sterk gespierde stier sprong vol verbazing uit zijn hok... Op dat oogenblik maakte het publiek zoo 'n helsch lawijd van geschreeuw en gefluit, dat het dier iets zocht om zijne woede op uit te werken. Banderilleros loopen hem te gemoet, en zwaaien gedurig naar zijne oogen hunne breede geele mantels. Met een verbazende snelheid werpt den stier zich naar die kleur, vervolgt bijwijlen den man, die echter vlug als eene kat, zich over 't houten schutsel | |
[pagina 352]
| |
heen zwingt. Die tergerij duurt zoo eenige minuten, de houding, het blazen en het schrabben op den grond, getuigt bij den stier eene opkomende razernij. Hij loopt als verwilderd rond, ontmoet hij ongelukkiglijk het paard, dan boort hij woedend zijne hoornen in 't lijf van 't arm dier en smijt het als een pak omhoog. Picador en paard rollen overhoop; de stier zoekt een andere prooi, vervolgt eenen banderillero, bevindt zich voor het andere paard, dat insgelijks op één oogwenk wordt gekwetst; hij zet zijn razenden loop voort door de renbaan, de hoornen gansch rood van 't bloed. Door 't gefladder der hevige kleuren wordt de stier nog woedender. Men richt de gekwetste paarden weer op; - maar wat afschuwelijk schouwspel! De ingewanden dier arme dieren slepen op den grond! En toch, maar onmeedoogend, onder het gejubel en handgeklap van 20.000 spanjaards, slaat en stoot men dit marteldier op nieuw naar den stier toe. Deze laatste staat, te midden van het plein te wachten op het naderende paard, dat met het rechter oog verblind zijnen wreeden aanvaller niet bemerkt: een volle minuut blijft de stier op zijn offer staren en deze oogenblikken zijn akelig. Eindelijk springt hij toe en doorboort het paard op nieuw, dat neerzijgt om niet meer op te staan! Dàn komen vier mannen, elk met twee lange stalen pinnen (banderillos), die zij behendig in den nek van den stier weten te planten. Deze blijft eene poos alleen en kantelt tegen de lijken der paarden aan. De Torero komt binnen, richt een kleine aanspraak tot den Prins, en, den degen in de rechte hand, in de linke een roode vlag en een banderillero bij zich, gaat hij vastberaden den stier aanvallen. Na een korte worsteling steekt hij het dier tusschen de hoornen. De stier zwijmelt, valt neer en vindt eenige oogenblikken nadien den dood. Als toejuiching worden den Torero eene massa hoeden door de toeschouwers toegeworpen... Men sleurt paarden en stier uit het strijdperk... Op nieuw een andere stier, andere aarden, en hetzelfde schouwspel! Zóó zijn er dien dag 6 stieren en 12 paarden gesneuveld! | |
[pagina 353]
| |
XXVI.Antwerpen, 30 Mei.
'k Ik ben in ons Antwerpen terug!... Om mijne reisbrieven te volledigen moet ik er nog dezen bijvoegen. Over Burgos en Sarayossa zal ik niet lang uitweiden. In laatstgenoemde stad vielen wij volop in dezelfde kostumen als in Murcia en Carthagena. Veel bijzonders vond ik er niet; maar de hoofdkerk van Burgos, dat wonder uit de XIIIe eeuw, met zijne twee gothieke torens, maakte op ons een onbeschrijfbaren indruk, zoowel binnen als buiten dit monument. 't Was tegen den avond dat wij dààr aankwamen en de zon bescheen met hare laatste stralen de toppunten der talrijke torens van de hoofdkerk. In dit kantwerk flikkerden gouden tinten, en het overige van dit rijk gebouw was half in een fijn grijs verzwonden. Het was een gunstig oogenblik, om dat kunstgewrocht in al zijne schoonheid in de ziel te prenten. In die kerk heb ik een hoogst belangwekkend tafereel van Michel Angelo gezien: de Heilige Moeder met het Kindje Jesus; alsook een schilderij van Andrea del Sarto: eene H. Familie vol eenvoud, zacht, aangenaam als uitdrukking en allerliefst van groepeering. Verder, schoone bas-reliefs van Jean de Bourgogne. Dicht bij Burgos is de landstreek bijna als langs de duinen van 't eiland Walcheren in Zeeland. Kronkelende stammen met donker bruin gebladerte, en zandige bergen voor achtergrond. Zoo ge eens een reisje daarheen doet, Vriend, dan raad ik u aan niet te slapen op den trein tusschen Miranda en Bayonne; want daar is veel, zeer veel schoons te zien, als landstreek. Puntige grijze rotsen schieten tot in de wolken. Beneden liggen dorpen; geele huizen met hunne roode platte daken, zijn tegen malkander op een gepakt. Wij zagen er vrouwen langs de beek zitten te wasschen, in allerlei kleuren gekleed, een doek rond het hoofd, net gelijk sommige typen van Albrecht Dürer. | |
[pagina 354]
| |
In Vittoria zijn al de gevels gansch in vensters, om zoo te zeggen één enkel venster, genaamd couteria. In den zomer wordt dat gordijn, voor de frischheid. - Dan op nieuw door die tooverachtige landstreek rijdt ge aanhoudend tusschen dorpen, langs rivieren, over bruggen; 20 minuten lang doorrijdt ge eene wildernis van eeuwenoude eiken, en links en rechts als tusschen de grijze rotsen gezaaid ziet ge steenen kruisen. De Carlisten moeten daar ferm geborsteld hebben! Zóó zijn wij terug in Frankrijk gekomen: wij hebben Bayonne en Biarrits bezocht, en dan op Bordeaux... Wij stoomden heen, tusschen de boomgaarden, met hun weelderige graspleinen, waarin de ganzen en de koeien liepen, en van waar de jonge boerendeernen reikhalzend en altijd lachend over de heg den sneltrein nakeken. Het museüm van Bordeaux bezit bezonder goede moderne fransche meesters. Diaz, Corot, Daubigny, enz. enz. In Parijs hebben wij wat stil gehouden, om eens even het jaarlijksch Salon te zien, - en dan in volle vlucht naar 't Vaderland terug! Om het zandige Afrika en Spanje, waar altijd agua ontbreekt, voor eene poos te vergeten, zijn wij van Brussel rechtstreeks de Brabantsche velden ingereden: naar La Hulpe, Boitsfort en Groenendaele... Godlof! gezond en welvarend zijn wij terug in ons Antwerpen gekomen. En nu moet ik u bekennen, Beste August, dat ik na al wat ik op reis gehoord en gezien heb, mijn eigen land nu nog meer lief heb, en het meer dan ooit buitengewoon weelderig en schoon vindt. En daarmêe leg ik de pen neer, - wellicht tot ik nog eens lust en gelegenheid krijg ‘de wijde wereld te gaan zien.’
Emiel Claus. |