De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 8
(1878)– [tijdschrift] Vlaamsche Kunstbode, De– Auteursrechtvrij
[pagina 300]
| |
Poezie.I.
| |
[pagina 301]
| |
Gij Roze, met uw donzen blaadjes,
Geweven uit het fijnst fluweel,
Gij koningin der bloemengaarde,
In Lente's krans het schoonst' juweel!
Gij, zinnebeeld der teedre liefde,
Betuig onz' reinen liefdegloed
Der dierbre vrouw, wier poëzij ons
Het hart voor 't schoone kloppen doet.
Vijftig jaren vloden henen,
Sinds de gouden dichterlier,
Door Maria werd gegrepen
En bespeeld met kracht en zwier
Bekoorlijk, needrig Veldviooltje,
Verscholen tusschen mos en gras,
Gij eersteling der groene Lente,
Ontsluit uw' tengre bloempjes ras!
En zend uw lokkende ambergeuren
Der vrouw, wier kunde ons heeft geleid,
En breng haar op des zephiers adem,
Den wasem onzer dankbaarheid!
Vijftig jaren vloden henen
En nòg geurt uw poëzij,
En nòg schittert ge als een sterre,
In Dixmude's Maatschappij.
Omstrengel met uw taaie ranken,
Lief Klimoploover, sterk en hecht,
Het needrig tuiltje, dat mijn vriendschap
Ter eere van Maria vlecht.
En bind steeds vaster aan elkander
Twee harten, reeds zoo nauw verknocht,
Blijv' zusterliefde ons trouw omzweven,
Tot onzen laatsten ademtocht!
Stort, o Heer! uw milden zegen,
Op mijn hartsvriendinne neer,
Lang nog leve ze in ons midden,
Ons tot heil en 't land tot eer!
Vrouwe David
geb. Mathilda Van Peene.
Aalter, 30 Mei 1878. | |
[pagina 302]
| |
II.
| |
[pagina 303]
| |
't Is avond, en van verre ik zie
De stad nog gansch verlicht,
Ik denk dat het Vlaamsch dorpken nu
Bij den glans der maan te sluimren ligt...
De ronde nadert vroeg of spa,
Werda!
Wen ik hier op de vesting sta
En houde trouwe wacht,
Dan denk ik dat men ginds in 't dorp
Zoo zeer naar mijn terugkomst tracht...
De ronde nadert vroeg of spa,
Werda!
Victorien Vande Weghe.
Bergen. | |
III.
| |
[pagina 304]
| |
- ‘Nee, nee, riep Klaas, veur zoo 'nen prijs
Dèn blijft-de er in, Marjan!’
- ‘Wat wilde dèn? Meê Kermes
Den eersten dans meê aa?
Een koem anijs, 'nen pekerkoek?...
Awel, ontsluijt-de naa!’
- ‘Neen 'k!’ klonk het... - ‘Wel, wat duivel,
Zeg, Klaas, wat wilt-de dan?’
- ‘Och! - en hij werd zoo rood als bloed -
Geef ma auw hert, Marjan!’
K.M. Pol. de Mont.
Leuven, December, 1877. | |
IV.
|
|