de vrucht eener vindingrijke fantazie beschouwd, zoodat de auteur zich tot de verklaring verplicht zag, dat hij enkel de werkelijkheid getrouw beschreven had, wat hij dikwijls in zijne latere schriften herhaalde en ook bewees.
Eene wederlegging zijner beweringen heeft niemand ondernomen, zelfs niet wanneer hij in op het Internationaal Congres tot bevordering der Sociale Wetenschappen, dat voor eenige jaren in Amsterdam werd gehouden, in eene medeslepende redevoering zijne tegenstanders daartoe uitdaagde.
Dekker had de waarheid op den kop getroffen, en daardoor zijne tegensprekers in de grootste verlegenheid gebracht, die nog vermeerd derd werd toen de beroemde kenner van Oostersche talen, Dr. Veth, professor aan de Leidsche Universiteit, opentlijk verklaarde dat Dekker niet alleen niets overdreven, doch de werkelijkheid nog met te zachte kleuren afgeschilderd had.
De buitengewone bijval, die aan het boek ten deele viel, veranderde nogtans niet den stoffelijk treurigen toestand des schrijvers zooals men zulks wel had mogen verwachten. Voor het grootste deel der vrucht van zijnen arbeid werd Dekker namelijk bedrogen, en wel door eenen Hollandschen letterkundige met name Van Lennep, die, nadat hij het manuscript gelezen had, zich aanbood eenen uitgever daarvoor te zoeken, en den toestand van Dekker gegrond erkennend, hem 600 gulden voorschoot. Het boek verscheen kort daarop, en alhoewel de daar vastgestelde handelsprijs buitengewoon hoog was, zoo werd toch de eerste uitgave in betrekkelijk korten tijd uitgeput.
Dekker reklameerde zijn eigendomsrecht, doch Van Lennep antwoordde dat het boek slechts hèm en den uitgever uitsluitelijk toebehoorde.
Kort daarop verscheen ook eene Engelsche uitgave van den Max Havelaar, vertaald door eenen landgenoot van Dekker den heer A. Nahuys.
Ofschoon de eerste oplage der Hollandsche uitgave zeer snel was uitgeput, zoo verliepen er toch vele jaren voor eene tweede verscheen, en men schreef dit toe aan de omstandigheid dat Van Lennep door de regeering zou omgekocht geworden zijn om den herdruk te verhinderen.
Eerst nadat deze man door den dood was heengeroepen, kwam het boek in drie ras op elkaar volgende uitgaven weder op de markt.
De latere schriften van Douwes Dekker, waarvan de bijzonderste zijn: Ideën (6 Bd.) Vrije Arbeid, ‘Minnebrieven’, ‘Miljoenen-Studiën’ en ‘Vorstenschool’, hebben allen een buitengewonen bijval gevonden en eenige van hen eene talrijke oplage beleefd. Bijna al zijne schriften zijn van satyrisch-kritischen aard. Hij geeselt daarin de gebreken die zijn vaderland en deszelfs colonie in den wijderen zin der menschheid in 't algemeen aankleven.