klein kind harer moeder eene vuurstoof aandraagt en ze met evenveel koddige behoedzaamheid vasthoudt, ‘Moedershulp’ kunnen heeten. Les grands artistes se rencontrent.
Evenwel wordt door deze spreekwoordelijke uitdrukking geenszins bedoeld Blommers op dezelfde hoogte van Israëls te plaatsen. Is het reeds gevaarlijk in louter letterkundige zaken paralellen te willen beproeven, hoeveel te grooter wordt niet het gevaar in de schilderkunst! Waar twee smaakvolle lieden één en denzelfden roman van een gevierd schrijver lezen, kan hun oordeel over de waarde van het werk zeer uiteenloopen, maar indien diezelfde twee personen voor de schilderij van een beroemd meester worden geplaatst, is het hoogst waarschijnlijk, dat zij in de waardeering voor den arbeid des meesters hemelsbreed zullen verschillen. Er is niets bedriegelijker dan het oog en bij de beoordeeling van plastische kunst moet niets aan den natuurlijken indruk, àlles aan de oefening van 't oog worden overgelaten. Om die reden alleen reeds zou ik dus geen vergelijking tusschen Israëls en Blommers willen beproeven, maar de hoofdreden zou trouwens bij mij altoos in dezen beweeggrond schuilen, dat Israëls de vader, de wettige, beroemde vader is van het genre, waarvan Blommers een bij uitstek verdienstelijk zoon blijkt, en dat, de leeftijd van beide artisten in aanmerking genomen, Blommers nog de veelzijdigheid kan bereiken, die Israëls reeds zoo manhaftig en glorierijk nabij is gekomen. Zooals een onzer bekende kunstcritici de heer J. Van Santen Kolff onlangs zich met betrekking tot het talent dezer schilders uitliet: Blommers heeft den zonnigen kant van 't leven der visschers bespied en weergegeven, maar de donkere zijde van hun bestaan, de tragische en pathetische, bleef nog onbestudeerd, en dààrin juist is Israëls met zijne diep dramatische opvatting van sujet zoo groot.’ Voor een jong meester als
Blommers is het geen geringe - maar tevens wèlverdiende - eer met een artist als Israëls in éénen adem genoemd te worden.
F.S.K.