| |
Kunstkroniek.
15 Januari - 15 Februari.
Tooneel- en letterkunde. - Prijskampen.
- Een dubbele wedstrijd voor Belgische dichters wordt door het Staatsbestuur geopend voor het opstellen van eene Nederlandsche en eene fransche cantate, bestemd om als tekst te worden gebruikt in den muziekalen wedstrijd van 1877. Een prijs van 300 fr., ofwel eene gouden medalie van dezelfde waarde, wordt aan elk der beste gedichten verleend. Deze zullen niet méer dan drie muziekstukken van verschillenden aard bevatten, met tusschenvoeging van recitatiefs. De keuze van het onderwerp staafden mededingers vrij. De stukken moeten vóor 1 April 1877 aan den heer Sekretaris der koninklijke Belgische Akademie worden ingestuurd, vergezeld van een gezegeld brierje, dat den naam (geen pseudoniem) en het adres van den dichter inhoudt.
De cantaten, zegt het programma, moeten niet gelijk gesteld worden met een drama. De cancate is eenvoudig een dichtstuk dat voor doel heeft de gevoelens van een of meer personen uit te drukken, en de schrijver moet er dus niets in brengen wat niet zonder tooneelmatige voorstelling te verstaan is.
| |
| |
- De heer minister van Binnenlandsche zaken heeft in den Moniteur de lijst der tooneelwerken afgekondigd, die zullen onderworpen worden aan de Jury, gelast met de toewijzing van den Driejaarlijkschen Prijs voor Nederlandsche Tooneelletterkunde (in Belgie). Tijdvak 1874-1876. Elf stukken werden hem daartoe in handschrift gestuurd, terwijl door de zorgen van het Hoogere Bestuur nog 22 andere, reeds uitgegeven tooneelstukken werden ingezameld. De schrijvers die in dit tijdvak (1874-1876) het een of ander voor 't Tooneel hebben uitgegeven, dat nogtans in die lijst niet is opgenoemd, worden aanzocht vóór 25n dezer maand een exemplaar daarvan aan 't Ministerie te sturen.
- Het gezelschap ‘Voor taal vereenigd’ van Iseghem, heeft de volgende letterkundige prijsvragen uitgeschreven: Poezie. Een dichtstuk dat voor onderwerp heeft: Leopold I herdacht (1831-1865) prijs: 100 franks.- Proza. 1o Geschiedkundige schets van de Vlaamsche Beweging, bijzonderlijk van 1860 tot heden. (Letterkunde, schoone kunsten, werkingen en streven van verdienstelijke mannen, genootschappen, bonden, congressen, volksvoordrachten, enz. prijs: 100 franks. - 2o Een roman of verhaal. Onderwerp: Schets uit het Westvlaamsche leven onzer dagen, prijs: 400 franks.
De mededingende stukken moeten voòr 1 Juli 1877 ingezonden worden aan den heer Ad. Veranneman, schrijver van t gezelschap. Zij moeten eene kenspreuk dragen, die ook herhaald is op den omslag van een verzegeld briefje, dat den naam en 't adres van den schrijver bevat. Alle stukken die met godsdienst of goede zeden in strijd zijn worden uitgesloten.
- De schrijvers der novellen, die in den wedstrijd der ‘J.F. Willems’ van Antwerpen werden bekroond, zijn de volgende: 1o Hr. Willem Otto, van Amsterdam; 2o Mevr. Lamping geb. Van Bosse, van Utrecht. - Eervolle meldingen aan de heeren J. Boomers (Amsterdam), Van der Veen (St-Maarten) en Lodewijk Janssens (Antwerpen).
- Een jonge vlaamsche dichter die aanleg voor de poëzie blijken doet, de heer K.M. Pol. De Mont, geeft een bundeltje uit,
| |
| |
dat voor titel voert: Klimoprankskens. In onze rubriek Poëzie geven wij daaruit een paar proefjes als specimen. Wij hebben van hem nog in portefeuille Aan Jan Van Beers, eene hulde aan den dichter der ‘Jongelingsdroomen’.
