| |
Kunstkroniek
(15 September - 15 October 1878.)
Tooneel- en letterkunde.
- Prijskampen. - Het zevende tijdvak voor den driejaarlijkschen prijskamp van dramatische letterkunde in Belgie zal, wat de werken in fransche taal betreft, den 31 December e.k. worden gesloten.
- Men weet dat de jaarlijksche prijs van 25,000 frs., door Z.M. den Koning in 1874 ingesteld voor het tegenwoordige tijdvak, tot onderwerp heeft het opstellen van een werk over de Bouwkunst. De mededingers moeten hunne werken vóór 1 Januari 1879 aan den heer Minister van Binnenlandsche Zaken doen geworden.
- Tusschen de prijsvragen door de Belgische Academie tegen 1 Februari 1880 uitgeschreven, komen de volgende voor: Eene studie op de inrichting der weldadige instellingen in Belgie, in de middeleeuwen tot het begin der 16e eeuw. - De regels doen kennen van de dichtkunst en den versbouw bij de Rederijkers der XVe en XVIe eeuw. - De geschiedenis schrijven van de vereeniging der provinciën Gelderland, Utrecht, Friesland en Groningen met de Nederlanden. - De
| |
| |
geschiedenis der plattelandsche bevolkingen in België tot het einde der 18e eeuw. - Voor de 1e vraag is de prijs eene gouden medalie van fr. 600, voor de drie laatste van fr. 1000.
- Men zendt ons ter opname den volgenden brief, door de Stedelijke regeering van Antwerpen gericht aan de heeren tooneelschrijvers en bestuurleden van tooneelmaatschappijen:
Mijnheeren,
Den 20n October aanstaande, viert het Nationaal Tooneel van Antwerpen de vijf en twintigste verjaring zijner stichting. Alwie belang stelt in onze moedertaal en in de beschaving van ons volk, dient aan dit heugelijk feest deel te nemen.
De stad Antwerpen heeft, van haren kant, besloten deze plechtigheid allen mogelijken luister bij te zetten.
Daarom komen wij de Heeren Tooneelschrijvers verzoeken het feest bij te wonen en noodigen wij de Tooneelmaatschappijen uit, drie hunner leden af te vaardigen, met vaandel of kartel, om hunne Vereeniging bij het Jubelfeest te vertegenwoordigen.
Onder de bescherming van het Stedelijk bestuur van Antwerpen opent de Rederijkkamer De Olijftak tevens een Tooneelcongres, waarop zij uitnoodigt alwie belang stelt in de dramatische kunst.
Zondag 20n October, ten 12 ure des middags, zullen al de afgevaardigden en de leden van het Tooneelcongres zich vereenigen in het lokaal van het Verbond voor kunsten, letteren en wetenschappen (Arembergstraat). Zij zullen van dáár in stoet, met ontrold vaandel en muziek aan het hoofd, geleid worden naar het Stadhuis, waar de Regeering hen zal verwelkomen en hun den eerewijn aanbieden.
Vervolgens zullen al de deelnemers aan het feest naar de Muziekzaal van den Nederlandschen Schouwburg trekken, waar eene ambtelijke toespraak zal worden gehouden, bij het overreiken der gouden herinneringsmedalie aan de heeren Driessens, Dierckx, Van Doeselaer en Mevrouw Vertraeten, tooneelisten, medestichters van het Nationaal Tooneel van Antwerpen, die thans, even als vóor vijf en twintig jaren, deel maken van het Antwerpsch Tooneelgezelschap.
Tevens zal aldaar lezing worden gegeven van het verslag der Jury over den Wedstrijd van Tooneelletterkunde, en de schrijvers der bekroonde werken zullen er hunne prijzen ontvangen.
Aan al de vertegenwoordigde tooneelmaatschappijen zal dan ook eene herinneringsmedalie worden geschonken.
Op 20, 21, 23, 24, 26 en 27 October worden er galavertooningen gegeven van de tooneelstukken door de stad bekroond. Voor de tooneelschrijvers en de afgevaardigden der Maatschappijen zullen er voorbehoudene plaatsen zijn, om deze tooneelplechtigheden te kunnen bijwonen
Wij hopen, Mijnheeren, dat gij aan het Jubelfeest van ons Nationaa
| |
| |
Tooneel zult deelnemen en verzoeken U ons daarvan kennis te willen geven vóór 10 October.
