bovendrijven. - Zonderling land, waar alles wat vreemd is de gemoederen opwekt en strijdvaardige pennen oplevert! Hoe en wanneer is er over Fétis, Hanssens, Mengal, Soubre, Daussoigne-Mehul, enz., gehandeld geweest? Wanneer heeft men pennetwisten gevoerd over 's lands kunsteigenaardigheid en -strekkingen? Nihil! Op geene wijze!
Deze diepingekankerde onverschilligheid moest een einde nemen, hij het ontkiemen der Nationale Vlaamsche Toonkunde. Door hare werking zouden een weinig later de twee bedoelde gezindheden plaats maken voor twee strekkingen - de Nationale en de Cosmopolitische - en voortaan zou de Worstelingsperiode ontstaan tusschen de schoolprinciepen van Antwerpen en Brugge, tegenover die van Brussel en Gent, - dus tusschen de drie zustersteden en de hoofdstad.
Wanneer men eens eraan zal gedacht hebben de algemeene kunstgeschiedenis te herschrijven, inzonderheid die der Toonkunst, - de geschiedenis, niet meer in perioden van jaren, maar in tijdvakken van nationalism verdeeld, - wanneer men geleid en verlicht door de fakkel der nationaliteit al de oorzaken en redenen der schokkingen in de volken zal navorschen en opsporen, eerst dàn zal men al het gewicht kennen van den strijd op Vlaamsch-Muzikaal gebied.
Stappen wij over het gebied der kunstschepping, en plaatsen wij ons rechtstreeks op dat der pedagogie of opvoedingsleer.
Reeds hebben we gezien hoe, onder oogpunt van gewrochten en uitvoeringen, de Vlamingen van de jaren 1860 af tot 1876 bewezen wàt zij vermogen. Die werking, hoe grootsch ze ook is, kan nogtans niet volkomen vruchtdragend wezen dan met degelijke Opvoedingsgestichten, een Nederlandsch Zangtooneel en in 't Nederlandsch uitvoerende Maatschappijen.
Wat moet door nationale muziekscholen worden verstaan? Deze hebben een tweevoudig doel: 1o Zij bewaren