De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 7
(1877)– [tijdschrift] Vlaamsche Kunstbode, De– AuteursrechtvrijRubens' derde eeuwfeest.Ga naar voetnoot(1)
| |
[pagina 418]
| |
om het verheugend karakter van ‘populariteit’, waardoor zich die ‘lang verwachte, blij betrachte Rubensviering’ heeft gekenmerkt. - Inderdaad, nog nooit misschien had ergens een kunstfeest zoo 'n algemeene belangstelling bij het volk opgewekt. Men kan zich geen denkbeeld vormen van den ijver en de geestdrift, waarmêe door de gansche bevolking weken, ja maanden lang, aan het versieren der stad werd gearbeid. En dat daarbij ook onze Rubens meer nog dan ooit populair geworden is, hoeft wel niet gezegd. Bij arm als bij rijk, op straat als in huis, in vereenigingen als op de wandeling, overal wordt over Rubens en zijn Eeuwfeest gesproken, tot zelfs op de Handelsbeurs, waar gewoonlijk al wat kunst heet zóó laag gekwoteerd staat, heeft meer dan één Droogstoppel, die anders nooit dan over koffie en rijst, Metallieken en Turken mee te praten weet, dank aan het Eeuwfeest nu ook al den naam van Rubens op de lippen; - kortom, al wat de klok slaat is: Rubensfeesten. Thans zijn de Feesten voorbij. En die schitterende kunstmanifestatie - waarop zooals te voorzien was, de gansche beschaafde wereld was vertegenwoordigd - heeft ongetwijfeld een onuitwischbaren indruk nagelaten. Te recht wordt dan ook door de pers algemeen erkend, dat de stad Antwerpen, waarlijk het nec plus ultra van het mogelijke heeft gedaan, om de Rubensfeesten aan hun verheven doel te doen beantwoorden. Reeds vóór het Eeuwfeest hebben wij onze lezers met den hoofdinhoud van het Rubens-Programma, althans wat het kunstgedeelte betreft, bekend gemaakt. Om in geene nuttelooze herhalingen te vervallen, kunnen wij nu in dit zeer beknopt verslag, ons derhalve bepalen bij een algemeen overzicht der bijzonderste punten. Aan enkele dezer zullen wij overigens een afzonderlijk artikel wijden.
*** | |
I. - Tentoonstellingen.De verschillige expositiën, ter gelegenheid der Rubensfeesten ingericht, werden elken dag door eene ontzaggelijke menigte bezocht. Zoo b.v. de verzameling oude Gravuren en Teekeningen (van of naar Rubens), waarbij men het gelukkig denkbeeld heeft gehad ook een groot aantal prachtige photographies van Rubens meest beroemde schilderijen te voegen. Deze laatste categorie is zelfs zeer merkwaardig, dank aan de welwillende medehulp, die de Commissie, zoowel in het buiten- als in het binnenland, heeft ontmoet, o a. bij de Museu ms van Parijs (Louvre), Weenen (Belvedeer), Den Haag, Munchen, Madrid, Douai, Nantes, Dresden, Oldenburg, Copenhagen, enz. Ook bij enkele vorstenhuizen vond de oproep een gunstig onthaal. De Koningin van Engeland nam het initiatief: van al hare schoonste Rubensstukken heeft zij ons, op eigen kosten, keurig verzorgde lichtafdrukken gezonden. Dit voorbeeld vond navolgers: de Koning van Zweden heeft te dien einde zijne | |
[pagina 419]
| |
Rubens-collectie uit het museum van Stockholm laten photographeeren. Men kan op deze expositie tevens decoratieteekeningen van Rubens bewonderen, alsook eenige bouwkundige gewrochten, waartoe ook de prachtige voorgevel der Antwerpsche Jezuïetenkerk behoort. Niet minder belang wekkend was de ten toonstelling van Oude Schilderijen en andere oude kunstgewrochten. Uitstekende tafereelen van Rubens en zijne school, alsook van zijne beroemste voorgangers, tafereelen waarvan sommigen sedert eeuwen de salons hunner bezitters niet hadden verlaten, werden gedurende de Rubensfeesten voor 't publiek tentoongesteld. Deze kunstwerken zijn even merkwaardig als talrijk. Zij behooren hoofdzakelijk tot de Vlaamsche school. Onder de beeldhouwwerken bevinden er zich overheerlijke van Quellin en Duquesnoy. Ook voor de antiquiteiten en de prachtige oude tapijtwerken blijft het publiek gaarne vertoeven. - Van Z.M. Koning Leopold II heeft de