heden afmaalt. In ‘Arm Grietje’ worden, op eenvoudig-gemoedelijke wijze de lotgevallen meegedeeld eener arme boerendeerne, die haar dorp verlaat, om in de stad te gaan wonen, waar zij haar ongeluk vindt.
Wij houden het voor gansch onnoodig, hier te verklaren, welk dezer werken wij als het beste beschouwen: alle vier schijnen ons lezenswaardig. De heer L. Janssens vertelt gemakkelijk en zonder eenigen eigenwaan. Men ondervindt al spoedig dat hij volkomen bekend is met de landstreek en de zeden der lieden die hij beschrijft, iets wat op verre na niet van elken novellist kan worden gezegd. Huiselijke tooneeltjes en natuurtafereelen weet hij mot gevoel en naar het leven te schilderen en ons in lang verleden tijden terug te tooveren; voegen wij daarbij dat de karakters, op enkele uitzonderingen na, vrij goed getypeerd zijn.
‘Maar,’ zal men ons wellicht vragen: ‘is er op die vier boeken dan niets af te keuren? - Zijn de onderwerpen wel oorspronkelijk en laat de samenhang niets te wenschen? - Is de heer Janssens de taal wel meester? Zijn de volzinnen goed gevormd en is het vervoegen sommiger werkwoorden hem wel eigen? - Is er hier of daar niet eenige gerektheid in zijnen schrijfstijl? Kortom, werkt hij niet al te overhaastig om iets goeds en degelijks te leveren?’
Het antwoord op al die vragen zullen wij liefst aan anderen overlaten. Genoog zij het te zeggen, dat die boeken over het algemeen eene genoeglijke lezing opleveren, dat Janssens' schrijftrant vloeiend en aangenaam is. - En dat wij niet alléen van deze meening zijn, bewijst het ruime debiet dat zijne werken genieten, in zooverre dat ‘Het Valkennest’ op een jaar tijds is uitverkocht en er nu eene tweede uitgave ter perse ligt.
Overigens, en dit is eene ontegensprekelijke waarheid, er is gebrek aan vlaamsche romans. En dat de schrijver medehelpt voorzien in eene wezenlijke leemte, is iets waarvoor hij dank verdient. Het is dan ook met voldoening dat wij van hem een vijfden roman aankondigen, namelijk: ‘Reginald van Valkenburg, Limburgsche tafreelen uit de dagen der Tempeliers,’ die reeds binnen eenige dagen het licht zal zien. Wij