De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 9
(1879)– [tijdschrift] Vlaamsche Kunstbode, De– Auteursrechtvrij
[pagina 60]
| |
Poëzie.I.
| |
[pagina 61]
| |
***
Wat zegen een beminde Vorst,
Die omrijdt door geliefde landen,
Wat heil hij strooie uit beide handen;
Wat vuur ook in de koudste borst;
Hoe anders toovert nog en roert
Wie schoonheid schept, bezielt, begeestert,
Miljoenen harten overmeestert,
En op zijn vleuglen medevoert!
Die allen boeit in Hof en hut,
En Hof en hutten leeg doet stroomen,
Waar hij ten schouwburg treedt met - droomen,
En, als de zaal, de zielen schudt!
En 't schoon der kunst is eeuwig schoon...
Wie spreidt de stralen, droeve harten!
Die Hij liet schittren door uw smarten,
Na tien geslachten al ten toon?
Dat voelt niet één als Vlaandrens kroost,
Dat, om zijn taal gehaat, verstooten,
De zielenwereld uitgesloten,
Nog Vondel heeft tot licht en troost.
Dies komen wij met vol gemoed,
Niet bij zijn beeld of tombe treuren,
Maar, als een vaas vol frissche geuren,
Ons hart uitstorten aan zijn voet!
J. de Geyter.
Antwerpen, 1879. | |
II.
| |
[pagina 62]
| |
Ten wijden blijden hemel
den snellen vogel volgen,
het spelen van het daglicht,
het drijven van de wolken!
De lange, duitsche pijpe
met zorglooze handen houen,
in fantastieke kringen
de walmen op doen blauwen!
Een aardig boek doorbladeren,
een spottend dichtje lezen,
een somber drama droomen
vol bonte Don-Paëzen;
in wilde tabakswolken
zien waren honderd spoken;
den grijnzenden Mephisto,
de heksen op den Brocken;
den grijzen Faust, hertooverd
in 't vurigst jongelingsleven,
't bevallig schuchter Gretchen,
zien rond heur bloemen zweven;
een wild studentenliedje
uit Julius' liedboek neuren;
in Schumann's: ‘Frauenliebe’
de jonge weeuw doen treuren;
bedenken 't wonder toeval
van... 't doorgestaan Examen,
hoe onverwacht m'er doorkwam,
en 't nogmaals doen moge - Amen!
Beschouwen al die boeken,
vol grootsche theoriën,
die, uit hun prachtband, liggen
den droomer te bespieën;
het nut der wijsbegeerte
vol ijver mediteeren,
en denken... dat het tijd is
nu duchtig door te leeren!...
O Dolce far niente,
te gauw vervlogen stonden!
Te streng verboden zoetheid!
Te zeer geliefde zonden!
K.M. Pol. de Mont.
Leuven, 1878. | |
[pagina 63]
| |
III.
| |
[pagina 64]
| |
Bloei voort in teederheid,
Ik zal u knielend plukken,
U op mijn boezem drukken,
Mijn bloempje, bloei en beid.
Beid, tot de lente komt,
Met groen voor boom en rietje,
De lente, wen, als 't bietje,
De liefde in 't harte bromt.
De lente, die de zee
Zal flemen, zal bedaren,
En brengt, op stiller baren,
Ook uwen minnaar meê.
Alfred de Smet.
Januari, 1879. | |
IV.
| |
[pagina 65]
| |
U blijve moeders woord steeds bij,
Vergeet haar wijze lessen nimmer;
Dat, zusje lief, aan de overzij
Der zee, nog moeders beeltnis immer
U een beschermende engel zij.
Vaarwel! en waar gij verder gaat,
U zij de goede God steeds nader!
Hij die de weezen niet verlaat,
Hij strekke u ginder ook tot vader
En hoede u steeds voor alle kwaad.
En als zich eens uw taak voltrekt,
En de arbeidschullep ligt ter zijde,
Die, pareltjen, uw glans bedekt,
Dan weet gij wie ten allen tijde
U hier zijn armen tegenstrekt.
A. Sijriër.
Luik. | |
V.
| |
[pagina 66]
| |
Noch privilegiekom, noch schepenprotocollen
Gewagen van zóó iets. Wij zijn voorwaar toch bollen
Van goeden aard.
Wij vieren onze maats, die vijf-en-twintig jaren
Door alle tijden heen, met moed al de ambtsgevaren
Zijn doorgegaan.
't Zij zoo! 't Is thans uw beurt! Wij wenschen u van harte
Gezondheid en geluk. Geen droefheid pijn of smarte
Valle U nog aan!
Gij zijt een kundig man, zeer veel hebt gij geschreven;
Zoowel als Diegerick, Gachard, Ruelens, Van Even.
Hebt gij talent;
Antwerpenaar zijt gij van top tot teen, in vleesch en ader,
Kunstlievend, deugdzaam, braaf als zoon, als man, als vader,
Dàt is bekend.
Ga voort, heer Archivist, met hier nog lange jaren,
Op 't hoogste van 't Stadhuis, stadsschatten te bewaren
Van perkament.
Mocht gij, door wijs beleid, dien rijkdom steeds vergrooten,
De deuren houden dicht, en... trekken aan de slotenGa naar voetnoot(1)
Van uw ‘departement’!
Ontvang mijn besten groet, met deze welkomdichten
Aanvaurd ook ons geschenk - 't zal flink uw huis verlichten-Ga naar voetnoot(2)
En wees hiermeê content.
J. De Bom.
Antwerpen. |
|