tentoonstelling drie heerlijke schilderijen van Rubens, twee van Van Dyck, en een landschap van Hobbema. De derde tentoonstelling gold eigenlijk een Museum, dat thans voor de eerste maal openbaar werd toegankelijk gesteld. Ik bedoel het zoo vermaarde Plantijns-Huis, dat, zooals men weet, met al zijne collectiën verleden jaar door de stad van de familie Moretus werd afgekocht. Men weet ook dat dit huis van den geleerden drukker Christoffel Plantyn door Rubens en zijne leerlingen met verschillige gewrochten werd verrijkt, ja, dat het gedurende meer dan eene eeuw als het ware het centrum der Antwerpsche Kunst- en Letterwereld is geweest. Plantyn's erven (de familie Plantyn-Moretus) hebben met buitengewone zorg, in de twee volgende eeuwen, alles bewaard en voortverzameld wat hun, als druk- en graveerkunst en als schilder- en beeldhouwkunst, door hun beroemd voorgeslacht werd nagelaten. - Wat al kunstschatten men alzoo hier te zien krijgt, laat ik aan 't oordeel van den lezer over. Om compleet te zijn moet ik op het gebied der tentoonstellingen er nog een paar vermelden: 1o die van Bloemen en Vruchtgewassen; 2o van Landbouw en Veeteelt. Ofschoon geene van beiden eigentlijk met het karakter eener Rubensplechtigheid in direct verband stond, toch waren beiden op zichzelven zeer belangrijk. En niet het minst de internationale Bloemententoonstelling! Dat de stad Gent, de Flora van België, hare zusterstad in deze feestelijke omstandigheid een handje heeft geholpen, laat zich licht veronderstellen. Ook de goed bekende Hollandsche bloementeelt nam er eene eervolle plaats in.
*** | |
II. - De Rubens Cantate.- Vlaanderen's Kunstroem. -Over dit heerlijk gelegenheidswerk, der heeren De Geyter en Benoit - waarvan de tekst voor 't eerst in de Vlaamsche Kunstbode verscheen | |
[pagina 420]
| |
en vervolgens alom door de pers werd verspreid - geeft een onzer medewerkers verder eene speciale beoordeeling. Hier zij alleen gezegd. dat die uitvoering de algemeene verwachting nog heeft overtroffen. Het effect der Thebaansche trompetten uit den toren der Cathedraal is zeer goed gelukt. Onmogelijk zou het wezen, ook maar een flauwe schets te geven van den diepen indruk, dien dit reusachtig toondicht - men denke aan de 1200 uitvoerders! - op de toegestroomde menigte heeft teweeggebracht. Evenmin kan men zich den feestelijke aanblik voorstellen dien de helder verlichte en heerlijk versierde Groenplaats dien avond opleverde. Vooreerst heb ik nog nooit in mijn leven zoo'n toeloop van volk gezien. Men schat op meer dan 100,000 het aantal toehoorders, die zich zoowel binnen als buiten de voorbehoudene plaatsen opéendrongen. Daarenboven waren al de vensters, tot de kleinste dakvensters toe, bezet; ja zelfs boven op de daken hadden eenige der stoutmoedigsten post gevat. Een bewijs, hoe ook in 't hart van het volk de toonkunst weerklank vindt! Hiervan getuigde ondertusschen ook de heilige stilte, die, ondanks al de drukte dier krielende volksmassa, onafgebroken heerschte, zoodra, juist op klokslag 8 uur, ‘de Belgische Wagner’ aan zijn muzikaal leger het teeken tot den aanval had gegeven. Maar, in welk een ‘donder van toejuichingen’ - hier is het woord geene loutere beeldspraak - in welk een krachtig hourrah! gaf zich bij 't einde der Rubens-cantate de geestdrift der verrukte menigte lucht! Zóó iets weigert de pen te beschrijven. Toen daarna de heer Burgemeester op de estrade verschijnt, om, onder de warmste gelukwenschen, Maestro Benoit in vervoering de hand te drukken, volgt weer een driedubbel handgeklap. Ook de dichter der Cantate wordt in de ovatie niet vergeten. Van alle zijden roept men; De Geyter! De Geyter! Deze wordt door 't volk als in triomf op de estrade gedragen, en op 't oogenblik dat dichter en componist elkaar broederlijk omhelzen, kent de algemeene geestdrift geen palen meer. De heeren zwaaien hunne hoeden, de dames wuiven met hare zakdoeken; - enthousiasme complet! Het populaire deuntje ‘Dàn zal de Beiaard spelen’ wordt ‘gebisseerd’ en ditmaal door de menigte meê gezongen... Maar hoor! uit de verte verneemt men eensklaps, als een feestelijke echo, de tonen eener naderende fanfarenmuziek. Een oogenblik wordt weer alles stil.... Aangename verrassing! 