zachte en aangename matheid van kleur en schittering, welke ons sterk aan het filigraan van straks herinnert. Die kanten mutsen vormen alzoo met de juweelen voorhoofdspelden, die dan niet overbodig meer schijnen, het kostbaare kapsel der Friezinnen, dat niet zonder reden de aandacht van vreemden trekt. Voeg hier nu nog bij de halssieraden doekspeld, oorbellen en halssnoer met slot, geregeld van goud, en vaak met parelen, koralen en edelgesteenten nog opgesierd; dan nog gouden armbanden en vingerringen, met dito dito, de beurzen en tassen met zilveren beugels, waarbij in de de laatste tijden nog het gouden horlogie met dito ketting en medailjon, - dan kan men zich voorstellen hoetegenwoordig rijk uitgedoste Friezinnen ter markt kwamen, somtijds met voor meer dan fr. 1000, aan dergelijke sieraden bekleed.
De mannen zijn in die zaken voor zich spaarzamer; toch zijn bij hen gouden en zilveren horlogiën met dito kettingen, zilveren tabaksdoozen en sigarenkokers, met goud en zilver gemonteerd rookgereedschap, enz., en waren vroeger ook zilveren gespen aan broek en schoenen zeer algemeen.
Wil men nog meer bewijzen van den algemeenen smaak voor gouden en zilveren voorwerpen, men lette eens op de keus der Friezen bij hunne prijzen en premiën voor volksvermaken, de geschenken. waarmêe zij verdiensten en weldaden weten te eeren en beloonene, - de uitstallingen van goud- en zilversmeden, wier bedrijf in Friesland nog altijd zeer bloeiende is.
Doch, het wordt tijd dat wij van dit onderwerp afstappen. Welnu, zoo eene dan zal de nu volgende Zaal XII ons daartoe eene gereede aanleiding geven. Deze toch geeft, in tegenstelling met het meerendeel, dat met voorwerpen van kunstnijverheid gevuld is, ook voorbeelden, dat in Friesland en door Friezen de kunst als kunst en niet alleen om haar practisch nut en toepassing, beoefend werd en nog beoefend wordt. Vroeger reeds opgemerkte en geschilderde portretten, enz. worden hier in de schaduw gesteld door schoone stukken van Bisschop en Alma Tadema, waarbij ook Kool met zijn Hinloopensch tafereel, dat weer in een ander vertrek een goede plaats heeft bekomen, genoemd moet worden.