- Door de Jonge Taalvrienden, een te Mechelen gestichte kring, wordt een jaarboek aangekondigd, getiteld: ‘Onze Dageraad’. Deze uitgave zal bijdragen in dicht en ondicht bevatten. Wij roepen de aandacht van het letterlievend publiek in op de eerstelingen dezer jonge taalvrienden.
- De heer Pieter Vander Meiren, van Rousselare, heeft een gedicht uitgegeven, getiteld Liefdadigheidsoproep, naar aanleiding van het door Z.M. Leopold I genomen initiatief, om door een algemeene inschrijving tot de afschaffing van den slavenhandel in Midden-Africa bij te dragen. Het stuk is in dramatischen vorm geschreven en schetst de akeligheden der slavernij. De dichter noemt het een zangdicht of cantate. Tot componeering schijnt het ons echter niet bijzonder geschikt.
- De wereldberoemde Italiaansche treurspeler Ernesto Rossi is in den Nederlandschen Schouwburg een zestal vertooningen komen geven, die telkens een zoo talrijk als uitgelezen publiek hebben uitgelokt. En wèl te recht: zij die Rossi den grootsten treurspeler van zijnen tijd noemen overschatten zijne verdiensten niet. De meesterwerken van den onsterflijken Shakspeare zien vertolken door een dramatisch genie als Rossi, ziedaar een kunstgenot zooals de schouwburg er slechts bij uitzonderingen verschaft. Zoo iets noemt men eenvoudig weg: subliem! - Opvolgentlijk werden opgevoerd ‘Othello’, ‘Macbeth’, ‘Koning Lear’, ‘Louis XI’ (van Cas. Dela Vigne), ‘Hamlet’ en ‘Roméo en Julia’. De geniale kunstenaar, wiens tooneelgezelschap overigens uit zeer verdienstelijke elementen is samengesteld, heeft alhier een schitterenden bijval gevonden. Op eene dezer vertooningen werd hem eene kostbare prachtkroon vereerd, waarbij de heer Fr. Gittens, zich de tolk van gansch het intellectueële Antwerpen makend, hem de algemeene bewondering betuigde die men voor zijn weergaloos talent gevoelt. Rossi bedankte
| |
| |
voor die eerbewijzing met eens gelukkige improvisatie in de fransche taal: ‘De Staatkunde, zegde hij o.a, verdeelt de menschen; de kunst vereenigt ze weer. Zij is als een broederband tusschen de verschillige natiën. Wat mij betreft, ik voel mij gelukkig aldus in mijne moedertaal voor de geheele beschaafde wereld als artist te kunnen optreden. De moedertaal is de taal van 't gevoel, de beste tolk om de innige gewaarwordingen eener kunstenaarsziel weer te geven.’
| |
Toonkunde. - Prijskampen.
- Op Zaterdag, 2 Juni 1877, zal te Brussel de 20ste Staatswedstrijd voor muziekale compositie (Prijs van Rome) worden geopend. Het onderwerp is, zooals men weet, eene daartoe opzettelijk geschrevene cantate (fransche of nederlandsche tekst). De Belgische toonkundigen die daaraan wenschen deel te nemen, worden aanzocht zich op het Ministerie van binnenlandsche zaken (Afdeeling Schoone Kunsten) vóor 1 Juni te doen inschrijven. Zij mogen niet meer dan dertig jaren oud zijn.
- Te Brugge werd dezer dagen met ongehoorden bijval de Vlaamsche opera ‘Liederik’ ten tooneele gevoerd. Die vertooningen waren ingericht door den bestuurder van den Stadsschouwburg, den heer Delparte, die zelf eene voorname rol in het zangspel der heeren Mertens en Billiet vervult. Onze onovertroffen vlaamsche baryton, de heer Blauwaert, vertolkte zooals vroeger de titelrol, en had wel het grootste deel in de warme toejuichingen van het talrijk publiek. Bij de tweede voorstelling werd den componist Mertens eene prachtige kroon aangeboden, met eene toepasselijke aanspraak van Prof. Julius Sabbe.
