De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 9
(1879)– [tijdschrift] Vlaamsche Kunstbode, De– AuteursrechtvrijHet concert onzer muziekschool
| |
[pagina 314]
| |
een tijd, toen de kiemende Vlaamsche School scheen te moeten worden gesmoord, door de miskenning of de misvorming van het verschijnsel dat haar in 't leven riep. - Raison d'Etat, zegde de Meester. - Die tijd is zelfs nu nog niet gansch voorbij, maar tegen de logiek der feiten is de gewichtigste ‘Raison d'Etat’ niet bestand. Zoo ooit, dan is het op 't feest der Muziekschool gebleken, dat er ten opzichte van Berlioz, Wagner en Benoit in de verste verte niet van navolging kan worden gewaagd. Die drij figuren staan, als kunstenaars, zelfs niet naast, maar rechtstreeks tegenover elkander; en al is het dan ook waar, dat Benoit op eenige punten Wagner ontmoet in den strijd voor het nationaliteitsprinciep in de kunst! En al is het dan ook onbetwistbaar, dat er in den stand van Wagner en zijne werking in Duitschlands kunstbeweging, treffende gelijkspunten te bestatigen zijn met den stand en de werking van onzen Benoit in Vlaanderen's strijd voor kunsteigendommelijkheid - als ‘individuën’ beschouwd, ontwijken zij althans elke vergelijking. In zijne muziek toont Richard Wagner te zijn: de gezagvoerder in Duitschlands dramatische muziek-beweging; dáarin openbaart zich vooral de kunstaristokraat, die zich geschikt voelt om voor te schrijven en desnoods te bevelen, maar die zich niet in de worsteling mengt, dan alleen door het gedacht en om te beheerschen; - Peter Benoit is de echte vaandrig, de aanleider en de arm in Vlaanderens nationalen strijd tegen het vervreemdend kunstcosmopolitism in de muziek; Benoit is de volksman, die zich in de worsteling mengt met raad en daad, met hart en hand; dààrvan draagt zijne muziek het onmiskenbare merk; - Hector Berlioz is vooral de kunstenaar, die noch strijd kent noch volk, niet de wereldburger, maar de onafhankelijke burger in de wereld; Berlioz is de musicus, in den sublimen zin van 't woord, de kunstindividu bij voortreffelijkheid, en die als dusdanig ten opzichte der kunst hooger staat dan de nationalist. Wagner verpersoonlijkt het ‘dogma’ in het nationaliteitsprinciep; hij is het die zegt: ‘zóó moet gij schrijven, want | |
[pagina 315]
| |
dàt is Duitsch, dàt is het schoone’. En daarom vindt men bij Wagner altoos de sonoriteit ondergeschikt aan den vorm. - Benoit is de ‘fantaisie’ in het nationaliteitsprinciep, hij zegt: ‘Dring in de karakters der onderscheidene volksrassen, doordring u van het uwe, en schrijf zooals het uwen volksaard medebrengt’. Benoit's muziek is, in den grond, accent bij middel der sonoriteit. - Berlioz is de ‘vrije-gedachte’ in de kunst; hij zegt: Soyez quelqu'un; soyez musicien; heb het schoone lief bovenal, schrijf zooals het u bevalt, indien gij schrijven kunt, en klimme uw ideaal immer van hooger tot hooger - maar ‘soyez plutôt maçon, si c'est votre métier’. Berlioz' muziek is het meest muzikaal der drij; bij hèm is al wat den vorm raakt, ondergeschikt aan de sonoriteit. - Berlioz streeft naar het schoone in de muziek dóor en óm de muziek; Wagner en Benoit hebben een nevenprinciep, dat hen als figuur grooter maakt, maar als toondichters beneden Berlioz laat. Alle drij volbrengen zij eene fatale roeping in het centrum waarin zij zich bewegen: Berlioz, als de mannelijke bloem eener kunstbeschaving, bewarende