Aanvaardt, Mijnbeeren, de verzekering onzer hoogachting.
Het College van Burgemeester en Schepenen,
Leopold de Wael.
Bij verordening:
De Secretaris,
J. De Craen.
- De uitgever van den Platdütschen Husfründ (C.A. Koch's Verlag in Leipzig) verzoekt ons te melden dat bij hem, als vervolg op de volksuitgaaf van ‘Frits Reuter's werken’, nog een viertal afleveringen zullen verschijnen, bevattende Reuter's Lustspiele und Polterabendgedichte. Deze zullen resp. twee boekdeelen vormen, in hetzelfde formaat en ten prijze van slechts 75 pf. per aflevering. Daarmede zullen de werken van den gevierden platduitschen dichter nu volledig zijn. Ongetwijfeld zullen de talrijke vereerders van Fritz Reuter's muze deze boekdeelen met vreugde begroeten, waarop wij reeds nu onze lezers opmerkzaam willen maken.
| |
Toonkunde.
- Onlangs woonden de kunstminnende Vlamingen te Brussel een tooneelfeest bij, dat voor onze nationale muziekbeweging op dramatisch gebied, zeker niet zonder beteekenis is. Wij bedoelen de heropening van den Nederlandschen Schouwburg der Hoofdstad met Miry's vlaamsche opera ‘Frans Ackerman’. Dit stuk werd, zooals men weet, een tiental jaren geleden, met den tenor Warnots in de hoofdrol, voor 't voetlicht gebracht. Thans werd die rol vervuld door den heer Verhees, een jongen artist, die veel stemmiddelen bezit, maar tot nog toe de muzikaal-tooneelkundige ervaring mist. De vrouwelijke hoofdrol werd voortreffelijk gezongen door Mej. Wery. Twee andere goede aanwinsten voor de Vlaamsche opera zijn de heeren Van den Eynde en Doré, beiden oudleerlingen der Antwerpsche Muziekschool. Koren en orkest, die bij de openingsvoorstelling nog een weinig te wenschen lieten, waren bij de tweede reeds goed op de hoogte, en de tooneelschikking liet evenmin als de costumeering te wenschen. Onder zulke voorwaarden is het te hopen dat het bestuur in zijne nog al zware onderneming moge gelukken.
| |
| |
Onder de eerst op te voeren dramatisch-muzikale gewrochten noemt men den Liederik van Billiet en Mertens, en de Pacificatie van Van Goethem en Benoit.
- De Nederlandsche Toonkunstenaarsvereeniging heeft dezer dagen haar derde Jaarverslag, opgemaakt door den zoo ijver- als talentvollen secretaris maestro Nicolaï, in het licht gegeven. Bleek reeds uit het vorig verslag (in 1877) een aanmerkelijken vooruitgang (het ledental vermeerderde met 209 personen), ook ditmaal kan van den steeds toenemenden bloei der vereeniging worden gewag gemaakt. Men telt thans niet minder dan 160 gewone en 525 belangstellende leden. Aangaande de toetreding onzer Vlaamsche toonkundigen zegt de geachte verslaggever:
‘Dat mannen als Peter Benoit, G. Huberti en meer anderen uit Zuid-Nederland, leden onzer Vereeniging zijn, stellen wij zeer op prijs, en ik wil de gelegenheid thans niet laten voorbijgaan om mede te deelen dat het ontbreken van den naam van den wakkeren aanvoerder der “Vlaamsche beweging” d.w.z. van Peter Benoit, wiens levensdoel is: de verbroedering der Noord- en Zuid-Nederlandsche toonkunstenaars - dat het ontbreken van diens naam in het vorig jaarverslag alleen een gevolg is van een misverstand, dat opgehelderd werd bij 's meesters jongste aanwezigheid in ons land. De bewering als zou Benoit in België een Bond hebben opgericht gelijk (en dus concurreerende met) het ònze, kan ik op de meest besliste wijze tegenspreken. Benoit is onze vereeniging met hart en ziel toegedaan en ijvert er voor.’
