De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 7
(1877)– [tijdschrift] Vlaamsche Kunstbode, De– AuteursrechtvrijCatherina Beersmans. (Vervolg).De inhoud van De Vreemdelinge is zeer eenvoudig: Mistress Clarkson, die te Parijs gescheiden van haren echtgenoot loeft, ontvangt in hare salons een talrijk en zeer gemengd gezelschap. Daaronder bevindt zich Mauriceau, een schatrijk geworden burger, die droomt zijn eenig kind, zijne dochter, met een edelman te laten trouwen, ten einde zijn dwazen en belachelijken hoogmoed te voldoen. In de salons van Mistress Clarkson ontmoet hij don hertog de Septmonts, een doorgetobd en uitgeleefd edelman, die smoorlijk op Mistress | |
[pagina 457]
| |
Clarkson verliefd is. Deze wil echter van hem niet weten daar zij alleen liefde gevoeld voor een braven werkman, Gerard. Gerard is insgelijks de man die door de dochter van Mauriceau bemind wordt en haar wederbemint. Ten einde zich van eene gelukkige medevrijster te ontmaken, weet Mistress Clarkson het huwelijk van de Septmonts en Catherine te bewerken, wat niet moeielijk valt, dank den hoogmoed des vaders. Deze verbintenis is hoogst ongelukkig. Er bestaat eene eeuwige vervreemding tusschen de echtelingen, en ziende dat Gerard haar nòg niet zal toebehooren, weet Mistress Clarkson de jaloerschheid van de Septmonts op te wekken met het gevolg dat Gerard door den hertog in tweegevecht wordt uitgedaagd. Gelukkig dat de goden er tusschenkomen en Clarkson van Amerika zenden, die op zijne beurt in twist geraakt met de Septmonts en hem doodt... Catherine on Gerard kunnen trouwen; de vreemdelinge vereenigt zich opnieuw met haren echtgenoot, Clarkson, en ze keeren terug naar Amerika. Ziedaar zoo trouw mogelijk de opgave van het stuk, dat men uiterst zedeloos noemt, zonder dat ik eigenlijk weet waarom. Treft men hier en daar een toestand aan, in strijd met de oude voorvaderlijke zeden, dan mag men de strekking van het stuk daarom niet geheel verwerpen en veroordeelen. Dumas heeft ons de zwakheden en gebreken van het menschelijk hart laten zien, in al hunne naaktheid en met al hunne gevaren: zijn doel was het, ons te toonen dat een huwelijk zonder liefde, eene wezentlijke ramp is voor de maatschappij; dat een vader, uit beklagenswaardige hoogmoed gedreven, nooit zijn kind mag dwingen, noch tot het aangaan van een huwelijk buiten haren stand, noch zich te verbinden met iemand die zij niet bemint; dat vervreemding tusschen echtgenooten, voor natuurlijk gevolg plichtverzuim moet bobben. Ver van dergelijke stukken af te keuren, zou het gelukkig zijn dat ons volk meer dergelijke stukken te zien en te hooren | |
[pagina 458]
| |
kreegGa naar voetnoot(1), niet om in schijn te blozen voor dozen of genen volzin die soms wat dubbelzinnig klinkt, maar wel om tot de grondgedachte van den schrijver door te dringen, dan zou het dikwerf goede lessen, wijze vermaningen aantreffen on menig thans ongelukkig huwelijk zou verhinderd worden tot stand te komen. Wat meer is, ik noem het overdrijving, die misplaatste fijngevoeligheid van het volk voor wat het hoort en ziet; het is over het algemeen veel minder licht geraakt in zijn doen en handelen. Men mag ook niet vergeten dat Dumas ons de zeden, gebruiken en gewoonten der zoo geroemde parijzische haute volée, heeft voorgesteld, en heeft die schildering naar de natuur de zedelijkheid van ons volk gekwetst, dan verheug ik er mij nog van harte om dat De Vreemdelinge gespeeld is. Immers dan zal ons volk krachtdadig medewerken, en het beletten dat die slechte uitheemsche zeden, gebruiken en gewoonten, die, wat men ook zeggen moge, helaas! dagelijks meer en meer veld bij ons winnen, verder doordringen, en ons tot de echt Nederlandsche zeden, gebruiken en gewoonten helpen terug te brengen. Veel nog zou ik over Dumas' strekkingen in zijne verschillende werken kunnen zeggen, maar dat zou mij te veel plaatsruimte vragen en ik heb nog over de op- en uitvoering te spreken. Eerst toch nog een woordje over het stuk zelf, dat zeker niet het beste is, dat wij van Dumas kennen. De inleiding is veel te lang, en actie komt er bijna in het eerste bedrijf niet; het | |