- De Gentsche vertegenwoordigers hebben in de Kamers eene verhooging, van subsidie gevraagd, om het door M. Samuel bestuurde Conservatorium tot een Conservatoire de l'État te verheffen. Gent zou alzoo voor zijne muziekschool 30.000fr. van den Staat trekken, terwijl Antwerpen er maar 10.000, en Brugge maar 6.000 bekomt! Ziedaar eene onverklaarbare begunstiging, waartegen De Halletoren van Brugge ten sterkste protest aanteekent. Men zou, zegt men, van Gent het centrum der Vlaamsche muziek beweging willen maken! Met een man
| |
| |
als de heer Samuel, kan zoo iets m.w. niet ernstig wezen. Het Vlaamsch schijnt in zijne muziekschool, om zoo te zeggen, eene doode letter te wezen. Eén staaltje onder velen: de eenige leerling der Vlaamsche Zangklas, die verleden jaar in 't concoers meèdong, zong in.... 't Italiaansch!... - De subsidie is nog niet toegekend, en we betwijfelen sterk of zij het ooit wezen zal.
- Het Westvlaamsche Comiteit van den Bond tot bevordering der Nationale Toonkunde onder de leiding van Meester Leo Van Gheluwe, heeft een uitmuntenden maatregel genomen. Het heeft aan Stad, Provincie en Staat een verzoekschrift gestuurd, om door hunne geldelijke ondersteuning de Vlaamsche muziek vrienden van Brugge middelen te verschaffen tot het inrichten van een Groot Muziekfeest, waarop nieuwe werken van twee onzer jonge Brugsche componisten, leerlingen van het Conservatorium dier stad, zouden worden uitgevoerd; wij bedoelen de heeren Karel Mestdagh en Lodewijk Heinderyckx.
- Men meldt ons uit Berchem (bij Antwerpen) dat op Zondag, 10 Juni 1877, ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan der maatschappij De Volksvrienden een groot Festival voor harmonie-, fanfaren- en zangmaatschappijen zal gegeven worden. De uitnoodigingsbrieven zullen later worden uitgevaardigd.
- In ons Decembernommer (1876) wees de heer J. Stinissen op den beschavenden invloed van ‘het Vlaamsche lied in de school.’ Thans hebben wij ons, dezer dagen, door eigen ervaring kunnen overtuigen, dat het zangonderricht bij ons onderwijs hier ter stede op echt degelijke wijze wordt gegeven. Het was de door Mevr. Haegens bestuurde gemeentelijke meisjesschool, die ons dààrtoe gelegenheid verschafte. Op eene der gewone zondagsche conferenciën hadden bedoelde schoolmeisjes zich met de uitvoering van eenige hunner koren gelast, en de wijze waarop zij de puike zangstukken van Karel Miry, Jan Blockx, Joh. Wepf en Gariboldi vertolkten, strekt hunnen zangmeester den heer De Decker tot eere, evenals het voortreffelijk onder- | |
| |
wijsgesticht waaraan zij toe behooren. Als solisten verdienen eene bijzondere melding de jonge jufvrouwen Van Nuffelen en Louise Haegens. Dienzelfden avond had eene tweede uitvoering plaats in de Mertensvereeniging.
- Van onzen verdienstelijken toondichter G. Mordach werd op Zondag, 4 Februari, in de St-Joriskerk te Antwerpen, eene groote Mis voor vier mannenstemmen uitgevoerd, onder de bekwame leiding van den bestuurder Jos. Moreels. Dat deze kerkmuziek met diep godsdienstig gevoel geschreven is, lijdt geen twijfel. Indrukwekkend zijn de smeekende tonen van het Kyrie Eleison, welke met zachte stem aanvangen, om zich daarna met kracht te verheffen. Jammer dat de kerkregel niet veroorloofde, als tegenstelling den Gloria uittevoeren. De Credo is juist opgevat, het begin daarvan is statig en krachtig; het Incarnaties est verdient ook eene bijzondere vermelding en meesterlijk zijn de fugas bij het slot. Verder zijn de Sanctus en het Agnus Dei zeer schoon van opvatting: het eerste is met geestdrift, het tweede vol uitdrukking geschreven.
