| |
| |
| |
Kunstkroniek
Tooneel- en letterkunde.
- Prijskampen. - De Zuidnederlandsche Maatschappij van Taalkunde (voorzitter Prof. Heremans) heeft besloten eenen tweeden wedstrijd te openen voor de beste verzamelingen van Vlaamsche Idiotismen, kunnende dienen ter vollediging der werken, die reeds over die stof zijn verschenen, namelijk het Algemeen Vlaamsch Idioticon van den heer Schuermans en het Westvlaamsch Idioticon van den heer de Bo.
De volgende prijzen worden uitgeloofd: 1ste prijs: 600 fr.; - 2de prijs: 400 fr.; - 3de prijs: 200 fr. - De handschriften worden ter mededinging aanvaard tot den 1n Januari 1881 bij den Secretaris den heer J. Bols, te Aarschot. Zij moeten eene kenspreuk dragen, herhaald op een erbij gevoegd verzegeld briefje, dat den naam des schrijvers, zijn adres en de nogmaals herhaalde kenspreuk bevat. Voor nadere inlichtingen wende men zich tot bovengenoemden heer Secretaris.
- Teyler's tweede genootschap heeft besloten de volgende vragen opnieuw uit te schrijven:
I. Uit het vak der letterkunde: ‘Men verlangt een kritische behandeling van P.C. Hooft's Nederlandsche historiën, waarin niet slechts de bronnen die hij heeft gebruikt, beschreven en beoordeeld worden, maar ook inzonderheid die berichten, die hij aan onuitgegeven bescheiden en aan mondelinge overleveringen heeft ontleend, worden getoetst aan hetgeen van elders bekend is.’
II. Uit het vak der kunst: ‘Men verlangt een historisch en kritisch onderzoek van de beoefening der houtsneekunst in Noord- en Zuid-Nederland, van den oorsprong af tot het midden der 16de eeuw. Hierbij begeert men tevens eene zooveel mogelijk volledige beschrijving der werken van hen, die in dat tijdvak hier te lande in de kunst hebben uitgemunt.’
De prijs voor het best en voldoend gekeurd antwoord op ieder van deze beide vragen bestaat in een gouden eerepenning, op den stempel des genootschaps geslagen, ter innerlijke
| |
| |
waarde van vierhonderd gulden. De verhandelingen moeten in het Nederlandsch, Fransch, Engelsch of Hoogduitsch, met een Latijnsche letter, vooral goed en leesbaar geschreven zijn door eene andere hand dan die van den opsteller. De tijd der inzending van de antwoorden op de beide vragen is vóór of op den 1n April 1880, opdat zij vóór den 1n Mei 1881 zouden kunnen beoordeeld worden.
Het adres is: ‘aan het Fundatiehuis van wijlen den heer P. Teyler van der Hulst, te Haarlem.’
- Gisteren heeft de uitspraak plaats gehad in den Tooneelletterkundigen wedstrijd door de stad Antwerpen uitgeschreven. Ziehier den uitslag die bewijst dat ditmaal onze Vlaamsche tooneelschrijvers tegenover de Noordnederlandsche broeders deerlijk het onderspit hebben gedolven: A. Stukken van 3 of meer bedrijven, 1ste prijs (1000 fr.) ‘Annemie’ door Rosier Faassen (Rotterdam); 2de prijs (600 fr.) ‘Bertha’ door J.C. Kreuknich (Amsterdam); - 3de prijs (300 fr.) in verdeeling aan ‘Toch gebogen’ door J.F. Jansen (Harlingen) en ‘Op 't spel gezet’ door C.W. Margadant (Leiden) en J.E. Slingervoet Ramondt (Deventer). - Eervolle meldingen: ‘Gudrun’ en ‘Ada van Holland’. - B. Stukken van 1 tot 2 Bedr., 1ste prijs (600 fr.) ‘Behouden’ door Arn. Ising ('s Hage); 2de prijs (300 fr.) ‘Mijn vrouws Tante’ door Ant. Bosch (Amsterdam); - 3de prijs (200 fr.) ‘Mijn torteltjes’ door A.M. Maas Geesteranus ('s Hage). - Eervolle meldingen: ‘De Kerstboom’ en ‘Moeder Rosa’. - Verder werden nog de volgende stukken door de Jury in aanmerking genomen: ‘Het Kruisbeeld’ (3 bedr.), ‘Tomaso Aniello’ (4 bedr.), ‘Zijn offer versmaad’ (3 bedr.), ‘De plattelands geneesheer’ (3 bedr.), ‘Siska’ (3 bedr.), ‘Baekelandt’ (5
bedr.), ‘Twee vliegen in één klap’ (1 bedr.), ‘Onze Jongen’ (1 bedr.), ‘Martha’ (1 bedr.), ‘Gecureerd’ (1 bedr.). - De schrijvers der eervol vermelde of in aanmerking genomen stukken worden aanzocht hunnen naam aan 't Gemeentebestuur bekend te maken.
| |
| |
- Wellicht voor de eerste maal in België, zal, in de eerste helft der maand October, te Antwerpen een Nederlandsch Tooneelcongres plaats hebben, en wel ter gelegenheid van het het 25jarig jubelfeest van ons Nationaal Tooneel.