Inderdaad, de Bond die door Benoit hier te lande werd opgericht (Bond tot bevordering der Nationale Toonkunst) ofschoon in enkele bijpunten overeenstemmend met dien onzer Noorderbroeders, heeft echter een ànder hoofddoel, - nl. den strijd tegen het hier heerschende franskiljonisme en cosmopolitisme op muzikaal gebied. Dat aan de stichting van ònzen Bond alle gedachte van concurrentie met de N.T.V. volkomen vreemd gebleven is, spreekt van zelfs. Alleen schijnt het ons hoogst wenschelijk dat tusschen de twee Bonden een soort
| |
| |
van federatieve aansluiting moge tot stand komen, die ongetwijfeld wederzijds heilzaam werken zou. Samenwerking van Noord en Zuid is ook op toonkundig gebied een voortreffelijk grondbeginsel, van welks toepassing men de heerlijkste vruchten mag verwachten.
- Ter gelegenheid van het groot Festival van Brugge, zijn de heeren L. Van Gheluwe, voorzitter, de Meulenaer, ondervoorzitter, en Julius Sabbe, secretaris van het inrichtings-comiteit, tot ridders der Leopoldsorde benoemd.
- Door de Tooneelkundige afdeeling der Mertens-vereeniging werd op Zondag, 28 Sept. jl. in den Nederlandschen Schouwburg eene puike voorstelling gegeven, en wel ter gelegenheid van het prachtige Eere-vaandel, dat door de dames der leden aan de Vereeniging werd geschonken. Het programma bestond uit de volgende goedgekozen stukken: ‘Een liedje van Moeder’ van den betreurden Jan Roeland, ‘Bootsman Lucas’ een niet onaardig operetje, verder de in ons tijdschrift verschenen tooneelschets ‘Het Wiegje van Van Goethem, en van Peene's bekend kluchtspel’ 99 beesten en één boer.’ Deze vier stukjes werden door de ijvervolle leden der Afdeeling ten tooneele gevoerd op eene wijze, die van gewetensvolle studie in de zoo moeielijke dramatische kunst getuigt. Zelfs het zangstukje ‘Bootsman Lucas’ werd betrekkelijk goed vertolkt, beter dan men zulks verwachten zou van liefhebbers die geene bijzondere studie in muziek en zang hebben gedaan. Eene bijzonder loffelijke vermelding verdient Mevr. De Smet, die in elk der vier stukjes hare gewaardeerde medewerking verleende, alsook de begaafde heer tooneelbestuurder J. Govaere, en de heeren Malschaert, Clauwaert, Materne en De Vos, die de hoofdrollen vervulden. - In een der tusschenbedrijven werd het vaandel ingehuldigd met eene toespraak van den heer voorzitter Haegens, even eigenaardig van vorm als ‘pittig’ van inhoud.
| |
Beeldende kunsten.
- Prijskampen. - In den wedstrijd voor Graveerkunst door de Koninklijke Belgische Academie uitgeschreven, werd de eerste prijs behaald door den heer Andersen van Amsterdam, met ‘In de Heide’ naar
| |
| |
het tafereel van Portaels. Tevens werd door de jury in ernstige aanmerking genomen De krankzinnigheid van Hugo Van der Goes (naar Em. Wauters). In den wedstrijd voor de Schilderkunst werd de uitgeloofde prijs niet toegekend. - De heer Henri Hymans werd bekroond voor zijne verhandeling over de School van Graveerkunst onder Rubens.
- De Antwerpsche Gemeenteraad heeft het besluit der Commissie goedgekeurd, strekkende om den wedstrijd voor het ontwerp van een nieuw museüm op nieuw uit te schrijven.