het zaad dat, in vruchtbaren bodem opgevangen, een nieuwe periode van volmaking moet in 't leven roepen. - Berlioz' streven is geen strijd; - Wagner is als de bloemknop der plant, die groende in Bach en tot volwassenheid kwam in Beethoven, door zich zelven reeds getuigenis gevende van de bloem waartoe hij zich hij zich ontwikkelt. De strijd van Wagner is een ideale strijd. - Benoit is als de worstelende kiem, die, in smartvollen kamp, het leven geven zal aan de heerlijke plant welke de Vlaamsche muziek beweging bekronen moet ter onsterfelijkheid. - Benoit's strijd is een wezentlijke strijd. Alle drìe zijn zij een logiek feit in de algemeene ontwikkelingsschakel der kunst, want zij zijn er een gevolg van; - alle drij vertegenwoordigen zij de hoogste kunstperiode in hunnen wederzijdschen kring van muzikale vatbaarheden; zij hebben daarvan het besef, en dragen de verantwoordelijkheid van hetgeen zij stichten, tegenover hunne oorzaak gelijk tegenover hun gevolg. | |
[pagina 316]
| |
***
Zelden zagen wij een muziekaal programma zoo prachtig zoo doelmatig samengesteld als dat van 't laatste Concert onzer Muziekschool. Natuurlijk was het hier geen ‘Festival-Concert’; tot zelfs het ietwat blagueur dat wij te gemoet zagen, en dan ook in zekere mate ondergingen, in 't Viool-concerto van de Bériot (nog een Belg) was er in 't geheel niet misplaatst. Wij hadden ons dezen laatste met vooringenomenheid voorgesteld als een dolzinnige linkert, hier bij verrassing binnengeslopen in een gezelschap van wijze en ernstige lieden; maar waarachtig! zooals hij hier werd voorgedragen was hij goed uitstaanbaar: hij deed in de rei zoowat het effekt van de decoratie op het plechtskostuum. De ouverture Euryanthe van Weber opende het feest. Die schoone dichterlijke uitboezeming eener eenigszins ziekelijke, doch reine en gevoelvolle kunstenaarsziel, heen en wêer geschokt in de koorts van den hartstocht, werd uitgevoerd op eene wijze die verraste en innam, als eene eerste uitvoering. - Dat de tijd reeds verre is toen men het Benoit euvel nam, ja als eene ketterij aanwreef, van soms de tijdmaat en de schakeering te nemen buiten de ‘traditie’ of liever de conventie, dit getuigden de warme toejuichingen, die èn het werk èn zijne vertolking begroetten: 't Was een echt succes. Het Eerste Concerto voor Viool van de Bériot, fijn en juist voorgedragen (een weinig meer geest en sierlijkheid hadden misschien niet geschaad) door Mr. Van den Broeck, leeraar bij onze Muziekschool, en met een uitnemenden samenhang begeleid door het orkest, deed plezier; dat ontspande zoowat de zenuwen, die reeds erg in werking werden gebracht door Weber's onweerstaanbare drift, en nog erger aangetast zouden worden door hetgeen volgen ging. Enkele lieve bijzonderheden van orkestratie en zelfs van vorm, waargenomen in dit Concerto, getuigen dat er onder de Beriot's witten gilet een hart klopte, dat ook stralen kon van innig gevoel. - Meer zulke uitvoeringen als die welke de Muziekschool ons gaf van het Eerste Concerto, zouden wellicht van onzen Belgischen specialist een gansch ander denkbeeld geven, dan men tot hiertoe van hem heeft, over 't algemeen niet zonder reden. | |
[pagina 317]
| |