De heeren zangliefhebbers, die zich met de vertolking van het werk des heeren Mordach hadden gelast, halen eer van hun werk, vooral de tenor Colin die de solopartijen voordroeg. De geheele uitvoering was uitstekend.
O....
| |
Beeldende kunsten. - Prijskampen.
- Het Stadsbestuur van Antwerpen heeft eenen wedstrijd uitgeschreven voor het plan van een nieuw te bouwen Museüm van Beeldende Kunsten. Alleen Belgische bouwkundigen mogen daaraan deelnemen. Voor het projekt, dat het best aan het voorgestelde doel beantwoordt, wordteene premie van 10,000 franken uitgeloofd. Aan den bekroonden architekt zal overigens de hoogere leiding der bouwwerken worden opgedragen. Een tweede prijs van 5000 fr. en een derde van 2000 tr. zullen insgelijks kunnen worden toegekend. De onkosten om dat plan uit te voeren, mogen de som van twee miljoen niet overschrijden. De mededingers zullen in hun plan eene bijzondere zaal voorbehouden om er de groote muurschilderijen van De Keyser, die de trapzaal van het tegenwoordig Museüm versieren, over te brengen. - Het Museüm zal worden opgericht in het nieuw Zuidkwartier der stad.
| |
| |
- Het Bestuur van het Journal des Deaux-Arts (Redakteur M.Ad. Siret, van St-Nicolaas) heeft voor 1877 den volgenden wedstrijd voor Sterkwatergravuur uitgeschreven: I. Geschiedenis. Prijs van 400 fr. voor de beste ets, voorstellend een onuitgegeven onderwerp ofwel de copie van eene oude of nieuwe Vlaamsche schilderij. Een 2de prijs van 200 fr. aan dezelfde voorwaarden. - II. Genre. Een éenige prijs van 300 fr. - III. Landschappen, Stilleven, Dierenschildering. Een eerste prijs van 200, en een tweede van 100 fr. - Die koperplaten mogen niet meer dan 260 millimeters hoog en 190 millim. breed zijn. De artisten, die reeds in de vorige wedstrijden werden bekroond, mogen in dezen enkel meêdingen op voorwaarde dat zij geenen prijs van gelijken rang behalen als die welken zij vroeger behaalden. De bekroonde gravuren zullen het eigendom van het Journal des Beaux-Arts blijven, dat er 25 exempl. van aan de auteurs geeft. De niet bekroonde koperplaten worden teruggegeven.
- De in Nederland zoo gunstig bekende bouwkundige Cuypers, van Roermond, is van staatswege gelast met het oprichten van een nieuw museüm te Amsterdam. De schoone tafereelen van het Trippenhuis zullen derhalve nu eene waardige plaatsing bekomen. Wij vernemen tevens met belangstelling dat dit nieuw museum niet enkel eene loutere schilderijenverzameling zijn zal, maar dat het nationaal gevoel, in kunst en kunstnijverheid, de inrichters ten zeerste bezielt. Zelfs eene school van echt nederlandsche kunst zal daaraan worden toegevoegd.
- Het Kunstverbond (Cercle artistique) van Antwerpen, houdt zich met het plan bezig om dit jaar het 25e verjaarfeest van zijn bestaan te vieren. Waarschijnlijk zal dit Jubelfeest met de Rubensfeesten samenvallen.