- Op donderdag 5 September werd de driejaarlijksche Tentoonstelling van Schoone Kunsten, te Brussel, door den Koning en de Koningin geopend. Zij bevat 1078 schilderijen, 198 teekeningen, waterverwen, gravuren, enz., 140 beeldwerken en medaliën en 20 nummers de bouwkunde betreffende. - Ondanks de Wereldtentoonstelling van Parijs, waaraan onze kunstenaars een zoo voornaam deel nemen, mag men die van Brussel eene wèl geslaagde noemen. Zij bevat, het is waar, weinig of liever haast geene werken van buitengewone verdiensten, doch het gehalte der uitgestalde gewrochten ist over het algemeen zeer voldoende, zoodat men in deze Expositie minder werkelijk slechte dingen dan in de vroegere Brusselsche aantreft.
Ofschoon het mijn voornemen niet zij een verslag over de Tentoonstelling te leveren, wil ik den lezer tusschen de tafereelen, welke inzonderheid de aandacht der bezoekers vestigen, degene opnoemen, die mij het meest getroffen hebben.
M. Brozick, een Boheemsche kunstenaar, leerling van onzen landgenoot den Antwerpschen schilder M. Jan Swerts, die sedert verscheide jaren, als bestuurder aan het hoofd der Academie van Praag staat, stelt een groot tafereel ten toon, dat algemeen bewonderd wordt. Het verbeeldt een Gezantschap van den Koning van Bohemen en Hongarië aan het Hof van Frankrijk, Karel VII. M. Karel Ooms eene fraaie Huiszoeking by den Drukker Plantyn. M. Camiel Van Camp eenen Dood van Maria van Burgondië. MM. Juliaan en Albert De Vriendt, allerliefste gewrochten waartusschen een
| |
| |
een heerlijk Portret. M. Em. Wauters, Jan IV en de Neringen van Brussel. M. Cap eenen geestigen Zondag in het dorp en een Portret. M. Jan van Beers, eene Melkmeid met eene prachtige koe. M. Hennebieq, Baudewijn VI, graaf van Henegauwen. M. Hermans, de Lotelingen, vier Brusselsche knapen, die in eenen bedroefden staat, bij wintertijd den Berg van het Hof, te Brussel, afkomen. M. Joors een tafereel van kunstenmakers. M. Em. Claus, Kinderportretten. M. Rob. Mols, De Kade van den Louvre te Parijs. MM. Delpérée en Lebrun, goede historiestukken. Tusschen de overige exposanten bemerken wij: MM. Lamorinière, Lambrichs, Linnig, L. Maeterlinck, Pauli, A. Robert, E. Sibert, Speeckaert, Jos. Stevens, Verlat, Stobbaerts, P. Van der Vin, F. Van Kuyck, Van Luppen, Verwee, F. Vinck, A. De Braekeleer, De Cock, Eraustadt, Th. Gerard, enz., enz.
De Koning heeft verscheidene aankoopen in de Expositie gedaan, namefijk schilderijen van MM. Stallaert, Van Luppen, Van Beers, Achenbach, Pion en Mesdag. De volgende belooningen zullen, zegt men, worden toegekend: aan MM. Brozick (historie), Mesdag (zeeschildering) en Huberti (landschap), het kruis der Leopoldsorde; en aan MM. Alph. Asselberghs, Bouvier, Delpérée, De Pratere, Ooms, Van Beers, Jan Verhas en Th. Weber, de gouden medalie.
(De Toekomst.)
| |
Necrologie.
Frans Dunkler, beroemd componist en militair muziek-directeur, overleden te 's Gravenhage, op 16 September 1873. - Sedert 1847 stond Dunkler aan het hoofd der Stafmuziek, en wist zijn korps tot eene hoogte te verheffen als zeldzaam wordt bereikt. Vandaar de titel van ‘Koninklijke militaire kapel’ haar door Z.M. Willem III geschonken, en het aantal ridderorden, nederlandsche en vreemde, waarmede Dunkler's borst was versierd. ‘Geen tweede, zoo getuigt de heer Nicolaï in Caecilia, bezat eene meesterschap in de behandeling van een harmonie-orkest gelijk Dunkler.’ - Zijn stoffelijk overschot werd, in tegenwoordigheid van eene onafzienbare menigte, ter aarde besteld op het kerkhof Eik-en-Duinen, bij 's Hage.
|
|