't Is de groote Militaire Fakkeltocht, die zich, in afwisselende groepen te paard, toortsen en Venetiaansche lantaamen dragend, eenen weg door den volksstroom baant. De marsch die men speelt is hetzelfde Beiaardliedeken uit de Cantate, hetwelk daarop nóg eens door de zangers wordt hervat.
*** | |
III. - Tooneelvertooningen.Zoowel op den Franschen als op den Vlaamschen Schouwburg werden | |
[pagina 421]
| |
tijdens de Rubensfeesten dramatische voorstellingen in het Nederlandsch gegeven. Van den éenen kant had men de drie door het Leeseomiteit ingerichte Galavertooningen; ànderzijds was het de Wedstrijd voor Tooneelspeelkunst, uitgeschreven door de Jonge Vlamingen, die de liefhebbers naar den schouwburg lokte. Ondanks de tropische hitte die in de zaal heerschte, was het publiek vrij talrijk opgekomen. Het was de tooneelafdeeling der Mertensvereeniging die met de 1ste Galavoorstelling was belast. - Het zanggedeelte daargelaten, mag de opvoering der beide stukken nog al bevredigend heeten. Men speelde Rubens' Jeugd, dramatische schets in één bedrijf, door Edw. Van Bergen, en Rubens, tooneelspel in vijf bedrijven door Paul Billiet. Zooals het meermaals met dergelijke gelegenheidswerken het geval is, zou géén dezer stukken de toets eener strenge kritiek kunnen doorstaan. Met zorg geschreven en ock als kunsthistorische schetsen niet onbelangrijk, doch al te langdradig en niet dramatisch genoeg bewerkt. Van beide schrijvers hebben we vroeger stukken gezien, die veel beter aan de vereischten van een goed tooneelwerk voldoen. De 2de Galavertooning bestond uit ‘De Zwarte Kapitein’ de nieuwe Nederlandsche opera der heeren Rosier Faessen en Mertens, en voor de 3de, bracht Antwerpen's Tooneel- en Letterkring een paar schetsen uit het kunstenaarsleven voor 't voetlicht: De nieuwe comedie Quinten Metsys van Van Hoorde, en ‘Jan Steen uit vrijen’ van Sleeckx. Daar beide laatstgenoemde vertooningen gelijktijdig met den wedstrijd der ‘Jonge Vlamingen’ plaats hadden, ben ik verhinderd geweest ze bij te wonen. Het tooneelconcoers, dat meer of min een denkbeeld geeft van den huidigen toestand onzer Belgische lief hebberijtooneelen is, van dat standpunt beschouwd, gewis niet onbelangrijk geweest. Er waren twee afdeelingen: ééne voor de maatschappijen van buiten Antwerpen, en ééne voor die van de stad en hare voorgeborchten. De Jury was samengesteld uit drie tooneelkunstenaars en twee letterkundigen: de heeren Victor Driessens, Edm. Hendrickx en Jos. Dierckx; J. Ducaju en A.J. Cosyn. Na afloop der laatste voorstelling werd onmiddellijk uitspraak gedaan. In een beknopt verslag, verklaarde de Jury tot grond zijner beoordeeling vooral de volgende hoofdpunten der dramatische kunst te hebben in aanmerking genomen: Rolvastheid, Mimiek en Gebarenspel, Tooneelschikking en Samenhang, Kleeding en Typeering, Uitspraak en Voordracht. Ofschoon aan de verdiensten sommiger maatschappijen door den Jury volgaarne hulde werd gebracht, toch moest tevens met leedwezen worden opgemerkt, dat anderen nog slechts zeer onvolkomen aan bovengenoemde tooneelvereischten beantwoorden. In houding, gebaren en voordracht heerscht bij hen nog steeds gebrek aan waarheid en natuurlijkheid. In plaats van zooveel mogelijk het werkelijk leven voor oogen te houden, schijnen ze juist het tegendeel te doen; in plaats van een lossen, maar | |
[pagina 422]
| |
toch zuiveren gesprektoon, nemen zij ofwel een declameerenden preektoon aan, of spreken eene taal die soms alles behalve Nederlandsch klinkt. (Zie verder den uitslag van den prijskamp in onze Kunstkroniek.)