Dit Congres wordt ingericht door de aloude rederijkerskamers ‘de Olijftak’ (1510) onder het eere-voorzittersschap des heeren Leopold de Wael, burgemeester der stad Antwerpen. De voorzitters der Regelingscommissie zijn de dichter Jan van Beers, de componist Peter Benoit, en de tooneelschrijver Emm. Rosseels.
In den loop van zijn 25jarig bestaan, heeft ons Nationaal Tooneel zich tot eene betrekkelijk zeer aanzienlijke hoogte weten te verheffen, en het verdient ten vollen den prachtigen schouwburg dien de stad Antwerpen daarvoor, eenige jaren geleden, heeft opgebouwd. De toestand is niettemin nog voor veel verbetering vatbaar. Zooals het Congrescomiteit het in zijnen oproep zeer terecht aanmerkt, is het afgeloopen tijdperk hier en elders eene gedurige proefneming, een aanhoudend onderzoek geweest; niemand was volkomen zeker van zijnen weg. Gedurende die vormingsperiode heeft men evenwel een grooten schat van ervaring opgedaan: velen weten thans wat er te kort is, en wat verkeerd. Daarom is de ‘Olijftak’ van meening dat het voor de zaak hoogst nuttig wezen kan door een bijzonder Congres aan letterkundigen, componisten, tooneeldichters, tooneelspelers en -bestuurders de gelegenheid te verschaffen hunne gedachten daarover te wisselen. ‘Uit de wrijving der gedachten ontstaat het licht!’ 't Is te hopen dat dit doel door de congressanten in de ruimste mate moge bereikt worden.
Ter gelegenheid van dit Tooneel-Congres zullen buitengewone feesten worden ingericht, waaronder gala-voorstellingen en muziekale uitvoeringen. Zooals op de meeste congressen, zal een banket ‘de werkzaamheden besluiten’, - en dàt eene ‘werkzaamheid’ die, gewoonlijk niet het minst bijval vindt!
De Regelings-Commissie rekent ook op de welwillende medehulp der taalbroeders uit het Noorden. Bij de besturen
| |
| |
der spoorwegen zullen stappen worden aangewend om voor de Congresleden eene vermindering van reiskosten te bekomen. De kaarten van lidmaatschap kosten 3 fr. voor België en 1 gl. 50 voor Nederland. - Wie op het Congres het woord verlangt te voeren wordt aanzocht zich te wenden tot den algemeenen secretaris Mr J. Van Rijswijck, advocaat, (Groenplaats, 6, te Antwerpen). Geschreven redevoeringen worden niet toegelaten.
| |
Toonkunde.
- Prijskampen. - In het 3de jaarlijksch verslag der Nederlandsche Toonkunstenaars-vereeniging ('s Hage), waarop wij nader terugkomen, zien wij dat het Bestuur de volgende prijsvragen heeft uitgeschreven: 1o Een gedicht voor een Concert-aria (Nederl. tekst) om gecomponeerd te worden voor eene vrouwenstem, met orkestbegeleiding. Prijs: 50 gulden. - 2o Eene Ballade (Nederl. tekst) voor gemengd koor, met ééne of twee solostemmen en orkestbegeleiding. Prijs: 50 gl. (Tot mededinging in die beide prijskampen worden alle dichters uit Noord en Zuid, ook al zijn zij geene leden der N.T.V., toegelaten). - 3o Een Concertstuk voor piano, met orkestbegeleiding en ondergelegd piano-accompagnement. Prijs: 100 gl. - 4o Een Concertstuk voor eenig blaasinstrument met orkestbegeleiding en ondergelegd piano-accompagnement. (Alleen voor componisten die leden zijn der N.T.V.) - De mededingende stukken moeten vóór 1 Januari 1879 worden ingestuurd aan het adres van den heer Secretaris der Nederl. Toonkunstenaars-vereeniging: Veenkade, 14, te 's Gravenhage. Zij moeten door eene andere hand dan die van dichter of componist geschreven zijn, en voorzien van eene kenspreuk, welke op een verzegeld briefje is vermeld.
| |
Beeldende kunsten.
