elk zich onderscheidende in geestig typeerenden zang, en afgescheiden door een Marsch, herhaald door het orkest. - Eerst verschijnt Europa in een zwierig wellende en opschrijdende melodie:
Waar Tiber, Seine en Donau vloeien, enz.
meer afgestooten wordt die zang
Waar Albion den staf van Zeebeheerscher zwaait
en gaat over tot het ruwe en woeste
Waar 't Noorden slaapt', en stormen spreken, enz.
om plotselings met eene grondmodulatie in weliger zang te voleinden:
Alom, uit volle band, hebt Gij geluk gezaaid
Europa treedt groetend voort, terwijl het orkest haar uitgeleide doet met de Marsch; - hierna komt Azië. vertegenwoordigd door een 300ta zilverig malsche knapenstemmetjes, welke, frank en met een zeer gelukkigen toon, het lieve thema opzingen:
Waar de eerste Mensch is opgetreden,...
Azië treedt voorbij op de herhaling van het slot der Marsch door het orkest, en de beurt is aan Afrika, welke onder eene onverstoorbare rythmieke schatering van het koperwerk, haren slependen zang tracht te doen vooruitkomen:
Waar in mijn zandwoestijn, geen oog rust op een bloem...
zeer zonderling rythmeerende kadenz welke dien zang sluit.
Terwijl Afrika voorbijtrekt, verneemt men reeds Australië met baar dor en doodsch accent:
Waar slechts verloren schepelingen
Uit dorst en honger binnendringen...
En al de deelen der oude wereld vereenigen zich in de slotperiode der Marsch:
Weldadig drong ook dààr uw kunst door met uw roem!
Thans hoort men de nieuwe wereld, America, naderen, met stampend gedruis en sombere klem:
Voor 't jongste volk beeft kunst geen waarde!...
Na het eindvers:
Toch, Vlaanderen, toch ziet Gij het knielen,
En smeeken om uw kunst in ruiling voor zijn goud!
hervat het orkest nogmaals het Marschthema, en met een inval van al de stemmen sluit het eerste deel.
***
Een prachtig koraal van Thebaansche klaroenen en bazuinen op den toren, door klokkenspel afgewisseld, maakt den overgang van het, Ie tot het IIe deel.
Niels akeliger dan die vastberaden inval van 't orkest, somber en on-