De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 7
(1877)– [tijdschrift] Vlaamsche Kunstbode, De– Auteursrechtvrij
[pagina 376]
| |
Deze maatschappij is zeer oud, doch niet altijd is zij even bloeiend geweest. Haar leven is vol wisselvalligheden, en sedert haar ontstaan, liep zij meer dan eens gevaar voor altijd in duigen te vallen; tot zij dan, door de eene of andere omstandigheid begunstigd, weder oprees uit het stof der vergetelheid, en hare vroegere werkzaamheden niet nieuwen moed hervatte. Zoo is, met vallen en opstaan, de maatschappij ‘De Kruisbroeders’ tot op onze dagen blijven voortleven, en wij mogen het zeggen, dat zij er thans meer dan ooit heel frisch en gezond uitziet. Den 22 October gaf zij hare eerste vertooning van het tooneeljaar 1876-77 en bracht ‘Elena’ het roerend drama van den betreurden Destanberg, en het vertaald blijspel ‘Een frank 85 daags’, eene min of meer gelukte klucht, voor het voetlicht. Beide stukken werden met veel samenhang en gevoel opgevoerd, voor een talrijk publiek, dat door warme en wèlgemeende toejuichingen zijner hooge voldoening lucht gaf. Het orkest, dat bij die gelegenheid de openingstukken en tusschenpoozen speelde, verdient ook allen lof. In de tweede vertooning kregen wij ‘Een tooneelspel op den buiten’, het volksdrama ‘Het onteerde meisje’ en het blijspel ‘Mijnheer en Mevrouw Flonkaers.’ De vertolking dezer drie stukken had voor het publiek eene bijzondere aantrekkelijkheid; de vrouwenrollen werden gespeeld door de juffrouwen Dhaenens, die zich dan ook met eere van die taak hebben weten te kwijten. Tusschen de twee laatste stukken werd door den heer X... het allerliefste ‘Mijn Vlaanderen heb ik hartlijk lief’ van Coopman en Antheunis, zeer smaakvol voorgedragen. Overgroot was de bijval welken de zanger mocht inoogsten. Wij meenen dat de maatschappij niet kwalijk handelen zou, bij elke vertooning een of meer goedgekozen zangstukken uit te voeren. Dat zou onze Vlaamsche liederen bij het volk doen indringen en wellicht de oogen openen van hen, die nog altijd beweren, dat er in 't Vlaamsch geene liederen bestaan, welke voor een deftig, kunstminnend publiek verdienen gezongen te worden. De volgende malen werden nog ten tooneele gebracht: ‘Eene Stiefterdochter’ van Block en Van Hoorde, ‘Een man die de broek draagt’ blijspel met zang in één bedrijf, ‘de Visschers van Blankenberg’ van Sleeckx, en meer andere goede stukken, waarvan de opvoering telkens zeer bevredigend was. Wij juichen dan ook van harte de ijverige pogingen toe, welke de Koninklijke maatschappij ‘De Kruisbroeders’ in 't werk stelt, om het Kortrijksch Vlaamschgezind publiek nu en dan op een tooneelfeestje te vergasten, en wij voeden de beste wenschen voor haren groei en bloei op het pad der Vlaamsche tooneelkunst. Onlangs waren de leden der hoogergenoemde maatschappij vereenigd, om het vijftigjarig jubelfeest te vieren van den heer J. Pringiers, als werkend lid der maatschappij. Den Jubilaris werd een banket en zijn prachtig portret aangeboden. | |
[pagina 377]
| |
Ik meen u nog te moeten melden dat verleden jaar, op het kerkhof alhier, de inhuldiging plaats had van een gedenkteeken opgericht ter nagedachtenis van wijlen den heer Constant Berlemont, in leven voorzitter der Maatschappij van onderlingen bijstand ‘Broederlijke weldadigheid’. De heer Berlemont was ook bijgevoegd bestuurlid van het Gentsch Willemsfonds, een overtuigde Vlaming en oprechte volksvriend, die zijn leven ten offer bracht om het geluk zijner behoeftige natuurgenoten te bevorderen. De manifestatie, welke bij het onthullen van 's mans gedenkteeken plaats greep, was indrukwekkend. Niet min dan twaalf maatshappijen van Kortrijk en de omliggende steden en dorpen namen deel aan den stoet. Meer dan vier duizend personen wilden hulde brengen aan de nagedachtenis van den hooggeachten volksvriend. De gedenkzuil draagt een vlaamsch opschrift - iets dat op het Kortrijksch doodenveld eene zeldzaamheid heeten mag; - zij is niet overladen met al die kleingeestige opsmukkingen, welke door den alvernielenden tijd niet lang gespaard blijven; maar eenvoudig is zij, als de man wiens heilig aandenken zij bewaren zal. Jacob Stinissen. |
|