- De commissie voor het monument van den volksdichter Destanberg heeft nu bepaald het projekt van den Gentschen beeldhouwer Is. De Brucq aangenomen, De inhuldiging zal waarschijnlijk den eersten Zondag der maand Mei plaats hebben.
| |
| |
- Overvloed van stof laat ons niet toe eene uitvoerige bespreking te wijden aan de Tentoonstelling in onzen Cercle Artistique. Een andermaal hopen wij daarbij wat meer in 't bijzonder stil te kunnen blijven. Noemen wij ter loops, voor zooveel ons geheugen ons getrouw bleef, die artisten welke, naar ons inzien, het meest tot den bijval dezer belangwekkende expositie hebben bijgedragen. In de eerste plaats de heer Meyers. Zijn landschap is breed geschilderd en verraadt eene zeer juiste opvatting van de natuur. Verder; David Col en Gap, onze twee gekende humoristen; Heyermans, met zijne goed geslaagde typen uit het Vlaamsche boerenleven; Mevr. Ronner, die met evenveel succès hare typen in het kattenleven zoekt; Em. Claus, een jong artist, die, evenals de beeldhouwer Joris, maar te willen heelt om flink vooruit te komen, enz. De gekende landschapschilder Van Luppen scheen ons ditmaal niet bijzonder gelukkig, en evenmin de schimpende toespeling, die deze artist goedgevonden heeft, in de behandeling van zijn onderwerp, tegen de Fédération Artistique te richten, denkelijk uit wraak over eene ongunstige beoordeeling. Zoo iets achten wij zeer ongepast, om niets méér te zeggen. Trouwens, ofschoon wij het, op 't gebied dor taal- en kunstprinciepen in vele punten niet eens zijn met de richting der Fédération, toch stemmen wij gereedelijk het protest van onzen confrater bij, tegen de handelwijze des heeren Van Luppen.
| |
Necrologie.
Adolf Dillens, beroemd kunstschilder (56 jaren), overleden te Brussel op 1 Januari jl. - Het afsterven van dien uitstekenden artist is voor onze Nationale Schilderkunst een onherstelbaar verlies, en niet minder voor de Vlaamsche Beweging, die in hem een overtuigden voorstander bezat. Bij een hooggeschat talent als teekenaar en colorist, bezat Dillens in hooge mate de gave van opmerking. Zijne typische tafereeltjes uit het Zeeuwsche volksleven hebben vooral bijgedragen om zijn naam wereldberoemd te maken. De heer Dillens maakte deel van het Vlaamsch Kunstgenootschap te
| |
| |
Brussel. De zoo goedhartige als begaafde man zal lang en innig betreurd worden.
- J.A. Ankersmit wz., letterkundige (50 jaren) overleden te Deventer. - Dramatische literatuur en declamatorische voordracht waren zijne beide lievelingsvakken; ook heeft hij zich in beide zeer verdienstelijk gemaakt. Zijn naar Benedix bewerkt handboek voor Esthetische Voordracht wordt zeer geroemd. Als vervolg op dit werk, hield hij zich onledig met het samenstellen van een handboek voor Esthetisch Gebarenspel. Het Nederlandsch repertorium bezit van hem verscheidene tooneelwerken, o.a. Alva, Vader en Zoon (naar Laube), Graaf Struensée (id.), Piétra (naar Mosenthal), Pauline, Valeria, Ashaverus (naar Dr Klingeman), Willem Willemsz., enz.
- P. De Vigne Quyo, verdienstvolle beeldhouwer, professor aan de Academie en de Nijverheidschool te Gent, aldaar overleden. - Het verlies dat het vaderland in den heer De Vigne ondergaat is dat van een rijkbegaafd kunstenaar en een man die zich met voorbeeldigen ijver op zijn leeraarsambt toelegde. Als artist heeft hij door een aantal zeer merkwaardige gewrochten - o.a. het standbeeld van Artevelde op de Vrijdagmarkt te Gent, - zijnen naam vereeuwigd, en ook als professor de heste herrînneringen nagelaten. Zijn stoffelijk overblijfsel berust op het St-Amandskerkhof, alwaar, hopen wij, hem een gedenkteeken zal worden opgericht.
|
|