- Prijskampen. - 't Schijnt tegenwoordig in zekere administratieve kringen van Belgie een stelsel te worden om onze nationale kunstbeweging zooveel mogelijk binnen de Hoofdstad te centraliseeren, ten nadeele der overige steden, ten nadeele vooral van Ant- | |
| |
werpen, de Vlaamsche Kunststad bij uitnemendheid. En een treurig verschijnsel mag het heeten dat in den laatsten tijd aan zulke tendenz door 't Gouvernement blijkbaar de hand werd geleend. Dit bleek, bij voorbeeld, door de samenstelling der Jury in den voorbereidenden wedstrijd voor het groot Staatsconcours (Prijs van Rome) waarvan de zes beste mededingers thans te Antwerpen definitief werkzaam zijn. Inderdaad, niet min dan vijf Brusselsche artisten als rechters aangesteld, terwijl Antwerpen zelf er slechts door twee leden was vertegenwoordigd.
Doch dat stelsel van uitsluiting, die gouvernementeele miskenning der Antwerpsche kunstbelangen is vooral op onbetwistbare wijze gebleken betrekkelijk de Wereldtentoonstellingen van Weenen en Parijs. Men weet dat in de Jury, van Staatswege gelast met het toekennen der belooningen in de Weener expositie, de stad Antwerpen door geen enkele zijner kunstenaars was vertegenwoordigd. Welnu, hetzelfde ostracismus is thans bij de Parijzer tentoonstelling tegenover onze Rubensstad toegepast geworden. Andermaal heeft het Staatsbestuur in die Jury geen enkel officieel vertegenwoordiger der Antwerpsche kunstbelangen opgenomen; men heeft zich bepaald bij 't benoemen van een... ‘Juré suppléant’, den heer Victor Lagye.
Die zoo vernederende als onbillijke handelwijze heeft natuurlijk in onze kunstlievende stad een alles behalve gunstigen weerklank gevonden. Niet alleen schijnt de kunstschilder Victor Lagye, ten teeken van protest, zijne benoeming van bijgevoegd lid formeel te hebben geweigerd; maar ook in den scheot van den Antwerpschen Gemeenteraad werd daartegen geprotesteerd. De heeren Van Beers, De Winter en Nauts hebben, vooral de eerstgenoemde, krachtdadig de stem verheven tegen die vijandelijke gezindheid jegens de Antwerpsche Kunstschool. En niet zonder reden: elkeen weet dat onze scheldestad niet alleen de metropool is van den Belgischen handel, maar dat zij evenzeer denzelfden eervollen rang op het gebied der Beeldende Kunsten bekleedt. Zoo dus ééne Belgische stad recht had, op de wereldtentoonstelling officieel
| |
| |
vertegenwoordigd te wezen, dan was het wel onze zoo kunst lievende als wereldberoemde Rubensstad! Doch, zooals Van Beers het zeer terecht zegde, al die pogingen der ‘centralisateurs’ om door alle middelen het middenpunt onzer kunsbeweging uit Antwerpen naar Brussel te verplaatsen, zal niettemin vruchteloos zijn en blijven. De liefde tot de kunst zit den Sinjoren als in 't bloed: de eerste de beste Antwerpsche volksjongen bezit méér kunstgevoel dan drie zonen van brusselsche bankiers!
- De heer Minister van Binnenlandsche Zaken herinnert den belangstellenden, dat Z.M. de Koning, bij besluit van 14 December 1874, een jaarlijkschen prijs van 25,000 frs. heeft gesticht ten voordeele der beste werken over vast te stellen onderwerpen.
De prijs betrekkelijk het beste werk over de Bouwkunst (uitsluitelijk Belgische wedstrijd) zal eventueël in 1879 wortoegekend; doch de werken die ter mededinging in dezen wedstrijd bestemd zijn, zullen moeten, vóór den 1n Januari 1879, aan den heer Minister van Binnenlandsche Zaken worden ingezonden.
| |
Tentoonstellingen.
- De gouden medalie voor de schilderkunst in de Wereldtentoonstelling van Parijs, (Belgische afdeeling) is toegekend geworden aan den heer Emile Wauters, historieschilder te Brussel. Die uitspraak wordt in de kunstwereld op verre na niet algemeen goedgekeurd. Verscheidene critici uit Frankrijk en België hebben daartegen ten krachtigste verzet aangeteekend. In l'Artiste van 7 dezer noemt Camille Lemonnier de beslissing der Jury eene onrechtveerdigheid tegenover Alfred Stevens.
