van J. Brahms, heeft Benoit nog eens doen blijken, welk eene uiterste fijnheid van uitdrukking men kan verkrijgen bij middel van het doelmatig toegepaste rubato. Zijn de Terzetts schoon, de Liebeslieder voornamelijk zijn pereltjes van het reinste water; dat sprankelt en tintelt vol zwierige levenslust. Niets zoo gemoedelijk schertsend als het zesde: Am Donau Strande, da steht ein Haus; niets zoo dartel als het nu en dan terugkomend: Wenn ich ein kleiner hübscher Vogel wär.
Als treffende tegenstelling is Die Heilige Nacht van Niels Gade een stuk van majestatische gehalte en breede kracht. Godsdienstig en indrukwekkend plechtig, treft het de ziel, en verheft ze tot de bespiegeling van het oneindige. Niels W. Gade is een groote, en, wat meer zegt, niet verduitschte Deen.
Het feest werd gesloten met een fragment uit Benoit's Lucifer. Zelfs met de vereenvoudigde begeleiding van piano en harmonium, voelde men nog al den gloed, al de primitieve kracht, die Benoit's eerste Vlaamsch Oratorio kenmerken.
***
Benevens dergelijke maandelijksche séances, geeft de Société de Musique in het jaar ook eenige concerten op groote schaal, met orkest. Het laatste groot concert - het sluitingsfeest van 14 Mei 11. - bracht ons ten gehoore de vier eerste nummers van Huberti's ‘Laatste Zonnestraal’, een pianoconcerto van J.N. Hummel, en eene brok uit Schumann's ‘Faust’.
Opgevat in breeden Oratorio-stijl, getuigt Huberti's werk van eenen ongemeen dramatieken geest, maar de strekking naar het realistische ontaardt er al te dikwijls in plompheid. De componist hoeft niet te toonen wat hij durft doen gevoelen, maar wel hoe hij zelf gevoelt. Gevoelt Huberti nu zoo? wij gelooven het niet, zulks is niet vol te houden.
In tegenstelling met Jan Blockx, die, zijne verwen nooit op 't doek brengende dan bij middel van fijne penseeltjes, meestal zeer mager, en dikwijls kleurloos blijft door te weinig, smijt Huberti met de éene hand gansch zijn palet