De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 9
(1879)– [tijdschrift] Vlaamsche Kunstbode, De– Auteursrechtvrij
[pagina 117]
| |
Uit het leven van P.P. Rubens.
| |
[pagina 118]
| |
Rubens verdrongen en het als eene gunst afsmeekten op zijn atelier te worden aangenomen, om onder zijne leiding te arbeiden, zal wel niemand verwonderen. Bekend is het eveneens dat de meester zich voor de meeste zijner schilderijen, althans wat de bijhoorige gedeelten betrof, gewoonlijk door zijne leerlingen helpen liet. Hoe zou het hem ook anders mogelijk geweest zijn aan dat groot aantal bestellingen die hem van alle zijden toekwamen, gevolg te geven? Niettemin was toch altoos de geheele opvatting en het hoofdzakelijke der uitvoering van hem zelven. Rubens ontwierp, composeerde, groepeerde, en nadat het tafereel aldus was geschetst, de eigentlijke schepping voltooid, vertrouwde hij een deel der penseeling van zijn werk aan zijne meest begaafde leerlingen. Vervolgens werd door zijne hand nog eens alles flink hertoetst en de meester gaf er alzoo zijn eigen cachet aan. - Wat de Kruisafneming betreft, dient echter gezegd, dat op dàt tijdstip Rubens nog geene goede leerlingen had opgeleid, en deze schilderij dus uitsluitelijk van 's meesters hand is. Geen wonder dat de faam van dit overheerlijk altaarbeeld aldra ook tot in het Fransche Hof was doorgedrongen. In 1620 ontbood de koningin-weduwe, Maria de Médicis, den Vlaamschen meester naar Parijs, en droeg hem de belangrijke taak op, haar nieuw gebouwd Paleis van Luxemburg met tafereelen op te luisteren. Van deze 21 schilderijen werden er echter slechts 2 in Frankrijk's hoofdstad zelve voltooid; al de overige schilderde Rubens te Antwerpen, en zulks in een nauwelijks tweejarig tijdbestek. Het schijnt dat hem daarop eene tweede en nog aanzienlijkere bestelling van wege die vorstin werd gedaan, doch dat deze ten gevolge der tijdsomstandigheden onderbleef. Men weet, trouwens, dat in 1631 Maria de Medicis uit Frankrijk vluchten moest, vooreerst eene wijkplaats in Brussel zocht, en na een zevenjarig ballingschap, voor de tweede maal verjaagd, zich naar Keulen begaf. Opmerkelijk is het dat zij aldaar, zeldzamer wijze, in hetzelfde huis overleed waar eens Rubens' ouders hadden gewoond. In 1620 na een zevenjarig huwelijk werd 's meesters echt- | |
[pagina 119]
| |
genote hem door den dood ontrukt. Om voor zijn bedroefden geest eenige afleiding te zoeken besloot Rubens eene kunstreis naar Holland te doen. Hij bracht alzoo een bezoek aan de bijzonderste Nederlandsche meesters, en kocht verschillige werken der Hollandsche schilderschool aan. Het schijnt echter dat die reis nog een ànder doel had: de Aartshertogin zou hem namelijk met eene diplomatische zending in den Haag hebben belast. In 1630, op reeds 53jarigen leeftijd, ging Rubens een tweede huwelijk aan, en wel met de zoo beeldschoone Helena Fourment. Even als zijn eerste echt was ook die tweede alleszins gelukkig, Herhaalde maal heeft hij het beeld zijner beide vrouwen - blijkbaar con amore - op het doek gebracht. Isabella Brandt had hem twee kinderen geschonken; Helena Fourment schonk er hem nog vijf, allen flink en gezond, naar lichaam en naar geest, evenals hun vader. Trouwens, zooals de heer Max Rooses het in eene volksvoordracht niet onaardig zegde: ‘Rubens kinderen waren... echte Rubensstukken.’ Een tiental jaren na zijne tweede echtverbintenis, in 1640, overleed Rubens in den ouderdom van 63 jaren en 11 maanden. - In hem verloor de kunstwereld den vruchtbaarsten en veelzijdigsten schilder die ooit geleefd heeft. Het aantal van 's meesters de wereld-door verspreide schilderijen wordt op 2000 à 3000 geschat. Dezen behooren hoofdzakelijk tot de godsdienst- en historieschildering; doch Rubens' zoo schitterend begaafd penseel was eigentlijk in àlle vakken te huis: uitstekende landschappen, jachten, genrestukken enz. werden door hem voortgebracht. Ook op het gebied der graveerkunst en der architektuur heeft Rubens blijken van zijn veelzijdig talent gegeven. Behalve een aanzienlijk getal meesterlijk uitgevoerde gravuren, waarvan de onderwerpen doorgaans aan de gewijde of ongewijde Geschiedenis, aan de legenden der Heiligen of aan de Mythologie werden ontleend, kent men van hem een bouwkundig werk, getiteld Palazzi di Genova. Thans nog, alvorens dit vluchtig overzicht te sluiten, een paar woorden over den aard en de strekking van Rubens' | |
[pagina 120]
| |
schilderarbeid. - Sommige beoordeelaars hebben den Vlaamschen meester ten laste gelegd, dat hij met een zekere voorliefde ‘grove of zinnelijke tooneelen’ zou hebben geschilderd. Is dergelijke veronderstelling niet wat gewaagd? Vooreerst zij opgemerkt, met het oog op zijne zoo talrijke voortbrengselen, dat bedoelde onderwerpen slechts een zeer klein gedeelte daarvan uitmaken. En dan, wat ergs ligt daarin? Zeker was Rubens geen purist in het afbeelden der ondeugd, zeker dorst hij, in zijne grootsche scheppingen al eens het leven langs zijne grove, laag-hartstochtelijke zijde voorstellen; doch had hij zulks niet gemeen met vele andere groote geesten, o.a. met den onsterflijken Shakespeare? - Overigens waar het gold de natuur weêr te geven, was Rubens vóór alles liefhebber van het ware in de kunst, een realist van den echten stempel. Dit tuige b.v. zijne zoo beroemde Vlaamsche Boerenkermis, die te Parijs, in den Louvre, de bewondering der kunstwereld opwekt. Wat Rubens als ‘kunstnationalist’ is geweest, dit werd, vooral in Zuidnederland, meermaals ter sprake gebracht. Sommige voorstanders der oorspronkelijke Vlaamsche richting, van de Van Eyck's en Metsys b.v., kunnen het hem niet vergeven dat ook hij de traditiën dier oude Vlaamsche School niet heeft gevolgd. Dit kan, ja, tot ons zeker punt misschien te betreuren wezen, doch zoo de geniale schepper der Kruisafneming, evenals Otto Venius, Frans Floris en anderen, den Italiaanschen invloed heeft ondergaan, onbetwistbaar is het althans dat Rubens in zijne schilderwijze veel beter dan laatstgenoemde schilders zijn eigenaardig Vlaamsch karakter heeft weten te behouden. En even onbetwistbaar is het, dat in de kunstgeschiedenis Rubens met welverdienden roem als dat hoofd eener nieuwe Vlaamsche schilderschool aangeschreven staat. Hiermêe meenen wij over Rubens en zijne werken genoeg te hebben gezegd. Wat ons vooral met bewondering treft is evenzeer de verscheidenheid als de verhevenheid zijner verdiensten. Niet alleen begroeten wij in hem den grootsten schilder van zijnen tijd, een talentvol graveur en bouwkun- | |
[pagina 121]
| |
dige, maar tevens een schrandere diplomaat. Geniaal als kunstenaar en sympathiek als mensch, verschijnt ons Rubens' persoonlijkheid omstraald van een onvergankelijken glorietrans. Geen wonder dus dat onlangs de gansche beschaafde wereld zich bij de stad Antwerpen heeft aangesloten, om hulde te brengen aan dat machtig genie, welk niet alleen de Vlaamsche kunst, maar de gansche menschheid heeft verheerlijkt. A.J. Cosyn. |
|