De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 7
(1877)– [tijdschrift] Vlaamsche Kunstbode, De– Auteursrechtvrij
[pagina 232]
| |
de meeste artisten uit het Drama en de Comedie in Noord-Nederland optraden. Buiten van tijd tot tijd nog eene voorstelling, door de eene of andere maatschappij gegeven, is hier alle werkzaamheid op het gebied der dramatische kunst tot den naasten winter gestaakt. Nieuws is er dus in onze tooneelwereld niet, ten zij dat de heer Victor Driessens, wiens bestuurtermijn vervallen was, thans door de stad voor een nieuw driejarig tijdvak (1877- 1879) met de leiding van ons Nationaal Tooneel is gelast. Niets nieuws, zegden wij daareven. Ja toch er is iets, maar 't is voor ons tooneelminnend publiek ongelukkiglijk een alles behalve goed nieuws: het vertrek onzer zoo begaafde tooneelkunstenares Mej. C. Beersmans! Sinds lang werd ons, zooals men weet, die in gansch Nederland zoo terecht gevierde kunstenares door Holland benijd, en wat hier de ontelbare vereerders van haar talent zoo lang hebben gevreesd blijkt thans eene afgedane zaak te wezen. Mej. Beersmans heeft met de Rotterdamsche Schouwburgvereeniging (Van Zuijlen en Haspels) een engagement geteekend, dat haar aan dien schouwburg verbindt, tegen eene vaste jaarwedde van 8000 gulden, zonder te rekenen verscheidene andere uiterst voordeelige voorwaarden. Nu, dergelijke verbintenis moge voor Mej. Beersmans even schitterend als wèlverdiend wezen, voor òns publiek is dat minder bemoedigend; want dat zoo'n talent in den tegenwoordigen toestand nog moeielijk, zoo niet onmogelijk te herstelling valt, zal wel door niemand worden ontkend. Na Mej. Verstraeten thans Mej. Beersmans, ziedaar twee verliezen die in ons gezelschap een gevoelige leemte laten. Moge de heer Driessens erin gelukken die althans betrekkelijk goed aan te vullen. En als hij - zoo'n flinke impressario - dat niet kan, wie zou het dan kunnen? Laat ons minstens hopen dat de 10,000 frs subsidie, die de stad thans ter bevordering van onzen Nationalen Schouwburg heeft gestemd, hem in staat zullen stellen, zoowel wat de waarde der stukken als wat de opvoering betreft, eenige van | |
[pagina 233]
| |
die verbeteringen in te voeren, waarop de heer Van Beers in den Gemeenteraad niet ten onrechte heeft aangedrongen. De keuze der stukken is zeker wel een der gewichtigste punten in onze zooveel besproken tooneelkwestie. - Geheel en al afbreuk maken met de zoogenaamde effekt-drama's schijnt ons voor 't oogenblik niet praktisch mogelijk; doch men moet die soort van spektakelstukken weten te kiezen waarmee men wel don grooten hoop lokken kan, maar die niet met de esthetisch-beschavende zending van ons Tooneel in strijd zijn. En dan, wanneer langzamerheid ons publiek, meeren meer beschaafd, in fijnere stukken smaak vindt, dan zullen zooals de criticus van den Rott. Courant nog onlangs aanmerkte, zachtjes aan de ‘draken’ - die voor de Directie voordeelig en voor de tooneelspelers gemakkelijk, maar voor het Tooneel schadelijk en voor de kunst verderfelijk zijn - zachtjes aan verdwijnen, en met hen de draakachtige hebbelijkheden, die sommigen nog aankleven. A.J. Cosyn. |
|