[pagina 459]
| |
zijn enkel lange samenspraken, die den schrijver ruimschoots gelegenheid geven eene reeks philosophische gedachten te ontwikkelen. Als altijd bij Dumas, zijn de samenspraken levendig, boeiend, vol geest, on het zou waarlijk jammer zijn indien men er veel in verkortte. De vertaling van De Vreemdelinge, een zeer moeielijk werk, mag vrij verdienstelijk genoemd worden en strekt den heer A.J. Legras tot eer. Met veel kieschheid heeft hij eenige in het Fransch vreeselijk vreemd klinkende woorden weten weer te geven en de echt Dumasche gedachten te vertolken. Een paar woordspelingen, die niet te vertalen waren, hebben mij eenigzins tegen het hoofd gestooten. Wat de opvoering betreft, daarover zal ik nooit met genoeg lof kunnen spreken. Nooit zag ik op eenig tooneel eene zoo goed verzorgde mise-en-scene, zooveel pracht ten toon gespreid. De salons dor hertogin de Septmonts en het spreekvertrek van Mistres Clarkson, waren met een goeden smaak en rijkheid versierd, dat het waarlijk alle gedacht te boven gaat. De uitvoering was mede onberispelijk. De heeren J. Haspels, Rosier Faassens en Legras hadden zeer goed de karakters der te verbeelden personnages opgevat en speelden met een zwier, eene los- en levendigheid zooals wij van onze vlaamsche artisten niet gewoon zijn. Bijzonder beviel ons de heer Van Zuylen in de rol van Clarkson, de Yankee, de goudgraver, die zijn leven te midden van ruwe natuurkinderen had doorgebracht, zelf woest en ruw naar het uitwendige was geworden, onbekend gebleven met onze europeesche beschaving, maar des niettemin een braaf en eerlijk man was, die eene goede inborst bezat, zich weinig bekommerde om te zeggen wat hem op het hart lag en geene laagheid, onrecht, noch lafheid kon verduren. Geen trek van dit zonderlinge karakter dien M. Van Zuylen niet begrepen had, en zijn rond en gulhartig spel en zegswijze deden hem meermalen de toejuichingen des publieks verwerven. Moet ik nog spreken over onze Beersmans? Is aan haar uitste- | |
[pagina 460]
| |
kend talent niet door allen die haar zagen, reeds hulde gebracht? Ook hier toonden de herhaalde toejuichingen dos publieks, met welke bekwaamheid zij de ondankbare rol van Mistress Clarkson heeft opgevat en wist voor te dragen, vooral in het derde bedrijf, bij het verhalen van haar fel bewogene levensgeschiedenis, wist zij de echte tonen aanteslaan die een onbeschrijfelijken indruk op het publiek moeten maken. Mevr. De Vries is mede eene zeer goede artiste, die in de sympathieke rol der hertogin de Septmonts veel bijval wist te verwerven. Jammer dat haar uiterlijke niet zeer voordeelig is om het figuur van dit jong on lijdend meisje weer te geven, en dat hare scherpe stem, de hooge toon van haar geluid, moeilijk tot hot hart der toeschouwers kan doordringen. Al de overige rollen in het stuk zijn van veel minder aanbelang, maar daar zij met ongelooflijk veel zorg gespeeld werden, droegen zij niet weinig bij om de waarde van het stuk te verhoogen. Eene enkele vlek slechts te midden van dit zoo prachtige tafereel: de kleeding der markiezin de Rumières. Waar Mistress Clarkon en Catherine de Septmonts wedijverden om in de rijkste en smaakvolste toiletten op te treden, waar al de heeren in het fijnst waren uitgedoscht, kwam de markiezin de Rumiêres in eene nog minder dan burgerlijke kleeding, de goede harmonie die er tusschen de toiletten der andere artisten bestond, verbreken. Zooals men ziet, woonde ik te Rotterdam eene puike voorstelling, eene model op- en uitvoering bij, die niet spoedig uit mijn geheugen zal gaan en waarvoor de heeren Legras, Van Zuylen en Haspels allen lof verdienen. Om te eindigen wensch ik onze Beersmans van harte een voortdurenden bijval op het Rotterdamsche tooneel en hoop dat zij nog menige jaren door haar talent als eene schitterende star aan den tooneelhemel mag blijven schitteren. Antwerpen, 11 September 1877. Edward Van Bergen. |
|