Niet ten onrechte gewis; want Beersmans is, zonder eenige tegenspraak, de eerste tooneelkunstenares der Nederlanden en mag, zooals nog onlangs een blad van Parijs, l'Europe Artiste schreef, zonder de minste vrees naast de meest beroemde tooneelkunstenaressen van den vreemde optreden.
Mejuffer Beersmans was de wezentlijke ziel van ons tooneel; - zij wist alles kleur, alles leven bij te zetten, en dank zij haar overwegend talent, gelukte zij er dikwerf in menig slechts half goed gelukt werk, tot een dragelijk iets te maken.
Niet alleen is Beersmans groot als tooneeliste, zij is ook met rijke kennissen, een helderen geest en een gezond oordeel begaafd.
Geen wonder dan ook dat zij de toevlucht van menige jonge schrijver was, die alvorens het voetlicht en het soms mooielijke publiek te durven trotseeren, hare wijze en verstandige raadgevingen inriep.
Niet een enkel schrijver zal het zich ooit hebben kunnen beklagen, Beersmans' oordeel over zijn werk te hebben willen kennen. En de schrijver dezer regelen, die voor de uitstekende kunstenares eene onbeperkte bewondering koestert, zal haar eeuwig dankbaar blijven, voor de bezorgdheid welke zij zijne eerste tooneel werken geschonken heeft, en de moeite welke zij zich gaf om ze bij het publiek ingang te doen vinden.
Holland, dat onze Beersmans zoo dikwerf reeds had mogen bewonderen en toejuichen, was als het ware jaloersch dat zij niet tot een hunner gezelschappen behoorde.
‘Dat Mej. Beersmans, schreef de Nieuwe Rotterdamsche Courant, nadat zij op 19 Januari 1875 in de Maatschappij van Fraaie Kunsten en Wetenschappen, voor de eerste maal als declamatrice optrad, meer dan eene gewone tooneelspeelster is, dat zij eene van de zeer weinige is, die de gaven, in eene tragedienne vereischt, bezitten, dat bewees zij gisterenavond opnieuw. En Nederland heeft haar nog niet weten te winnen voor zijn tooneel! Men laat nog toe, dat ze zich verslijt aan spektakelstukken, in plaats dat ze een eereplaats inneemt op een onzer eerste schouwburgen, bij een onzer beste troepen, rollen vervullend, harer waardig! Ken trage-