*** | |
IV. - De Rubens-Optocht.De nachtelijke Optocht, door de Rederijkkamer De Olijftak tot stand gebracht, is de eerste maal wegens het ongunstig weder moeten uitgesteld worden tot 's anderdaags. En dàn nog had hij, jammer genoeg, in plaats van 's avonds, in den namiddag plaats. Zooals onze lezers reeds weten, was de stoet uit drie afdeelingen samengesteld. De 1ste Afd. had voor titel: Het feestvierende Antwerpen. Bijzonderste groepen: de St-Jorisgilde en Componisten der XVIe eeuw, Tot slot de Triomfwagen der Muziekkunst. Zeer schoon! - Tweede Afdeeling: De Kunst- en Letterbeweging te Antwerpen. Bijzonderste groepen: Leden van den Olijftak te paard (zegevierende terugkomst uit een wedstrijd van rethorica); groep Antwerpsche boekdrukkers. Daarbij de Plantynswagen, eene volledige drukkerij van den tijd voorstellend. - Derde Afdeeling: Antwerpen's Kunstroem. Bijzonderste groepen: Quinten Metsys en de beroemde schilders van zijn tijdvak; de School der Renaissance; leerlingen en beroemde tijdgenooten van Rubens; vorsten en edellieden uit Rubens' eeuw. De optocht werd gesloten met een paar overheerlijke praalwagens: Rubens verheerlijkt door zijne werken, waarop zich eene indrukwekkende copie van Rubens' meesterstuk ‘de Kruisafneming’ verhief, en de eigentlijke gezegde Rubeuswagen, bekroond met het standbeeld van den gevierden meester. De bijval dier sierlijke kunstwagens en prachtig gecostumeerde groepen was groot, - doch dat alles moest bij nacht, door electrisch- en bengaalsch licht opgeluisterd, ongetwijfeld nog mêér effekt maken. - Dit zegt genoeg hoezeer men verlangend daarnaar uitzag. - Hoe aangenaam was mij de verrassing, toen ik Zondagavond (28 Augusti) bij 't uittreden van den Nederlandschen schouwburg, de monumentale triomfpoort der Gemeenteplaats in den glans van het heerlijkste kunstlicht prijken zag en een oogenblik daarna, van den kant der St-Jacobsmarkt, de lang verwachte nachtelijke Rubensoptocht te voorschijn kwam! Weldra was niet meer alleen de poort, maar waren ook huizen en straten door bengaalsch en electrisch licht op het schitterenst verlicht. Behoeft het nog wel gezegd, dat die grootsche plastische voorstelling van Antwerpens dankbare hulde aan Rubens' nagedachtenis, thans nog oneindig meer indruk op de volksmenigte teweegbracht? Groepen en praalwagens, alles wat het beeldende vernuft ter verheerlijking van den onsterflijken schildervorst had uitgedacht, kreeg thans een meer ideaal karakter. Die afwisselende kleur-effecten, waardoor nu als bij tooverslag de geheele stoet van uitzicht veranderde, leverden een echt fantastisch schouwspel op. (Wordt voorgezet). A.J.C. |
|