een soort van klein museüm bevinden. - Zoowel de hedendaagsche als de oude schilderkunst zijn er op voortreffelijke wijze vertegenwoordigd. De verzameling bevat o.a. een half dozijn prachtige landschappen van Lamorinière, een der beste gewrochten van Dyckmans: ‘De vrouw van den zeeman,’ een paar lieve tafereeltjes van Joseph Lies, eene schets en eene genreschilderij van Leys, een Bource, een Ary Scheffer, twee Ommegank's, drie Verlat's, een of twee Koekoek's enz. enz. - Onder de oude meesters bemerken wij o.a. Bakhuysen, Jordaens, Jan Steen, Rubens, Van Dyck, Wouwermans, Quellin, VanOstade, Breughel, Van Mieris, Memling, Quinten Metzijs, Gerard Dow, Ruysdael, Teniers, Van de Velde, Frans Hals, Albr. Durer, Craesbeeck, Paul Veronese, Potter, enz.
- De opening der aanstaande Wereldtentoenstelling van Parijs blijft vastgesteld op 1 Mei e.k.; doch het is meer dan waarschijnlijk dat niet àlles tegen dien tijd zal kunnen in gereedheid worden gebracht.
- In den Gemeenteraad van Brussel werd dezer dagen door den heer Allard het voorstel gedaan om tijdens de aanstaande Nationale Feesten van 1880 eene tentoonstelling in te richten van al de werken der kunstenaars, die sedert 1830 in de Academie van Schoone Kunsten in de hoofdstad hunne studiën hebben gedaan. Bij den catalogus zou eene noticie worden gevoegd, die in bondige trekken de historiek der school afschetst. Ook werd op de stichting van een Gemeente-Museüm aangedrongen, dat aan de Academie zou worden gehecht en waarin werken van de kunstenaars, die der instelling het meest tot roem verstrekken, zouden worden tentoongesteld. Het Stadsbestuur zou op die wijze een voortreffelijk middel aan de hand hebben, om de jonge artisten, die zich b.v. in den ‘Prijskamp van Rome’ onderscheiden, op de zoo moeilijke kunstbaan vooruit te helpen. Elk jaar zou tot het aankoopen van nieuwe kunstwerken voor dat museüm een bijzonder krediet worden verleend. Het Voorstel-Allard werd verzonden naar de afdeeling ‘Schoone Kunsten en Onderwijs’.