- In de Haagsche Tentoonstelling heeft Z.M. den Koning der Nederlanden het tafereel ‘Voor het feest’ van onzen stadgenoot Portielje aangekocht.
- Ter gelegenheid der inhuldiging van het nieuwe Stadhuis te St-Nikolaas, zal aldaar eene tentoonstelling van kunst- en nijverheidsvoorwerpen plaats hebben.
| |
| |
- Het monument, dat in het Park van Laaken aan Leopold I wordt opgericht, zal het gezamentlijke werk zijn van een zeker getal kunstenaars. Het algemeen plan is van De Curte. Het standbeeld zelf is aan Willem Geefs toevertrouwd, terwijl het Staatsbestuur verschillige onzer beste beeldhouwers met de allegorische figuren heeft gelast.
- Tot uitbreiding van het teekenonderricht in de Belgische Staatscholen, heeft onze nieuwe Minister van het onderwijs een paar voortreffelijke maatregelen genomen. Hij heeft namelijk een diplôme de capacité ingesteld voor leeraars, die zich met dat onderricht in de normaalscholen, middelbare scholen, athenea en collegiën zouden gelasten. In afwachting dat er des noods een normaal onderwijs ingericht worde tot het vormen van professsors voor de teekenkunst aan onze academies en teekenscholen, zullen er tijdelijke normale leergangen bestaan voor de professors van voornoemde gestichten. De cursis voor leeraars der normaalscholen zal reeds op 16 Augusti e.k. aanvang nemen. Een diploma voor 't onderwijs in de teekenkunst zal recht geven op een bijzondere jaarwedde.
Ziedaar dus, ongetwijfeld, een stap vooruit op het gebied van het kunstonderwijs. Er blijft echter nog veel, zeer veel te doen, vooral wat de ontwikkeling van kunstzin en schoonheidsgevoel onder het volk betreft.
Bij het onderwijs der vaderlandsche geschiedenis b.v. zou, althans in de gestichten van middelbaar onderwijs, de nationale kunstgeschiedenis een veel ruimere plaats moeten bekleeden, en men zou de leerlingen ook met de bijzonderste meesterstukken der moderne beeldende kunsten moeten bekend maken. Dit zooveel mogelijk door het zoo doeltreffende aanschouwelijk onderricht. Niet alleen zou het bezoeken onzer museüm's daartoe een goed middel wezen, maar zooals de Toekomst zeer terecht aanmerkt, zou de leeraar voor zijne les b.v. ook photographische afdrukken van die meesterwerken kunnen benuttigen.
Reeds meer dan eens werd dit gewichtig vraagpunt niet
| |
| |
alleen in onze Belgische schoolwereld, maar ook op de Nederlandsche Congressen door bevoegde mannen besproken, al heeft de kwestie tot nog toe maar weinig vooruitgang gedaan. - Wij herinneren ons nog met genoegen de pleitrede van prof. Sleeckx, op het alhier gehouden XIIIe Congres. De man had overschot van gelijk toen hij in dit opzicht op hervorming in ons officieël volksonderwijs aandrong. Terwijl men onze schooljeugd, bij elke historieles. het hoofd vol praat over veldslagen en koningen, over oorlogsroem en oorlogshelden, vergeet men de helden die het vaderland op het roemvol gebied der kunst hebben verheerlijkt. En zulks in in een land, dat zulke merkwaardige kunstenaars, zulke heerlijke kunst heeft voortgebracht, in een land, dat ja aan de kunst zijn voornaamsten roem te danken heeft!....
Kunst veredeld het volk. Alwie het dus met kunst en volksbeschaving wèl meent, zal den wensch beamen, dat het nieuwe ministerie van onderwijs in dien toestand voldoende verbetering moge brengen. Door leergangen van populaire esthetiek en kunstgeschiedenis zal alzoo de natuurlijke gehechtheid die steeds ons volk voor zijne kunst en kunstenaars heeft gevoeld, gelouterd en uitgebreid worden, en ook de volksbeschaving bevorderd door den invloed der vaderlandsche kunst.
| |
Necrologie.
L. de Semein, Nederlandsch letterkundige, op 29jarigen leeftijd plotseling te Parijs overleden. In 1872 of '73, zegt Euphonia, schreef hij zijne eerste ‘Parijsche Schetsen’, die in de Arnhemsche Courant werden opgenomen. Later verschenen o.a. van zijne hand: ‘Herinneringen van een Parijsch reporter’, de ‘Vorstenmoordenaar’, (drama), Tooneelschetsen en ‘Door eene Wereldstad’. Van de Semein had men nog veel mogen verwachten; zijn vroege dood is een verlies dat velen met ons zullen betreuren.
|
|