Tentoonstellingen in den ‘Cercle.’
Blijkbaar heeft de aanstaande Wereldtentoonstelling van Parijs een ruim aandeel gehad in de buitengewone bedrijvigheid, die door de leden der Afdeeling Beeldende Kunsten in den laatsten tijd aan den dag werd gelegd.
Twee expositiën op minder dan drie weken tijds, en die beiden om ter meest de buitengewone belangstelling van het kunstlievend publiek wettige, ziedaar zeker, wel wat men noemen mag ‘flink gewerkt.’
En zoo de quantiteit, zoo ook de qualiteit. Onze artisten, zoowel jongere als oudere, hebben zich van hunne taak om de Rubenstad te Parijs waardig te vertegenwoordigen, op even uitstekende als gewetensvolle wijze gekweten.
Het is thans wat laat om uit te weiden over al de merkwaardige schilderijen, - waarvoor zich gedurende de expositiedagen een zóó talrijk publiek verdrong, dat zulks wel een weinigje hinderde.
Onbesproken kunnen wij evenwel niet voorbijgaan een nieuw en allergeestigst tafereel van David Col. - Onze voortreffelijke humorist heeft ditmaal waarlijk zich zelven overtroffen. Zijn Zangwedstrijd van kanarievogelen is zonder tegenspraak een der verdienstelijkste tafereelen der beide verzamelingen. Col is geen van die schilders, welke hunnen bijval in ultra-realistische opvattingen of schreeuwende kleureffekten zoeken, neen, bij hem draagt alles: opvatting, teekening, samenstelling, enz., het kenmerk van een bezadigd kunstenaars-temperament, dat zijne effekten goed berekent en zijn penseel niet onbezonnen aan de grillen der fantazie overlaat. 't Is een artist in den vollen zin des woords, wiens schrandere gave van opmerking evenzeer bewondering wekt als zijn weergaloos talent.
Bij degenen die min of meer reeds tot de ‘veteranen’ der kunst behooren, had men nog den eigenaardigen Jan Stobbaerts, een ferme colorist, die, jammer genoeg, al eens zijne teekening wat verwaarloost, - Serrure en Verhoeven-Ball, die beiden talent bezittten, doch met wier schildertrant ik voor