dichter J.F. Blieck - den nestor onzer Vlaamsche dichters, - dien Z. M, de Koning met het ridderkruis zijner orde heeft vereerd.
Met Nolet de Brauwere is Frans Blieck een dier wakkere strijders, die, zoowat een halve eeuw geleden, aan de zijde van Vader Willems, hunne krachtige pen scherpten tegen het overweldigende franskiljonisme.
Toen hij in 1839 zijn grooten dichtbundel uitgaf, drukte Blieck hierbij den wensch uit, dat de beoefening der Vlaamsche Letteren eenmaal als eene vaderlandsèhe verdienste gelden mocht.
Jaren vervlogen, gedurende dewelke onze rijkbegaafde dichter meer dan ééne parel aan Vlaanderen's kunstkroon hechtte. En eerst in 1878 - toen Blieck reeds zijn 72jarigen ouderdom had bereikt - verspreidde zich door Vlaanderen de blijde maar dat de verdienstelijke zanger der Mengelpoëzij tot ridder der Leopoldsorde was benoemd!
Nu, beter laat dan nooit! - Dat deze zoo eervolle als welverdiende benoeming in de Vriendschap den geestdriftigsten weerklank vond, hoeft wel niet gezegd. Al dadelijk werd er besloten den ridder Blieck op een prachtig feestmaal te onthalen. Ongelukkiglijk liet zijn gezondheidstoestand niet toe dat schoone plan onmiddellijk te verwezentlijken. - Doch uitstel was geen afstel. Den 17 November jl. was eindelijk de dag gekomen, waarop het den geliefden Eere-Voorzitter mogelijk zijn zou op het huldefeest in 't midden zijner Vlaamsche vrienden te verschijnen. Alleen had de dichter, deels om de te groote gemoedsaandoeningen te vermijden, deels uit oorzaak zijner bekende nederigheid, verzocht dat de feestelijkheid een intiem karadter dragen zou.
Ik had het vereerend genoegen den held van ons feest te Wervick te gaan afhalen, om hem naar Rouselare te geleiden.
Door zijnen boezemvriend M. Horrie, - den Voorzitter, die reeds vroeger tot ridder werd verheven, - werd Blieck in de zaal der Maatschappij ontvangen, waarna hem de heer Secretaris Carlier, met een heerlijken ruiker najaarsbloemen, een hartelijk welkom toesprak.
Daarna begon het Banket. Ik zal het oogenblik dat elkeen ‘smakelijk bezig is’ te baat nemen, om u in een paar woorden den opschik der zaal te beschrijven. - De wanden waren versierd met de afbeeldsels der voornaamste schrijvers onzes lands: Willems, Ledeganck, Van Duyse, Conscience, Mevr. Van Ackere, Van Beers, Sleeckx, enz., enz. Op eene eereplaats hing het portret van den gevierden Blieck, boven het in gouden letters gedrukt dichtstuk ‘Sophocles’, dat hij aan ‘de Vriendschap’ heeft opgedragen en onlangs in den Kunstbode verschijnen deed. Verder bemerkte men, benevens een aantal gelegenheidsopschriften, ook een door den heer Baert zeer keurig geschilderd blazoen, dat Blieck's letterkundige zegepralen vermeldde.
Het spreekt van zelfs dat bij 't nagerecht menige speech uitgesproken werd; ook liederen gezongen en verzen voorgelezen. De heeren Horrie en Carlier, schetsten in eene tot hart en geest sprekende taal