Thans ging het spel voor goed aan gang, met de ouverture der Meistersinger van Richard Wagner. Het programma meldde ons de uitvoering van dit werk als de eerste in Antwerpen. Dat is eene misgreep: het Orkest van de Brusselsche Association des artistes musiciens heeft die, twee jaren geleden, hier bij gelegenheid van het Concert-Wagner uitgevoerd; doch, er is uitvoering èn uitvoering; de vertolking van de Meistersinger door het Brusselsch Orkest mag in dien zin als ‘niet gebeurd’ beschouwd worden, omdat zij het werk onherkenbaar liet. Wij hebben het toen reeds gezegd, en wij herhalen het thans: Wagner is op verre na niet begrepen worden door het Brusselsch Orkest; men deed ons Weber's koortsachtigheid ondergaan, daar waar men Beethoven's gespierde contrasten geven moest; terwijl men elders zong met Mozart's galanterie in plaats van met Beethovens geidealiseerde diepte. Bovendien, wanneer wij nagaan dat ook de Brusselsche Société de Musique onlangs eene gelijksoortige reden inriep tegenover Antwerpen, om hare uitvoering van de Damnation de Faust te doen gelden voor de éérste in België (iedereen weet nochtans dat de eerste uitvoering van dit werk, in België, door de Antwerpsche Société de Musique werd gegeven, onder leiding van Benoit), dan meenen wij ons het recht te mogen toekennen, de uitvoering van de Meistersinger door onze Muziekschool te beschouwen als ‘de eerste goede uitvoering van dit werk in Antwerpen, dòor Antwerpen’. - Hier ten minste werd Wagner verstaan door dirigent en uitvoerders, iets wat onmisbaar is voor de goede voordracht, bijzonderlijk van zulk eene figuur. En zoo de voordracht der Muziekschool dan al niet volmaakt was, toch was zij met het oog op die van het Brusselsch Orkest als de dag tegen de nacht. Wagner was thans, zoo niet teenemaal begrijpelijk, dan toch verstaanbaar. Zooals wij hem te hooren kregen in deze Ouvertuur is Wagner wel het edele, het reine, het tot in 't ideaal verfijnde in muzikale gedachte en opvatting. Dáárin ligt de uitdrukkelijke belofte van wat hij zou zijn in de Niebelungen, de verhevenste en hoogst ontwikkelde uitdrukking door de | |
[pagina 318]
| |
abstrakte lijn. - Wagner is Beethoven's vinger op Bach's orgel. Wat Wagner is voor den vorm, is Benoit voor het accent en de kleur. Geen doorslaander kontrast als dat van Joncfrou Kateline volgende op de Ouvertuur van de Meistersinger. - In Joncfrou KatelineGa naar voetnoot(1) geeft Benoit het bewijs van wat hij deed in den Oorlog: het gevoel wedergeven door den tot accent gekneden vorm, het denkbeeld verlevendigen door de kleur; het is tevens een nieuw staal van de manier waarop de Meester de Vlaamsche Opera zich wil zien hervormen: muzikaal vervormde declamatie in de stem, en daarnevens het orkest weergevende de handeling van het verhaal, het dramatisch gevoel opvangend en ophelderend, daar waar het woord ontbreekt; ons inziens is dit dan ook geen Concert-aria maar een theaterstuk, als opvatting en als orkestrale uitwerking. - Zegt Wagner: ‘zóó schrijve een Duitscher’ Benoit zegt: ‘zóó voel ik, een Vlaming.’ En Berlioz zegt: ‘zóó denke een musicus die gevoelt.’ In zijne Damnation de Faust geeft Berlioz het bewijs van wat een toonkunstenaar met muzikale middelen vermag.Ga naar voetnoot(2) Zoo Benoit en voornamelijk Wagner ter goeder vertolking dienen ingestudeerd te worden, bijzonder langs hunnen esthetischen kant, Berlioz is een komponist die méér techniek dan esthetiek vereischt. Bij hem is elk denkbeeld diep berekend in zijn techniek middel, en zijn effekt treft immer, omdat alle gevoel bij hem zich uitloste in sonoriteit: bij Berlioz klinkt alles en alles klinkt er juist. De Racocsy-Marsch (het thema van die Marsch is eene hongaarsche krijgsmelodie, die door Berlioz georkestreerd en ontwikkeld, en alzoo ingelascht werd in de Damnation de Faust), ondanks haar mageren vorm, is een prachtstuk van opvatting en van sonoriteitsontwikkeling, eene onverpoosde en reusachtige progressie van klankuituitzetting, door Berlioz uitgewerkt met eene homogenëiteit van middelen, die alle kritiek verstomt. - Verleden jaar, in de Wereldtentoonstelling, hadden wij de gelegenheid bij de | |
[pagina 319]
| |
aldaar verblijvende Zigeuners, onder andere origineele hongaarsche melodiën, ook het oorspronkelijke der Racocsy-Marsch te hooren uitvoeren door eenige hongaarsche Ursary. Zij speelden dat met de hun eigenaardige realistische, doch zeer muzikale opvatting der orkestratie en der schakeering, met hun onbeschrijfelijk accent, met hunnen mateloozen rhytmus en met hun wild maar prachtig dichterlijk gevoel. Het is voornamelijk met het oog op dat origineele, dat wij verbaasd staan over de buitengewone meesterschap van Berlioz op de techniek der kunst. - Even als BenoitGa naar voetnoot(1) leefde Berlioz eenigen tijd bij de Zigeuners; de onverpoosde en waarlijk geniale toepassing van rubato, zoo in de harmonie als in het tempo, welke het grondkarakter uitmaakt van het spel dier natuurmuzikanten en die een onuitsprekelijken, onvergeetbaren indruk achterlaat in elken kunstenaar min of meer gewoon aan het streng logieke van de scheppingen onzer meesters en hunner vertolking, moet den uiterst ontvlambaren franschman diep getroffen hebben: Berlioz zou dit weergeven met technieke middelen! En waarlijk, hij deed het. - Hetgeen ons dit wild maar innig muzikaal ras deed gevoelen door eene schielijke opbruisching of afbreking van den vorm, of door de eenvoudige rilling eener snaar, Berlioz weet het weer te geven in eene stoute koppeling van timbers en rythmen, want hij rekende nooit op de esthetieke vatbaarheid der uitvoerders. Men geeft zich bij 't aanhooren niet altijd rekenschap van het aangewende middel, maar de indruk dien Berlioz wil te weeg brengen, dien brengt hij teweeg; de kleur is altijd juist, het effekt immer gelukkig getroffen en artistiek, alhoewel schijnbaar ongezocht daargesteld. Het orkest der Muziekschool heeft ons dat ‘gëenleveerd’ met een vuur en op eene wijze die alle verwachting overtrof, en die verwachting was nochtans groot. Overigens, in heel het Concert heeft zich onze School, èn als uitvoering èn als schepping, op eene hoogte getoond | |
[pagina 320]
| |
waardig van aangemerkt te worden. Sommigen hebben het in Benoit ‘verwaand’ gevonden, van met voordacht een zijner werken als 't ware in tegenoverstelling te hebben geplaatst tusschen de Meistersinger en de Racocsymarsch; wij vinden die opmerking zelve zeer verwaand. Zal men dan blijven beweeren dat het besef van eigen grootheid en van eigen figuurlijke beteekenis, die grootheid verlaagt en die beteekenis vernietigt? Men vergete den Oorlog niet. Groot en waardig is de Hoofdman der Vlaamsche muziekbeweging uit de proef gekomen, en mochten wij hier eenen wensch uiten, dan zou het zijn: eens zulke tegenstelling als die welke ons dit Concert der Muziekschool verschafte, te mogen beleven op grootere schaal: b.v. de Requiem van Berlioz, de Siegfried van Wagner en de Oorlog van Benoit. - Dat is een droom die droomen doet! Edward Keurvels. |
|